Is de Lely-frees bij de graslandverbetering een wonderapparaat? De nieuwe omzetbelasting Bestrijdt de wilde haver nu 9 W. WILLEMSEN Hij kslandbouwconsulentschap voor Weide- en Voederbouw De grasland verbetering is de laatste jaren opnieuw in de belangstellinggekomen. Het is voor een be langrijk deel het gevolg van de volgende factoren: De toenemende veebezetting per ha grasland. Dé sterke daling van de oppervlakte voederge wassen. De opkonjgt van een nieuw type frees, dé Lely- frees. Nieuw type frees Het principe van het nieuwe type frees, is dat de rotoras tegengesteld draait aan de rijrichting. Boven de rotor bevindt zich een rooster. De stukgeslagen zode wordt door het rooster tegengehouden en valt naar beneden. De losse grond (kruimellaag) gaat door het rooster en valt op de stukgeslagen zode. Op deze wijze wordt in één bewerking een goed maaibed verkregen. Dit is een groot voordeel ten opzichte van andere methoden van graslandverbete ring. Voorwaarden voor goed werk Voor hte verkrijgen van goed werk moet bij het gebruik van de Lely-frees toch wel aan bepaalde voorwaarden worden voldaan nl. De te gebruiken trekker moet een aftakasvermo- gen hebben van minstens 60 pk. In sommige om standigheden, b.v. zware grond, is zelfs een trek ker nodig met een aftakasvermogen van 80 pk. De trekker moet voorzien zijn van voldoende lage versnellingen, nl. van 0,9 tot 2 km per uur. Het perceel moet goed kaal zijn. De frees moet iets in verstek achter de trekker gehangen worden, zodat er geen baantjes ontstaan die niet of onvoldoende zijn bewerkt. Er moet voldoende diep worden gefreesd, zodat op de stukgeslagen zode een kruimellaag komt van 10 a 12 cm. Beste tijdstip van frezen Het beste Jijdstip voor graslandverbetering Is juli- augustus tot half september. In deze periode is het produktieverlies van het grasland in het desbetref fende jaar kleiner dan bij het uitvoeren van de graslandverbetering in het voorjaar. Bovendien zijn de weersomstandigheden in de nazomer over het algemeen gunstiger voor een goede aanslag van het gras- en klaverblad dan in het voorjaar. Welke percelen niét frezen Dat een perceel grasland slecht is, kan één of meer oorzaken hebben, nl.: een slechte waterbeheer sing, een onvoldoende bemestingstoestand, een slor dige verzorging, een ondoelmatig gebruik enz. Vaak is het een combinatie van factoren. Indien de oor zaak van de slechte toestand niet wordt weggeno men heeft het geen zin het grasland te gaan ver beteren door herinzaai. Op percelen die zwaar bezet zijn met kweek, zuring, distels, paardebloemen e.d., zullen deze on kruiden vóór of na het frezen, in elk geval vóór de herinzaai, eerst bestreden moeten worden. De be strijding van zuring, distels, paardebloemen e.d. kan plaatshebben met groeistoffen. Kweek kan bestreden worden volgens de methode: drie maal frezen met tussenpozen van twee a drie weken of door het in zaaien van Italiaans raaigras. Het Italiaans raaigras moet dan één seizoen intensief gemaaid worden. Rietzwenkgras en bent Aan de hand van de proeven die er zijn, lijkt het erop dat ook rietzwenkgras en bent met de Lely- frees bestreden kunnen worden. Men moet dan min stens 15 k 20 cm diep frezen, zodat er een vrij dikk* kruimellaag over de oude zode komt. Om deze be werking goed uit te voeren, zal een trekker met een aftakasvermogen van 80 pk nodig zijn. Vanzelfspre kend moeten hierbij de omstandigheden die voor goed grasland nodig zijn, ook worden aangepast. De beschikbare gegevens aangaande deze bestrijdings wijze van rietzwenkgras en bent zijn echter nog gering. Grond te los Een bezwaar dat zich bij het gebruik van de Lely- frees voordoet, is dat de grond ook na rollen zeer los achterblijft. Hierdoor is de aanslag van he* gras- en klaverzaad vaak slecht. Sommige loonwer kers gebruiken daarom een cambridgerol achter do frees. Zelfs indien dan met de Brillion-zaaimachine wordt gezaaid ligt de grond vaak nog te los. Het vastrijden met de trekker vóór of na he* zaaien wiel aan wiel is een goed middel om do grond voldoende vast te krijgen. Of deze methodo op alle grondsoorten en onder alle omstandigheden kan worden toegepast in verband met structuur- bederf, zal nog moeten blijken Voorwaarden voor een goed resultaat Zorg voor een gpede waterbeheersing. Zorg voor een goede bemestingstoestand. Gebruik niet te weinig Zaaizaad. Gebruik bij voorkeur geen dekvrucht. Druk vóór of na het zaaien de grond flink aan. Top het jonge gras even als het ongeveer één handbreed hoog is. Vooral als er wat onkruid staat is dit van groot belang. Beweid het perceel het eerste jaar zoveel moge lijk. Hierbij moet het stuktrappen van de jong# grasmat zoveel mogelijk worden voorkomen. Daar om niet beweiden, als het te nat is. Indien ge maaid moet worden voor wintervoer, maai dart in een jong groeistadium. Het nieuwe type frees is geen wonderapparaa* dat onder alle omstandigheden van slecht grasland goed grasland kan maken. Het is een prachtig hulp middel om in één bewerking de oude grasmat onder te brengen en een goed zaaibed te krijgen, maar hier houdt het dan ook mee op. Eind juni 1968 hebben regering en parlement de bijzondere prestatie verricht om een uiterst ingrij pend fiscaal wetsontwerp binnen een termijn van acht maanden behandeld te hebben. Honderden vel len druks en een drietal weken openbare behande ling in de Tweede Kamer vormden hiervan de be geleidende verschijnselen. Uiteindelijk mag de landbouw over haar positie in de eindtekst van de wet niet ontevreden zijn. In een bepaalde fase van het overleg tussen minister en Tweede Kamer was het gevaar groot, dat de uit zonderingspositie van de landbouw zou verdwijnen, als gevolg van de drang om de twee tarieven van 12 en 4% samen te smelten tot één tarief van 10 Administratief zou dit namelijk een bijzonder grote vereenvoudiging betekenen. Gelukkig is dit gevaar gekeerd en heeft de landbouw zijn bijzondere positie kunnen behouden, d.w.z. wel van de voor delen van het ontwerp profiteren, doch niet ver plicht zijn tot de hieruit voortvloeiende vrij zware administratieve beslommeringen. Aangezien enerzijds de Tweede Kamer van mening was dat de landbouw reeds bijzonder goed te paard zat en anderzijds de minister en staatssecretaris angstvallig waakten over de aantasting van het evenwicht waarvan werd uitgegaan bij de samen stelling van de lijst van de 4 °/o in het kader van de forfaitaire landbouwregeling, is er ten aanzien van de landbouw in dit wetsontwerp weinig veranderd. Gehandhaafd zijn de sierteeltprodukten in de 12% sektor; wel heeft de staatssecretaris desgevraagd uitdrukkelijk toegezegd dat hij in Brussel ter ge legenheid van de beraadslagingen in de Minister raad over de derde richtlijn, de belangen van de sierteelproducenten dan „welwillend zal bekijken". Het lijkt derhalve niet onwaarschijnlijk, dat per 1 januari 1970 de sierteeltprodukten onder het ver laagde tarief gebracht zullen worden. Curieus was de aandrang uit de Tweede Kamer om de honoraria van de dierenartsen in dezelfde fiscale positie te brengen als die van de artsen, te weten vrij te stellen van belasting. Dit werd hoofd zakelijk gemotiveerd uit hoofde van gezondheids overwegingen en uit sympathie voor de huisdieren. Dit betekent voor de landbouw een verlichting van circa 1 miljoen (veehouders en pluimveehouders). Hier staat echter tegenover dat een amendement is aangenomen, waardoor het aftrekpercentage van 4, toe te passen door de schakel welke volgt op de landbouwproducent, die gebruik maakt van de land- bouwregeling, verlaagd is tot 4/104 deel. Hiermee wil gezegd zijn dat de afnemer in het vervolg geen 4, doch 3,85 °/o mag aftrekken. Aangezien de voordruk van de landbouwer minder verlaagd wordt dan met 0,15 (de verlaging van de dierenarts, welke niet geldt voor de akkerbouw en tuinbouw), betekent dit dat het nadelige effect van de verlaagde aftrek mogelijkheid niet volledig wordt geneutraliseerd. Hierdoor ontstaat ruimte om bij voorbeeld de be drijf sverzorgingsdiensten in het Nul-tarief te doen onderbrengen via een uitvoeringsregeling. Het ziet er naar uit dat dit een reële mogelijkheid zal blijken te zijn. Op de laatstgehouden bespreking bü de minister van Landbouw is Ook nog gepleit voor het onder brengen van de loonwerkers in de 4% regeling. De Kamer bleek niet bereid om de kleine ondernemers- regeling van toepassing te doen zijn op landbou wers, die voor de normale toepassing van de wet gekozen (geopteerd) hebben. De staatssecretaris meende dat dan een te grote cumulatie van gunsten zou optreden. Volledig ingewilligd zijn de verlangens van het Landbouwschap betreffende de vrijstelling van re gistratierecht bij overdracht van landbouwbedrijven van vader aan zoon. Zonder dat de tekst gewijzigd behoefde te worden heeft de staatssecretaris een zeer ruime interpretatie aan dit artikel gegeven, waardoor de aanvankelijke bezwaren onzerzijds zijn ondervangen. Belangrijk is dat temporisering, dan wel tijdelijk buiten werking stellen van het aftrekmechanisme als conjunctuurinstrument op grond van krachtig verzet van de Kamer bij de Memorie van Antwoord uit dit onderwerp is geschrapt. Ook het Landbouw schap had hierop sterk aangedrongen. Een amendement om de temporisering te behou den verkreeg geen meerderheid. Dit betekent dat ook de investeringsaftrek niet uit onze belasting wetgeving zal worden verwijderd. Wel heeft de par lementaire behandeling enige wijziging gebracht in de geleidelijke afbouw van deze aftrek. Voor 1969 was aanvankelijk voorgesteld deze investeringsaf trek te verlagen tot 2 x 4%; besloten is voor dit jaar de aftrek te handhaven op 2 x 5%, voor 1970 zal de aftrek worden verlaagd tot 2 x 2K en voor 1971 zal deze tot nihil worden gereduceerd. Even eens is een wijziging gebracht in de geleidelijke toepassing van het aftrekmechanisme. Deze luidt thans als volgt: 1969 30%; 1970 60%; 1971 90% en 1972 100%. Voor zover men gebruik maakt van de landbouw regeling heeft men hier geen bemoeienis mee; voor zover men opteert voor de normale toepassing uiteraard wel. Aan de samenstelling van de vele uitvoerings voorschriften wordt thans hard gewerkt Bij de minister van Landbouw is erop aangedrongen dat het Landbouwschap hierbij tijdig en volledig wordt ingeschakeld. Van de zijde van de landbouwboek- houdbureaus is men reeds bezig met het nemen van steekproeven betreffende de wenselijkheid om al dan niet voor de normale toepassing van de wet te opteren. Inmiddels is reeds gebleken dat opteren op ruimere schaal voordeliger kan zijn dan aanvanke lijk werd aangenomen. Aan de voorlichting zal veel aandacht worden be steed. Gepoogd zal worden zodra mogelijk in samen werking met het ministerie van Landbouw een brochure samen te stellen, welke door het Land bouwschap op ruime schaal beschikbaar kan wor den gesteld. Zoals bekend zijn in die gebieden waar de verorde ning tot bestrijding van de wilde haver van kracht is, de landbouwers verplicht om de wilde haverplan ten die op het bedrijf voorkomen te verwijderen en te vernietigen (liefst verbranden) vóórdat deze plan ten het zaad hebben kunnen laten vallen. Aangezien dit onkruid over langere termijn kiemt is het gewenst om de percelen in de maanden juli en augustus enkele malen te controleren. Er kunnen zich zeer bijzondere gevallen voordoen, waarbij het aantal wilde haverplanten zo groot is, dat aan opschonen praktisch niet meer valt te den ken. Voor deze percelen kan ontheffing worden aan gevraagd bij de desbetreffende Gewestelijke Raad van het Landbouwschap. Indién ontheffing wordt ver leend zal daarbij de voorwaarde worden gesteld, dat op die percelen in het volgende voorjaar een doel matige bestrijding zal moeten worden toegepast.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1968 | | pagina 9