De maand augustus op het
Zeeuwse Landbouwbedrijf
5
JONG GRASZAAD
UIEN
AARDAPPELEN
SUIKERBIETEN
STRO-OOGST
Het stro moet voldoende droog zijn als het geperst wordt. Zwaar handwerk
tijdens de stro-oogst kan worden voorkomen door gebruik te maken van
mechanische hulpmiddelen. Daarvoor kunnen pakkenwagens en -sleden, klem-
en klauwvorken in aanmerking komen. Naast enige arbeidsbesparing is daar
mee een belangrijke werkverlichting te bereiken. De arbeidsbehoefte per
systeem zal doorslaggevend zijn in verband met de toekomstige ontwikkeling.
Met het oog daarop verdienen de éénmanswerkmethoden de voorkeur.
In verband met de lage prijs vraagt het hakselen van het stro de aandacht.
Strohakselen kan geschieden tegelijk met het maaidorsen (aanbouwhakselaar)
of vanuit het zwad met een speciale strohakselaar.
Indien het stro voldoende verkleind wordt en later de grondbewerking zo
danig is, dat het stro goed in en door de grond vermengd wordt, kan het een
welkome aanvulling voor de organische stofvoorziening zijn. Ook als een
groenbemester aanwezig is, moet het stro goed verdeeld worden. In een vlin
derbloemige groenbemester behoeft geen N bijgegeven te worden, in Italiaans
raaigras is een royale N-gift wel noodzakelijk.
ERWTEN
Werd voorheen nogal eens vrij vroeg begonnen met het maaien van de erw
ten, bij de methodes om uit het zwad of direkt van stam te maaidorsen kan dit
niet. Bij deze methodes dient veel langer gewacht te worden. Steeds dient over
een voldoende droogkapaciteit beschikt te kunnen worden. Het drogen dient
in een rustig tempo te geschieden. Bij te snel drogen kunnen vooral bij zaai-
erwten moeilijkheden ontstaan doordat de kiemkracht vermindert.
Voorkom rasvermengingen bij zaaigranen en zomergerst,
maak vooraf maaidorsers en graanwagens goed schoon.
Wordt het stro versnipperd, verdeel het dan goed.
Bij een goede groenbemester is langer maaien van de
graanstoppel niet bezwaarlijk.
Erwten moeten langzaam gedroogd worden.
Jong graszaad, evenals Italiaans raaigras als groenbe
mester dienen zo snel als mogelijk is een N-bemesting
te ontvangen.
Inzaai voor half augustus van wikken en Alexandrijnse
klaver is gewenst.
Het is noodzakelijk om regelmatig door te blijven gaan
met de phytophthorabestrijding.
Tracht bij het gebruik van Na-arseniet voor het dood
spuiten van de aardappelen de hoeveelheid Na-arseniet
zo laag mogelijk te houden.
Verwijder thans de zaadbieten, dit voorkomt moeilijk
heden bij het machinaal rooien!
Maak aardappelrooier en koel- en bewaarplaats in orde
voor de aardappeloogst.
Bestrijd de kweek vooral langs de slootkanten, doch
verspreid ze niet met eg of kultivator.
(Vervolg van pag. 3)
Aan het einde van de groei van de aardappelen mag de aandacht voor de
phytophthorabestrijding niet verslappen. De bestrijding dient regelmatig vol
gehouden te worden. Neem ook geen te ruime periode tussen de laatste ziekte
bestrijding en het doodspuiten. Er wordt dan een onverantwoord risiko ge
nomen.
Er dient doodgespoten te worden als bij ±20 van de planten 5 tot 10
zieke blaadjes voorkomen.
Bij het doodspuiten van het aardappelloof kan een keuze gemaakt worden
tussen natriumarseniet, DNOC in olie, mengsels van deze, dinoseb in olie en
Reglone. Natriumarseniet is wei het goedkoopst. In verband met het over
blijven van het arsenicum in de grond verdient het aanbeveling om hier zo
weinig mogelijk gebruik van te maken en zeker niet als er tarwe gezaaid zal
worden.
Verder is het noodzakelijk om de aardappelrooier en de aardappelbewaar
plaatsen tijdig genoeg voor de oogst in gereedheid te brengen.
Vooral zaalerwten moeten na het uit het zwad dorsen of het van stam maai
dorsen langzaam gedroogd worden. Bij te snel drogen gaat de kiemkacht
te veel achteruit.
Bij de suikerbietenteelt kan gewezen worden op het nut dat voort kan
vloeien uit het verwijderen van de zaadstengels. Harde zaadbieten kunnen nu
reeds uitgetrokken worden, de overige nog weke zaadstengels kunnen zodanig
ingekort worden, dat ze bij machinaal rooien geen problemen meer behoeven
te geven.
Het aantal leveringsplaatsen neemt ieder jaar nog af. Vele bedrijven dienen
de bieten zelf tijdelijk op te slaan. Zorg voor een goede bietenstortplaats. Beton,
betonplaten of klinkers zijn hiervoor geschikt. Verharde stortplaatsen verge
makkelijken zowel het aan- als het afvoeren van de bieten.
De bestrijding van de valse meeldauw dient door te gaan tot 4 weken voor
het optrekken van de uien. De laatste bespuiting mag dan ook op zijn laatst in
de eerste dagen van augustus plaatsvinden. Indien men op de uien een spruit-
remmingsmiddel op basis van maleïnehydrazide tegen 2,5 kg aktieve stof per ha
wil toepassen, dient dit te geschieden op nog groen loof als het gewas begint
te strijken. Voor een goede werking van het middel is het noodzakelijk dat
24 uur na de bespuiting geen regen valt. Gebruikt dit middel alleen op een
gezond gewas.
Voor een goede ontwikkeling van het jonge graszaad is het gewenst om de
N zo spoedig mogelijk te geven. Doe het desnoods tussen de erwtenruiters of
de vlasschelven door. Dit is altijd rendabel ondanks dat later op de plekken van
de ruiters of schelven nog N bij gestrooid moet worden.
De hoeveelheid N is afhankelijk van de dekvrucht, het tijdstip van vrijkomen
en de stand van het graszaad. Voor veldbeemd en roodzwenkgras kan ze mede
daardoor variëren van 300 tot 600 kg kalksalpeter per ha. Wanneer veel vlak
groeiende onkruiden zoals muur, zwaluwtong en varkensgras voorkomen, zal
een DNOC bespuiting noodzakelijk zijn. Veelal zal later nog een bestrijding
met groeistoffen tegen andere onkruiden moeten volgen. Pleeg over de juiste
hoeveelheid N, de keuze en het tijdstip van de chemische onkruidbestrijding
overleg met de kontrakterende firma.
GROENBEMESTERS
GRASLAND
Het Italiaans raaigras dient zo snel als mogelijk is 200 a 300 kg kas of 300 k
450 kg ks te ontvangen. De N is voor een goede groei noodzakelijk. Op percelen
waar klein hoefblad voorkomt is het gewenst om nog 20 a 30 kg zuivere N meer
te strooien, in september of oktober kan dan middels een bespuiting met 5 liter
2,4 -D amine per ha dit lastige onkruid bestreden worden. Indien men van het
Italiaanse raaigras één snede wil oogsten voor verse voedering of om in te
kuilen, dient de N-gift nog verder opgevoerd te worden.
Stöor
Nog steeds is het gewenst om het N strooien op het grasland vol te blijven
houden. Strooien tot begin september is steeds rendabel gebleken.
Behandel een strook van enkele meters langs de slootkant alleen in de lengte
richting. Dit voorkomt verslepen van kweek- en kleinhoefbladwortels.
(Zie verder pag. 14)