met drie inlagen en 1 cm hoge meenemers zou de
kooiroidiameter minstens 325 mm moeten zijn. Voor
transportbanden met hogere meenemers moet ook
de diameter van de kooirollen groter zijn; 45 cm is
beter dan 35 cm.
Vooral met een iets vochtige band en onder aan
drijving is er vaak sprake van veel slip waardoor
de afvoer sterk vermindert. Uit de praktijk is be
kend dat de band onder deze omstandigheden spoe
dig geheel kan stil vallen; met alle bezwaren daar
aan verbonden.
Het is dan ook veel beter om de bovenste rol aan
te drijven. Het trekkende, belaste bandgedeelte ligt
dan boven. Recent onderzoek door de heer ir. J.
Terpstra van het I.L.R. te Wageningen bevestigt de
praktijkervaringen dat een goede transporteur met
bovenaandrijving en rollenondersteuning niet stil
zal vallen als gevolg van (te) zware belasting. In
alle gevallen zal men de band op de goede spanning
moeten houden.
De aanwezige spaninrichting wordt vaak te wei
nig benut.
Om te ver doorhangen van het teruggaande deel
van de transportband te voorkomen, alsmede voor
een rustige loop van het geheel, worden aan de
onderzijde veelal geleiderollen toegepast.
De aandrijving geschiedt meestal door een opge
bouwde motor. Voor vrijwel alle omstandigheden
verdient een elektromotor de voorkeur. Bij gemis
aan elektriciteit, of bij gebruik op plaatsen waar het
niet kan worden aangevoerd, brengt een benzine
motor de oplossing. Soms worden ook hydromoto-
ren toegepast.
Sommige merken hebben op eenzelfde transpor
teur meer aandrijfmogelijkheden ingebouwd. Naast
een opgebouwde elektro- of benzinemotor is soms
een aftakasaansluiting aanwezig. Vooral in kombi-
natie met een elektromotor is dit erg praktisch om
dat men dan op afgelegen plaatsen de trekker tijde
lijk kan benutten voor aandrijving. Zowel met een
benzinemotor als met aftakasaandrijving is snel
heidsvariatie op eenvoudige wijze te verkrijgen
door wisseling van toerental.
Met een elektromotor is meestal geen variatie in
bandsnelheid mogelijk; soms geven extra snaar
schijven of kettingwielen wel deze mogelijkheid.
Ook worden twee-toeren-motoren toegepast. Ver
der worden elektromotoren toegepast die voorzien
zijn van een omkeerschakeling. Met behulp van een
schakelaar kan dan de draairichting van de band
eenvoudig worden veranderd. In sommige gevallen
wordt de motor tevens benut voor de hoogteverstel
ling van de band.
Afhankelijk van grootte, breedte en belasting van
de band worden elektromotoren van 0.5 a 5 pK ge
bruikt; benzinemotoren voor dit doel hebbeh meest
al een iets groter vermogen.
Voor universele transporteurs bedraagt de om-
treksnelheid van de band veelal circa 30 a 50 m
per minuut. Voor stukgoederen is een snelheid van
30 m per minuut maximaal; voor losgestorte hak-
vruchten is dit meestal circa 40 m per minuut ter
wijl diverse produkten zoals los hooi, groenvoer,
graan e.d. een hogere snelheid toelaten.
5. Aanbouwdelen en hulpstukken
Vele transporteurs kunnen door middel van aan
bouwdelen geschikt worden gemaakt voor speciale
doeleinden. De meest bekende hiervan zijn:
inwerpbakken - stortbakken;
zeefinrichtingen (vast, schuddend, draaiend);
verlengbanden;
verwisselbare meenemers.
De stortbakken of inwerpbakken komen in diver
se uitvoeringen voor. Zij dienen om het lossen van
de produkten te vergemakkelijken en om produk
ten goed op de transporteur te brengen.
Zeefinrichtingen hebben als belangrijkste taak
orn grond uit het produkt te verwijderen. Tevens
dienen ze voor geleiding van produkten naar de
transportband.
Deze hulpmiddelen zullen derhalve vooral voor
hakvruchten worden gebruikt. Vaste en schudden
de zeefroosters zijn enigszins hellend geplaatst om
de aanvoer naar de band beter te laten verlopen.
Schudroosters worden in beweging gebracht door
krukassen of nokken.
Het effekt van vaste roosters is vaak zeer gering;
van schuddende roosters beter. De beste reiniging
wordt bereikt met zeefkettingen en draaiende rol
len. Deze werken intensiever en dragen in hoge
mate bij tot een vlotte afvoer van de reiniger resp.
aanvoer naar de transporteur. Om deze redenen
verdienen zeefkettingen vooral aanbeveling als de
produken (aardappelen, bieten) in losgestorte vorm
en snel moeten worden verwerkt. Voor aardappe
len zijn beklede spijlen gewenst.
Verlengbanden worden vooral voor aardappelen
gebruikt. Deze bandjes, met een lengte van 2 a 3
meter, zijn licht gekonstrueerd, worden aan de
bovenzijde aangebracht en van daaruit aangedre
ven. Hierdoor ontstaat in feite een grotere over
steek zodat het talud van de gestorte aardappelen
beter kan worden overbrugd. Voor hetzelfde doel
wordt ook wel een uitloopgoot aangebracht. Aan
sommige transporteurs kunnen automatisch zwen
kende verlengbanden worden geleverd.
Met verwisselbare meenemers kan een transpor
teur beter geschikt worden gemaakt voor een be
paald doel. Door montage van b.v. meenemervor-
ken, worden losse veldgewassen beter meegeno
men en kunnen ook hoger worden opgevoerd.
b. SPECIALE TRANSPORTEURS
De speciaal transporteurs zijn bestemd voor het
transport en de verwerking van bepaalde produk
ten. De konstrukties worden daarbij zoveel moge
lijk aangepast bij de eisen die het te verwerken
produkt stelt. Veelal betekent dit dat de speciale
transporteurs bijzonder voor dat doel geschikt zijn.
Soms leidt dit tot goedkopere konstrukties; andere
zyn daarentegen relatief duur. Voorbeelden van
deze transporteurs zijn die voor:
a. hooi (soms ingebouwd in de schuur);
b. pakken (soms ook voor laden van hooi- en stro
pakken)
c. aardappelen (ook boxenvullers en zeefkettin
gen).
a. Hooitransporteurs
Hooitransporteurs worden in ons land overwegend
gebruikt op de weidebedrijven om het hooi in de
tas te brengen. Vaak zijn ze dan ingebouwd, hetgeen
betekent dat ze op een vaste plaats staan opgesteld.
Een vrij steil oplopende transporteur brengt het
hooi naar boven terwijl een of meer geleidegoten
het hooi in de gewenste vakken brengt. Dit dwars-
transport met behulp van glijgoten is slechts over
een beperkte afstand mogelijk omdat de helling
voldoende groot moet zijn. Deze helling leidt spoe
dig tot een aanmerkelijk hoogteverlies. Daarom
wordt in lange schuren wel een tweede, horizon
tale, transporteur ingebouwd.
Bij deze transporteurs worden als transportorga
nen wel touwsnaren toegepast, waartussen balkjes
met meenemers zijn aangebracht. De aandrijving
geschiedt bij deze typen bovenaan omdat anders de
slip te groot zou worden. Door de sterke rek en
krimp die, als gevolg van weersomstandigheden, in
het touw kan optreden, wordt dit type transporteur
alleen toegepast in schuren.
Andere hooitransporteurs behoren tot de ver
plaatsbare typen. Een vrij smalle band of riem met
meenemer vorken verzorgt dan het dikwijls steile
transport. De zijkanten, ter weerszijden van de
band, zijn van hout of metaal en dikwijls gootvor-
mig uitgevoerd. Deze typen zijn ook voor andere
produkten (gras, groenvoer, erwten enz.) goed
bruikbaar.
Om het opbergen te vergemakkelijken is een en
kel type inschuifbaar gemaakt.
b. Pakkentransporteurs
Voor het transport van pakken hooi en stro wor
den zowel speciale als andere typen transporteurs
gebruikt. Ook hierbij komen verplaatsbare en in
gebouwde installaties voor.
Een andere groep speciale pakkentransporteurs
treffen we aan bij de hooi- en stropakkenladers.
c. Aardappeltransporteurs
Een belangrijk deel van de geteelde konsumptie-
en pootaardappelen wordt in gebouwen opgeslagen.
Voor het vullen van deze bewaarplaatsen zijn daar
toe geschikte transporteurs vrijwel onmisbaar. Om
dat de verschillen tussen de betreffende gebouwen
groot zijn, zal ook het benodigde transportmateriaal
vaak verschillend zijn. De toegankelijkheid van de
gebouwen is daarbij een belangrijk gegeven. Voor
deze aardappelen kunnen de volgende typen trans
porteurs worden gebruikt:
transporteurs met rubberband (meestal univer
seel type);
transporteurs met verlengband;
speciale transporteurs zoals boxenvullers;
zeefkettingtransporteurs.
Op vele akkerbouw- en gemengde bedrijven
wordt de keuze van een transporteur in belangrijke
mate bepaald door het produkt aardappelen. Als een
transporteur geschikt is voor het verwerken van
aardappelen dan zal dat globaal genomen ook
het geval zijn voor andere losgestorte produkten
(bieten, graan enz.). Voorts kunnen dezelfde trans
porteurs voor andere doeleinden worden gebruikt
(pakken, zakken enz.). Dit betekent dat we bij voor
keur een transporteur kiezen uit de z.g. universele
typen, die weliswaar vooral voor aardappelen ge
schikt moeten zijn.
In het voorgaande werd reeds gewezen op een
aantal belangrijke punten, zoals bandbreedte, kapa-
citeit en bovenaandrijving. Voor aardappelen is
vooral ook het profiel (vorm en hoogte van de mee
nemers) van veel betekenis. Hiervoor werd door
het I.L.R. te Wageningen in samenwerking met
Vredestein te Loosduinen een nieuw profiel ont
wikkeld. Deze scooptopband (high-scoop) heeft een
gewijzigd V-strip profiel. De meenemers daarvan
zijn 35 mm hoog. Dit profiel is 50 cm breed. De band
kan zowel vlak als trogvormig worden gebruikt.
Deze band bleek bij meergenoemd onderzoek een
grote verwerkingskapaciteit te hebben. Met een
bandsnelheid van 50 m per minuut en een opvoer-
hoek van 20° bedroeg de kapaciteit 2.000 kg per
minuut; bij 30° was dat 1500 kg per minuut. Hier
mee is het kapaciteitsprobleem van aardappeltrans
porteurs grotendeels opgelost. Intussen ie gebleken
dat vrijwel alle bekende fabrikanten d*ze band op
hun transporteur kunnen leveren.
Een aardappelhoop met een hoogte van circa
meter heeft een talud van 5 a 6 meter.
De transporteur die het produkt op deze hoop
brengt zal daarom een oversteek moeten hebben
van minstens 5 meter (horizontaal gemeten voor
de wielen). Dit betekent een vrij lange, transpor
teur. Het grote voordeel van ruim gebouwde be
waarplaatsen is vooral dat men veel gemakkelijker
kan werken, maar ook dat men meestal minder
transportmateriaal nodig heeft. Onder gunstige
omstandigheden kunnen aardappelen met behulp
van één transporteur op de gewenste plaats worden
gebracht. Naast voldoende oversteek is dan het ge
makkelijk (zijwaarts) verplaatsen van veel beteke
nis. Daarom zijn in dat geval zwenkwielen zeer
doelmatig. Gekombineerd met zwenkwielen kun
nen sommige transporteurs mechanisch zwenkend
worden uitgevoerd. Bij deze laatste uitvoering is de
tijd voor verplaatsen tot een minimum terugge
bracht.
VERLENGBANDEN
Om het talud van de gestorte aardappelhoop te
overbruggen, kunnen aan transporteurs verleng
banden worden gemonteerd.
Meestal zal dit worden toegepast aan transpor
teurs die korter zijn dan ongeveer acht meter. Zon
der verlengband heeft men een gemakkelijk han
teerbare transporteur; met verlengband het voor
deel van een grotere oversteek. Ook hierbij zijn
zwenkwielen gewenst. Verlengbanden kunnen ook
mechanisch zwenkend worden uitgevoerd. De extra
voordelen daarvan zijn: minder verplaatsen van de
transporteur en minder last van stortkegels. Deze
zullen moeten opwegen tegen de hogere kosten.
BOXENVULLERS
Boxenvullers zijn speciaal gemaarkt voor het vul
len van bewaarplaatsen. Samen met een transpor
teur wordt dan vrijwel iedere ruimte toegankelijk
voor de opslag van aardappelen. Zij kunnen zowel
vast als verplaatsbaar zijn; zowel met als zonder
wielen. Verplaatsbare boxenvullers zijn de laatste
tijd het meest favoriet. Zy bestaan in principe uit
een horizontale transportband die in een opstaand
raamwerk is bevestigd. Het raamwerk is veelal op
een zwaar onderstel gebouwd voorzien van wie
len waarvan een of meer zwenkwielen zijn. Ken
merkend voor een boxenvuller is de grote over
steek voor de wielen. De totale lengte varieert van
6 tot 8 meter. Door de eenzijdige, relatief grote
oversteek (ca. 5.50 m) kan het talud bij 3.50 m
storthoogte goed worden overbrugd, De bandlengte
en/of oversteek is meestal variabel; voorts is de
hoogte instelbaar, terwijl de band tevens (wel of
niet mechanisch) zwenkbaar is.
Door de kombinatie van al deze mogelijkheden
zijn technisch bijzondere werktuigen ontstaan die
in de praktijk met veel sukses worden gebruikt.
Daar staat tegenover dat speciaal konstrukties met
veel mogelijkheden niet goedkoop zijn.
REINIGINGSMECHANISME
In een transportsysteem voor aardappelen is een
reinigingsmechanisme vrijwel steeds onmisbaar.
Losse grond, kluitjes en kriel kunnen daarmee uit
het produkt worden verwijderd. Voor dit doel zijn
vooral zeefkettingen uitstekend geschikt. De in
tensiteit van deze reiniging wordt vooral bepaald
door de:
onderlinge spijlenafstand;
schudintensiteit;
dikte van de laag aardappelen;
transportafstand over de zeefketting;
aard van het produkt («jroog of nat, lichte of
zware grond).
Het uitzevend effekt is maximaal bij grote spij
lenafstand, intensief schudden, een dunne laag
aardappelen, grote transportafstand, een redelijk
droog produkt en goed zeefbare grond.
Een belangrijke voorwaarde waaraan deze zeef
kettingen moeten voldoen is een bekleding van me
talen spijlen met rubber of kunststof. Ook komen
zeefkettingen met kunststofspijlen voor. De ge
wenste gelijkmatige stroom aardappelen, nodig
voor een goede reiniging, wijst globaal de plaats
van de zeefketting aan. Dit is na de dosering van
het produkt. De meest gewenste plaats van een
zeefketting is ongetwijfeld op een hoogte, zodanig
dat er een wagen onder kan staan. Dat is de meest
goedkope en gemakkelijke methode om de grond-
afvoer te verzorgen. In principe maakt het niet zo
veel verschil of de zeefketting aan de bovenkant
van de transporteur of in het eerste deel van een
boxenvuller aangebracht is. Als echter met één
transporteur wordt gewerkt (zonder boxenvuller),
waarop rechtstreeks (met een loswagen) of via
een stortbak wordt gelost, zal de reiniging op een
lager niveau moeten geschieden. De grondafvoer
is ook dan te mechaniseren, doch zal meer kosten
met zich meebrengen.
M