Landbouw geen zorgenkind - Wèl overleg nodig
Andere
Franse lijn
s
Deze week.
ETN toch dreigt deze landbouw weer het zorgen-
kind van onze economie te worden. Diepe
Ampels tooien de voorhoofden van de ministers
ven landbouw van de zes E. E. G.-landen en van
dr. Mansholt. Als zij omkijken zien zij de ministers
van financiën, die hun achter de broek zitten. He-
een, het gaat teveel geld kosten, dat door jullie
m mooi uitgedachte landbouwbeleid, schijnen deze
ïe zeggen, waarbij de Duitser en de Italiaan voor
op lopen. Zij moeten immers flink bijdragen in de
verliezen die er worden geleden op de overschot
ten Franse tarwe, op het teveel aan suiker, waar
aan ook Fransen, maar ook Duitsers, Belgen en
Nederlanders schuldig zijn en op de Fr-anse, Neder
landse en nu ook al Westduitse boterberg, die
steeds maar groeit!
J—IET lijkt ons juist en zinvol, dat de regeringen
der zes landen in de herfst het gehele land
bouwbeleid van de E. E. G. onder de loupe gaan
nemen. Want in wezen is deze bedrijfstak niet on
gezond. Zeker niet in een land als Nederland. Ook
niet in België, in de goede delen van Frankrijk,
Duitsland en Italië. Vele bedrijven in Noord-Frank-
«Sjk bijvoorbeeld doen niets onder voor de onze.
De voorzitter van de Duitse Boerenbond Rehwin-
kel zegt zelf, dat in Nieder-Sachsen of Sleeswijk-
Holstein de landbouw volop met de Nederlandse
kan concurreren.
(Vervolg van pagina 1.)
Waar het straks bij de besprekingen in Brussel
om zal moeten gaan is het wegwerken van de
achterstanden in de achtergebleven gebieden van
de E. E. G. Achterstand in structuur en welvaart,
maar ook in andere mogelijkheden, kortom in regio
nale ontwikkeling.
Het is onzes inziens naast een landbouwstruc-
tuurvraagstuk een groot sociaal probleem en zal
dan ook zodanig moeten worden aangepakt. Voorts
dient men in Brussel te zoeken naar de oplossing
van het vraagstuk hoe de produktie aan de vraag
aan te passen, hoe nieuwe markten voor de over
schotten te vinden en hoe overschotten dienstbaar
te maken aan de voedselhulp naar onderontwikkel
de gebieden.
Hierbij zal men het inkomen van de boerenstand
niet dienen te verminderen, want het zou niet al
leen het paard achter de wagen spannen zijn maar
bovendien hoogst onbillijk. Reeds heeft de land
bouwondernemer het met zijn inkomen moeilijk,
juist omdat vrije produkten als de overige akker-
bouwprodukten wel zeer speculatief geworden zijn
en dit ook al het geval is voor de pluimveehouderij
en de varkensmesterij.
XA/AAR in Brussel nu ook eens iets aan gedaan
vv zal moeten worden is het gelijktrekken van
de concurrentieverhoudingen. Daarbij denken wij
in tegenstelling misschien met verschillende col
lega's in de eerste plaats aan de sociale en fiscale
verhoudingen. Welk een grote verschillen hier be
staan moge uit twee voorbeelden blijken.
De Franse regering, die zeer bevreesd is voor
nieuwe golven van onrust, maar die ook met grote
economische en financiële moeilijkheden te kam
pen heeft, heeft ondanks de beschikbare gelden
voor de landbouw in haar begroting voor 1969 aan
zienlijk verhoogd.
In 10 jaar, van 1959, is de steun aan de landbouw
in Frankrijk vervijfvoudigd en wel van 3,5 miljard
naar 17 miljard francs. Daarvan zal de steun voor
de sociale maatregelen voor de agrariërs 5,8 mil
jard opslikken in 1969. De boeren zullen hierdoor
slechts 19% van de kosten van hun sociale voor
zieningen betalen. Op het fiscale vlak blijkt uit een
duidelijke grafische tekening in de Nieuwe Rotter
damse Courant van 23 augustus, dat in Nederland
de direkte betasting op de middeninkomens van
bijvoorbeeld 10.000 tot 80.000 gulden per jaar verre
weg het hoogste is. Juist hierin vallen vele kleine
zelfstandigen, waaronder goedgevoerde landbouw
bedrijven. De fiscale druk is hier meer dan twee
maal zo hoog als in Frankrijk en V/2 maal hoger
dan in Duitsland en België. En dan spreken wij
nog niet over de speciale landbouwregelingen!
Het zal ons benieuwen wat er straks in Brussel
zal worden besproken. In ieder geval zullen de
landbouworganisaties der zes landen hun wensen
tijdig kenbaar moeten maken!
K. N. L. c
NIEUWE MINISTER,
NIEUWE LANDBOUWPOLITIEK
De nieuwe Franse minister van landbouw, Bou
tin, heeft in een rede verklaard een nieuwe rich-
Sing in te willen slaan met de Franse landbouw
politiek. De tegenwoordige toestand noemde hij
onhoudbaar. De overheidssteun voor de landbouw
was in de Franse begroting 1969 al tot 5 miljard
opgelopen. In de praktijk leidde dit subsidiestelsel
échter tot overproduktie. Van vorige Franse land
bouwministers kon vaak worden gehoord, dat zij
tn hun beleid op uitbreiding van de Franse land-
bouwproduktie uit waren gezien ook de mogelijk
heden van de E.E.G. Maar nu vraagt minister Bou
tin te erkennen, dat de Europese werkelijkheid op
'landbouwgebied aan het veranderen is. Men is in
middels in een periode van overproduktie terecht
gekomen. Alle producenten moeten zich daarom
bewust worden van de steeds grotere moeilijk
heden bij de export.
De overproduktie is het resultaat van het krach
tige streven naar vergroting van de produktiviteit
üi de landbouw. En daar heeft dan de nu in wer
king' getreden E.E.G.-prijspolitiek ook nog eens
extra toe bijgedragen. Het valt nauwelijks te ver
wachten, zei de Franse minister, dat de Europese
landbouwprijzen in de komende jaren nog' verder
zullen stijgen. Het zou al mooi zijn, als die prijzen
op hun huidige peil zouden kunnen blijven!
IN WELKE RICHTING
De nieuwe richting in de Franse landbouwpoli
tiek bedoelt die landbouwbedrijven te steunen, die
de markteconomie en de internationale concurren
tie aan kunnen. Wat er dan met de andere boeren
zou moeten gebeuren komt nog niet duidelijk uit
de verf. Waar o.a. cultuurtechnisch werk tot ver
betering zou kunnen leiden, zou de betrokkenen
een minimum inkomen worden gegarandeerd. De
boeren worden in staat gesteld om voor zich een
of andere oplossing te zoeken. Al in 1969 zouden
de eerste wettelijke en financiële maatregelen
worden getroffen.
Op het eerste gezicht heeft deze aanpak wel wat
weg van de inhoud van het landbouwprogramma
dat de Duitse minister van landbouw onlangs pu
bliceerde. Ook hier grote voorzichtigheid met de
prijzen en met het subsidiëren van economisch
niet verantwoord geachte bedrijven. Maar het
Duitse programma stelt veel duidelijker, dat het
structurele probleem (te veel mensen in de land
bouw) opgelost moet worden in het geheel van de
economie, vooral yia regionale ontwikkeling.
LIEVER VIA BRUSSEL
Enig wantrouwen ten aanzien van de Franse
bedoelingen is niet verwonderlijk. Er bestaat im
mers ook nog altijd een belofte van de Franse
regering om de Franse landbouw schadeloos te
yAGEN wij dat in „deze week" in het land-
bouwblad van vorige week, twee toch wel
storende fouten stonden. In de eerste kolom stond
het woord VEEverzekeringsbedrijfin de tweede
kolom het woord VEEv er zeker ingsmaatschappij. In
beide woorden moest het verzekeringsbedrijf en
verzekeringsmaatschappij zijn. Vee moest er dus
niet staan. Het was er teveel.
Nu kan men zeggen dat het er niet zoveel toe
doet, want dat ieder dit uit de samenhang van
het artikeltje wel heeft begrepen en dat er toch
in deze tijd wel belangrijker dingen aan de orde
zijn dan een fout in een artikeltje in ons landbouw
blad, dat maar door een beperkt aantal mensen
wordt gelezen, terwijl verder niemand van de mis
stelling schade ondervindt. Op eigen terrein den
ken wij daarbij dan o.a. aan de gevolgen van het
regenweer en aan de lage prijzen van diverse pro
dukten die tot gevolg hebben dat vele boeren en
tuinders in 1968 geen of een laag inkomen zullen
hebben. Uiteraard is dit zo, maar het is geen vrij
brief voor het maken van fouten, al zijn het ook
kleine.
Wel is een dergelijk op zichzelf onbelangrijk ge
beuren aanleiding om ons weer eens af te vragen
of wij ons in ons land niet dikwijls bezighouden
met in wezen onbelangrijke zaken.
yIJN wij, Nederlanders niet te perfection^-
tisch? Als wij de vorige minister van finan
ciën mogen geloven, dan zit dat er wel in. In 1962
heeft hij n.l. over het ontwerp van wet Inkomstenr-
belasting geschreven, dat een van de factoren,
waardoor deze zo ingewikkeld werd, de neiging
tot perfectionisme was, die ons Nederlanders eigen
is. Met nog andere factoren, zoals de ingewikkeld
heid van onze maatschappij, leidde dit ertoedat
het naar zijn mening voor de belastingbetalers
moeilijk zou zijn om hun recht te kennen.
Dat is uiteraard een ernstige zaak. Zijn recht
niet te kunnen kennen betekent, te zijn overge
leverd aan de weinigen die in staat zijn de getrof
fen regelingen te doorgronden. Het betekent ook,
dat een dergelijke wetgeving onuitvoerbaar wordt,
waardoor een ongelijke behandeling van de belas
tingplichtigen gaat plaats vinden. Dit is een proces
dat zich in stilte voltrekt, maar daarom wel werke
lijk plaats vindt: professor Brüll, een hoogleraar
in het belastingsrecht, stelde vorig jaar, op m.i.
goede gronden, dat de inkomstenbelasting zichzelf
onmogelijk heeft gemaakt. Het systeem dat hij er
voor in de plaats wilde stellen liep echter ook niet
over van eenvoud.
f^AAT het met de nieuwe omzetbelastingwet
beter bekend als de B. T. W. dezelfde kant
op als met de inkomstenbelasting?
Tj. S. Visser, een in fiscale kringen bekend en
bovendien een geestig schrijver, heeft deze belas
ting genoemd een Belasting met Teveel Werk. Hoe
veel werk en hoeveel puzzels deze nieuwe B. T. W.
zal meebrengen valt op dit ogenblik nog niet hele
maal te overzien. Er moeten daarvoor nog teveel
uitvoeringsvoorschriften komen.
Wij hopen U wel te informeren hoe één en ander
loopt, als U het dan soms te ingewikkeld vindt,
wilt U dan bedenken dat wij niet die wet gemaakt
hebben.
Gelukkig niet, zullen wij maar zeggen'.
PAAUWE.
stellen voor de gevolgen van de speciale maatrege
len na de onlusten van mei en juni jl. Er is een
hele lijst van allerlei steun aan de Franse boeren
om de kostenstijging op te vangen. Hierop staan
steunmaatregelen via belasting- en sociale poli
tiek, die verenigbaar zijn met het E.E.G.-verdrag
Maar ook in dit opzicht wonderlijke zaken als
steun van de markt voor pluimveehouderij-pro
dukten en een eventuele toeslag per koe voor klei
ne boeren. Hoe dit alles past bij de nieuwe rich
ting is nog niet duidelijk.
Wel is duidelijk, dachten wij, dat het gewenst
is nationale structuurpolitiek ter oplossing van het
landbouwoverschottenprobleem, zoals deze nieuwe
Franse politiek, op te vangen in een Brussels raam
Straks moet de E.E.G.-Ministerraad toch praten
over het gehele landbouwprobleem. Laat men dan
streven naar E.E.G.-regelingen voor ai dit soort
steun voor aanpassing en omschakeling van land
bouw en landbouwers. Met daarbij spelregels voor
de subsidiëring van verantwoorde bedrijven, Wat.
'hebben wij aan een voorzichtig E.E.G.-prijsbeleid
met beperkte gemeenschappelijke (financiële) ver
antwoordelijkheid, waarnaast iedere partner een
eigen min of meer nieuw structuurbeleid kan voe
ren
Str.
AKKERBOUWBELEID EN VRAGEN
IN de afgelopen maanden is het beleid voor de
zuivel en het rundvlees een van de be
langrijkste onderwerpen geweest waarmede het
Landbouwschap zich in het raam van de ontwik
keling van de E.E.G. heeft bezig gehouden. Maar
ook voor de akkerbouw is het Brusselse beleid een
knelpunt. Zowel de hoofdafdeling Akkerbouw als
de commissie voor Binnenlandse aangelegenheden
beraden zich thans over deze vraagstukken.; Zij
stuiten daarbij op een aantal punten die o.a. ver
band houden met het prijsbeleid. Sinds 1963 is bij
voorbeeld de prijs in tarwe niet verhoogd, terwijl
de autonome stijging van de kosten is doorgegaan.
Bij een voorstel tot verhoging van de prijzen
moet er rekening mee gehouden worden dat
de rentabiliteit van het bedrijf daardoor welis
waar verhoogd zou worden, maar dat er ook kans
bestaat dat bij verhoogde prijzen de produktie toe
neemt.
Bij de gesprekken over de verhoging van de
rentabiliteit van het akkerbouwbedrijf wordt ook
steeds het structuurbeleid in het geding gebracht
Dit structuurbeleid is inderdaad van uitermate
groot belang, maar het biedt geen oplossing op
korte termijn, terwijl toch iedereen ervan over
tuigd is dat de rentabiliteit van het akkerbouwbe
drijf op korte termijn moet worden verhoogd.
Ten aanzien van de voorstellen over de prijzen
moet de hoofdafdeling niet alleen rekening hou
den met de ontwikkeling van de kosten en met de
inkomenspositie van het akkerbouwbedrijf, maar
ook met de positie van de verschillende produkten
op de markt. Zo is er in de E.E.G. een overschot
aan zachte tarwe, terwijl er voor de voedergranen
altijd nog een flinke import behoefte is. De pro
duktie is wel verhoogd, maar het verbruik is ster
ker toegenomen dan de,produktie. Dergelijke ver
schillen hebben hun invloed op de prijsvoorstel
len, terwijl eveneens van groot belang is welke
produkten onder een garantieregeling vallen.
Dit zijn zo enkele van de vele problemen die
om beleidsbeslissingen vragen! Het zijn geen ge
makkelijk op te lossen vraagstukken maar voor
de boer zijn de te nemen beslissingen van bijzon
der groot belang l