De suikerbietenoogst en het transport
9
of Italiaans raaigras in te zaaien, kan de oppervlakte graszaad in het bouwplan
gehandhaafd blijven.
Groeistoffen mogen alleen gespoten worden als de grasplantjes minstens 4aS
{blaadjes hebben, DNOC kan praktisch in elk groeistadium toegepast worden,
2,4-D amine niet later dan 1 oktober.
Pleeg echter over deze bijzonderheden eerst overleg met de kontrak terende
firma.
GRASLAND
GRONDMONSTERS
Tot half september staat de mogelijkheid nog open om grasland in te zaaien.
Ais het aanwezige grasland minder produktief is geworden, overweeg dan eens
om wisselbouw toe te passen. Ook op struktuurgevoelige gronden is dit een aan
trekkelijke methode om de organische stofvoorziening te vergroten. Bij dit systeem
kan de oppervlakte suikerbieten uitgebreidi worden en heeft men op de nieuwe
graslandpercelen dikwijls zeer hoge opbrengsten. Wil het nieuwe grasland zich
goed ontwikkelen, dan moet naast een stikstofgift ook een fosfaatbemesting toe
gediend worden. Op het andere grasland kan men tot half september nog stikstof
strooien. Op het grasland kan men verder in september vaak met zeer goed resul
taat distels en boterbloemen met MCPA en paardebloemen met 2,4-D bestrijden.
Als de weersomstandigheden maar iets slechter worden, is het gewenst om de
jonge kalveren maar zo vlug mogelijk binnen te brengen. Haast altijd gaat het
langer of te lang buiten blijven van deze jonge dieren ten koste van hun gezond
heid
De aardappelen dienen tijdens de oogst op beschadiging gecontroleerd te worden.
Door een juiste afstelling is het mogelijk om de schade tot een minimum t®
beperken.
Nu verschillende gewassen het veld geruimd hebben, wordt het tijdi om grond
monsters te laten nemen, zowel voor bemestings- als aaKjesonderzoek, met het
oog op het bouwplan van de volgende jaren. Uitslagen en adviezen, op tijd in uw
bezit, kunnen van nut zijn voor het definitief vaststellen van uw bouw- en be
mestingsplan.
GRONDBEWERKING
Normaliter is de maand september nog zeer geschikt om stoppelbewerkingen
uit te voeren. Op percelen waar geen groenbemestingsgewas is ingezaaid kan met
een goede stoppelbewerking veel onkruid worden opgeruimd. Wel of niet stop
pelen? Het antwoord hierop is sterk afhankelijk van de volgende omstandigheden:
1beschikbare tijd;
2. zwaarte van de grond;
3. onkruidbezetting (wortelonkruiden);
4. tijd van het jaar;
5. beschikbare werktuigen.
Een goede stoppelbewerking is zo ondiep mogelijk en zo intensief mogelijk,
doch hoe lichter de grond hoe grover deze moet blijven liggen. Verder heeft het
stoppelen alleen zin onder droge omstandigheden, anders kan de struktuur door
bet bewerken verslechteren.
De gele roest in tarwe noodzaakt tot intensieve bewerking van de tarwestoppel
op percelen zonder groenbemesting, na de kieming van de tarwekorrels. <?pslag
moet vernietigd worden daar de eerste besmetting van overgebleven opslag komt.
De kans op besmetting in het volgende jaar wordt dan kleiner.
Denk er aan om direkt na de oogst van aardappelen het land met een kuki-
vator te bewerken, anders kan de grond bij veel regen verslempen tot een pap-
Jaag
Als nog een stakrvestgift toegepast wordt, moet men trachten deze zo spoedig
mogelijk onder te ploegen om stikstofverliezen te beperken. Aanwending van
schuimaarde vereist een goede menging door de bovengrond.
Wil men van schuimaarde resultaat hebben dan moet men het fijn verdeeld
onder droge omstandigheden inwerken. Dit laatste geldt ook t.a.v. andere kalk-
meststoffen.
De struktuur wordt door een goede kalktoestand gunstig beïnvloed. Kleinhoef-
bladbestrijding in de stoppel met 2,4-D amine kan de bezetting met dit onkruid
aanzienlijk reduceren. Het beste tijdstip voor deze najaarstoepassing valt samen
met het moment waarop klein hoefblad zich heeft verjongd door vorming van
nieuw blad en deze blaadjes een doorsnee hebben van manstens 6 cm. Liefst in
een periode met groeizaam weer en dan tegen 5 liter per ha 6 weken na toepas
sing is tarwe zaaien mogelijk. Kweek kan bestreden worden met TCA, dalapon
en AAmitrol TC of Weedazol TL. Op bewerkte grond zonder of met weinig nieuwe
uitloop van de kweek is TCA het meest geschikt. Waar wel nieuwe of oudere
kweek uitloop aanwezig is, zijn dalapon of de amitrol-produkten op hun plaats.
De laatste zijn wat duurder, maar werken ook tegen klein hoefblad. Onder droge
weersomstandigheden valt de werking van alle middelen tegen. Op met deze mid
delen behandelde percelen dit najaar geen tarwe meer inzaaien.
Op de zwaardere grond zal deze maand wel een begin gemaakt worden met het
op wintervoor ploegen. Niet wintervaste vlinderbloemige groenbemesters behoe
ven niet geheel te worden ondergeploegd. Bovenliggende delen verteren we', in
tegenstelling met grasgroenbemesters. Hier moet alles goed bedekt worden met
grond anders loopt men de kans op spuitkosten in het voorjaar om het onvoldoen
de ondergeploegde gras dood te krijgen.
(Vervolg
Ameting laad
Hoogte borden
Afronding bó
Totaal in
Laadver
vloer
incl. op-zetstuk
ven de rand
houd
mogen
cm
ken
1 x br
cm
m3
m3
kg
360 x 180
50
4.0
2800
klem
80
0.75
5.9
4130
idem
100
7.2
5040
400 x 200
50
5.0
3500
idem
80
1.0
7.4
5180
idem
100
8.0
5600
460 x 210
50
6.0
4200
idem
80
1.25
8.8
6160
idem
100
10.7
7490
500 x 220
50
7.0
4900
idem
80
1.50
10.3
7210
idem
100
12.5
8750
Produktiviieit personeel
HET is bepaald interessant om na te gaan hoe groot de prestatie is van
het personeel dat bij voornoemde oogstmethoden is betrokken. De vol
gende tabel geeft hierin, op basis de voorgaande berekening nadere gegevens.
Iedere methode is daarbij berekend met een bepaalde transportorganisatie.
Deze organisatie maakt ook een bepaalde maximale transportafstand mogelijk.
Per seizoen
Kap. in
Aantal
Aantal
Transport
Produktie
Oogstmethode
ha
man
perso
afstand
per man in
dagen
nen
in m
are/dag
1-rijig met wagen
18
54
3
1800
33
3~riji,g met kl. bak
18
36
2
1800
50
1-rijig met gr. bak
27
36
2
800
75
2-rijig met wagen
36
54
3
500
66
6-rijig zelf rijdend
45
68
6
900
42
6-rijig getrokken
81
126
7
900
64
Hieruit blijkt dat de meeste transportafstanden verschillend zijn al naar
methode van werken. Men kan stellen dat de produkties per man tot een
afstand van 500 meter, zijn zoals daarin vermeld. Dan maakt men wel een
zelfde vergelijkingsbasis doch het betekent tegelijkertijd dat voor de meest»
systemen wachttijden voor het transportpersoneel worden ingekalkuleerd.
Daarom is het beter om de produktie per man te vergelijken op basis van de
grootste afstand die een oogstmethode mogelijk maakt (in dit geval 1800
meter). Vooral bij grote kapaciteiten van rooimachines en laders is het dan
tevens de moeite waard om het effekt van grotere wagens hierbij te betrek
ken. De tabel die hieronder is opgenomen geeft hierover nadere bijzonder
heden.
Produktie per man in are per dag bij transportafstand van 1800 meter en
verschillende grootte van de wagens.
Oogstmethode
Aantal en grootte van de wagens
Aantal
4 ton
Aantal
6 ton
Aantal
8 ton
1-rijig met wagen
2
33
idem met kl. bak
2
50
idem met gr. bak
3
50
2
75
2
75
2-rijig met wagen
3
50
2
66
6-rijig zelf rijdend
5—6
36—31 i)
4
42
3
50
6-rijig getrokken
5—6
56—501)
4
64
3
75
voor 1400 m: 36 are en 5 wagens; 2000 m: 31 are en 6 wagens
-voor 1400 m: 56 are en 5 wagens; 2000 m: 50 are en 6 wagens
Het blijkt dat bij een transportafstand tot 1800 meter en met gebruik van
4-tons wagens de produktivitedt per man varieert van 33 tot ruim 50 are per
dag. Opvallend is de ongeveer gelijke prestatie van een viertal oogstmetho
den. Grotere wagens hebben een zeer duidelijk effekt op de prestatie r- udad
het aantal transporteenheden afneemt. Bij een eenrijige wagenrooier er. en-
rijige met kleine verzamelbak bieden grotere wagens dan 4 ton alleer. er-
spektief als een grotere transportafstand (dan 18G6 m) moet worden over»
brugd. Bij de andere oogstsystemen is echter een duidelijke produktiviteit®»
stijging waar te nemen.