De maand september
op het
Zeeuws landbouwbedrijf
8
Door het slechte weer gedurende de eerste drie weken
van augustus zal de oogst van de peulvruchten en de gra
nen iets later klaar komen dan normaal het geval is. Vooral
op de zwaar gelegerde percelen met graan en erwten die
in het zwad lagen heeft de kwaliteit veel geleden. Boven
dien betekent het meerdere kosten van drogen.
Na de regen bleek weer duidelijk het grote nut van een
goede drainage. Op de goed ontwaterde percelen is, in het
algemeen, de schade het geringst en de grond het eerst
weer te berijden en te bewerken. Laten wij hopen dat wij
voor de oogst voorlopig goed weer houden. Bovendien is
gunstig weer gewenst voor alle grondbewerkingen, zoals
stoppelploegen en het op zaai- en wintervoorploegen. Deze
grondbewerkingen vormen mede de basis voor de oogst
van het volgende jaar.
DE AARDAPPELEN
ln de maand augustus zijn reeds veel aardappelen doodgespoten, deels met het
oog op een vlot verloog van de werkzaamheden, dieels met het oog op de phytoph-
thora. T a v. de aardappelziekte kan gezegd worden dat deze ziekte haast overal
voorkomt, maar niet in erge mate. Van het optreden van „haarden" kan nog niet
gesproken worden.
Door de grote hoeveelheden neerslag is er op de slecht ontwaterde percelen
naast kans op phytophthora ook kans op natrot. Ook kan het hierom gewenst zijn
om de aardappelen tijdig dood te spuiten. Aanwijzigingen om daarmee te beginnen
zijn het slap worden van bladen en stengels. Het langer wachten met het dood
spuiten van de aardappelen heeft dan geen zin meer omdat ze toch niet meer
groeien. In het algemeen is het gewenst dat de aardappelen tussen het doodspuiten
en het rooien voldoende tijd krijgen om af te harden en het vervellen bij het rooien
te voorkomen.
Als er doorwas voorkomt is het gewenst om binnen 10 dagen na het dood
spuiten te rooien. Daardoor kan men het doorgroeien van de nieuwe knollen ten
kos-te van de oude knollen beperken. Onder droge omstandigheden rooien is niet
alleen gunstig, maar ook een vereiste. Vaak is het 'aantal rooibare dagen beperkt,
zodat het noodzakelijk is, dat al het bij deze oogst benodigde materiaal „klaar"
staat om een zo hoog mogelijke kapaciteit van man en machine te verkrijgen. Bij
goede afstelling en deskundige bediening kan goed werk geleverd worden.
De snelheid van de ketting, de slag van de kloppers en de rijsnelheid van de
machine moeten zodanig op elkaar ingesteld zijn dat de laatste grond pas op het
hoogste punt door de ketting valt.
Om voldoende (beschermende) grond op de zeef ketting te houden, zal men:
bij goed zeefbare grond de omtreksnelheid van de kettingen aan de lage kant
en/of de rijsnelheid aan de hoge kant moeten houden;
b. bij slecht zeefbare grond de omtreksnelheid van de ketting hoger en/of de rij*
snelheid lager nemen.
Behalve de eerste zeefkettingen (achter de schaar) moeten de andere zeef- en
transportkettingen bekleed zijn met rubber of kunststof. De draaisnelheid van
laatstgenoemde onderdelen dient, om beschadiging te voorkomen, niet hoger te
zijn dan noodzakelijk is voor de afvoer van de aardappelen.
Regelmatig dienen de aardappelen tijdens het rooien en verdere transport te
worden gekontroleerd op beschadigingen. Ook al is het nog zo druk moet daar
de hand aan gehouden worden. Zodra er ergens beschadiging optreedt dient de
oorzaak opgespoord en verholpen te worden.
Als de aardappelen nat in de opslagplaats komen, moet men met ventileren de
aardappelen drogen. Dit is ook gewenst als er zieke of rotte knollen in de partij
aanwezig zijn. Partijen met veel rot dienen afzonderlijk opgeslagen te worden.
Teveel ventileren geeft vochtverlies. Aardappelen die voldoende afgerijpt en
afgehard zijn, kunnen bij het inbrengen gepoederd worden, anders kan men beter
enige tijd wachten met het toedienen van kiem remmingsmiddelen. Dit laatste
heeft dan met behulp van een ventilator minder risiko m.b.t. huidbeschadigingen.
SUIKERBIETEN
H,efc ziet er naar uit dat de bietencampagne dit jaar in de 4e week van septem
ber een aanvang neemt. De bietenoogst vereist bij machinaal rooien een goede
afstelling van de kopapparaten en de rooischaren. Het is van veel belang dat de
rooiverliezen zo klein mogelijk blijven. Bij bietenopslag moet men zorgen dat de
hopen niet te hoog worden om te voorkomen dat de bieten beginnen te broeien.
Hoewel het ruiteren van erwten op een aantal bedrijven slecht in het arfoeids-
scbema past blijkt de methode oogstzeker. Klein hoefblad laat zich het best
bestrijden in de stoppel en dan als jonge goed ontwikkelde bladeren aanwezig zijn»
J H ZWART, R. L. V. D., Goes.
UIEN
Er zijn dit jaar weinig goede percelen uien. Het is van belang dit produkt dus
danig te oogsten dat de beschadigingen minimaal zijn. Het machinaal rooien geeft
bij een juiste afstelling der machine en een beperkte rijsnelheid niet meer verlie
zen dan bij het rooien in handwerk. Rooi niet onder te natte omstandigheden,
want dan (evenals wanneer er veel onkruid aanwezig is) valt de kwaliteit van het
werk tegen. Om het drogen van de uien in het zwad te bevorderen, kunnen deze
enige malen worden omgewerkt. Dit kan in handwerk, maar ook met het bandje
van de uienrooier of aardappelvoorraadrooier. Het oprapen kan zonder beschadi
gingen goed gebeuren met aardappelzakkenrooier of wagenrooier mits de val
hoogte zo gering mogelijk wordt gehouden.
Door het drogen in een bewaarplaats tegen koprot kan de kwaliteit langer be
houden blijven. Afhankelijk van de hoedanigheid van de partij moet het drogen
7io dagen na het rooien plaatsvinden. De halzen van de uien sluiten zich dan
snel, waardoor het binnendringen van de koprotschimmel grotendeels wordt voor
komen. Een nevenvoordeel is dat de kleur van de uien goed blijft. De drooglucht
moet konstant 30° C zijn, maar niet langer dan 3 dagen om het kaal worden van
de uien te voorkomen. Bij een temperatuur van 25° C in de bovenlaag kan er met
het verwarmen gestopt worden. Daarna kan voor gelijke temperatuur in de hele
partij intern geventileerd worden. Hierna wordt dan weer met buitenlucht ge
ventileerd.
GRASZAAD
Na ruiming van de dekvrucht zal op de meeste nieuwe graszaad percelen de
stikstofbemesting wel zijn toegediend. Snelgroeiende grassoorten ondier graan
ondervinden vaak minder moeilijkheden dan de langzaamgroeiende grassen. Na
«ie oogst van graan of vlas moet een hoge stikstofgift gegeven worden en wel tot
500 kg kalksalpeter Het tijdig stikstof strooien is één van de grondslagen van
de graszaadteelt. De 2e jaarspercelen dienen eind september gemaaid te worden.
Alleen veldbeemd en de snelgroeiende weidegrassen half oktober. Na het maaien
dient het afgemaaide materiaal afgevoerd te worden, waarna een stikstofgift van
30—60 kg zuivere stikstof afhankelijk van de grassoort moet worden gegeven.
Na erwten is 400 kg kalksalpeter wel voldoende.
Van de dekvrucht of door de late oogst van de dekvrucht kunnen diverse gras*
zaadpercelen verloren zijn gegaan. Door in het begin van deze maand bijv. Engels-
Stort om broei te voorkomen de Weten niet te hoog.