De wedstrijd in kennis van onkruidsoorten op de Z.L.M.-tentoonsteHing '68 De vlasoogst in Frankrijk 7 BESTRIJDING IS ALLEEN VERANTWOORD ALS MEN WEET WAT MEN BESTRIJDT Met de hierboven geplaatste zin als motto werd op de Z.L.M.-tentoonstelling een wedstrijd gehouden in het geven van de juiste (Nederlandse) naam aan een tiental in natura aanwezige onkruiden. Aan deze wedstrijd hebben velen met animo deelgenomen en de organisatoren hebben er zelf dan ook veel genoegen aan beleefd. Bezien per gebied was de uitslag als volgt: Aantal deelnemers met Gebied c c 4) C 4» S c <L> 73 +J f 3 3 3 3 3 o =2 O r-4 <M =2 co =2 ^«2 io =2 O H Schouwen-Duiveland 23 8 5 3 39 Tholen 3 2 3 5 13 Noord-Beveland 10 8 4 2 24 Walcheren 3 23 18 8 2 5 59 Zuid-Beveland 15 52 24 7 8 12 118 West Zeeuwsch-Vlaanderen 14 16 7 3 1 41 Oost Zeeuwsch-Vlaanderen 24 35 8 3 3 1 74 Overig Nederland 18 40 12 9 5 5 89 Buitenland 3 1 4 Totaal 80 202 88 44 24 23 461 Oost Zeeuwsch-Vlaanderen kwam hier wel zeer goed uit de bus. Ook wan neer wij bepaalde „samenwerkingsvormen", met name tussen echtparen even buiten beschouwing laten, blijkt wat de deelname en het aantal foutloos in geleverde formulieren betreft, dit gebied duidelijk aan de kop te staan. Terecht viel dan ook de eerste prijs (wel bij loting) in dit deel van Zeeland. Dat Zuid-Beveland wat het aantal fouten aangaat een wat minder florissant beeld vertoont, ïs gezien het groot percentage deelnemers uit de niet-agrarische sektor, niet te verwonderen. Wat „overig Nederland" betreft hebben enkele scholen groepsgewijs een goede beurt gemaakt. Dooreengenomen bleek het geheel toch niet al te moeilijk. Hoewel de moge lijkheid er uiteraard inzat is er, voor zover wij konden nagaan, weinig „ge raden". Trouwens bijna 20 deelnemers met tien goede antwoorden wijst in diezelfde richting. Hieraan kan worden toegevoegd dat niet minder dan 170 deelnemers alleen plant nummer één fout hadden. Maar een ganzevoet is nu eenmaal géén melde. Daar helpt het feit dat men in Zeeland de witte- en de stippelganzevoet alge meen meiën, zaedmeiën of maiën noemt, geen moedertje-lieve aan. Er is nu eenmaal een duidelijk verschil tussen melde (Latijnse naam: Atri- plex) en ganzevoeten (Latijnse naam: Chenopodium). Men maakt dan ook bij do streeknamen reeds verschil tussen deze twee groepen aan de hand van de groeiwijze. Echte melde (Artiplex) is dan de kruipende vorm zonder duide lijke hoofdstengel, hiertoe behoort de „zoute melde" die overigens officieel spiesbladmelde heet. De ganzevoeten (Chenopodium) daarentegen zou men kunnen aanduiden als opgaande „melde" met een zeer duidelijke hoofdstengel die tot meer dan een meter hoog kan worden en hier en daar dan ook terecht luistert naar de naam meibomen. Bij de oyerige planten waren de fouten veel minder aan één soort gebonden. Ereprijsf (streeknamen: vogeldarm, hoenderdarm) wordt ook wel blauwe muur genoemd, dat muur nogal e.ens voorkwam valt dus niet te verwonderen. Van wilde boekweit of boontjes bleek de Nederlandse naam zwaluwtong goed bekend, verwarring met klein hoefblad ligt ook bepaald niet voor de hand! Dat men kweek wilde haver noemt is gezien het duidelijke verschil in bloeiwijze, naar wij aannemen alleen te verklaren uit het feit dat men nog nooit wilde haver heeft gezien. Gefeliciteerd in dat geval. Bij de kamille kwamen nog de minste fouten voor. Akkermunt bleek minder gemakkelijk te onderscheiden van de paarse dovenetel dan wij wel gedacht hadden. Er zijn dan ook inderdaad gebieden in Zeeland waar de akkermunt (stinkerd) weinig of niet voorkomt. Bij plant nummer 10 bleek men zonder uitzondering toch wel door te hebben dat kruiskruid heel iets anders is dan witte ganzevoet, hoewel men bij plant 1 de ganzevoeten slecht wist thuis te brengen. Wel werd kruiskruid (sense juun, eksjuun, kruiswortel of sinkseblommen) vaak verward met kroontjeskruid, het lichtgroen gekleurde „zilver onder water" met zijn bittere-melkbevattende stengels waar het weer namen als wolfsmelk, duivelsmelk en wrattekruid aan te danken heeft. Al met al een leerzaam geheel, waaruit bleek dat men in Zeeland bij de onkruidbestrijding in ongeveer driekwart van de gevallen wéét wat men be strijdt. P. VERHAGE. Specialist* Planteziekten en Onkruidbestrijding bij de R.L.VD. te Axel en Goes. In de vroege ochtend van 2 juni vertrokken wij naar Frankrijk om poolshoogte te nemen van de stand van het vlas in dat land. Het was al vroeg broeierig heet en het open dak en ramen van de auto moesten er voor zorgen dat onder het rijden de tem peratuur dragelijk was. In Frankrijk aangekomen ver kenden wij het eerst de departementen Du Nord. Er staat opmerkelijk minder vlas dan in 1967. Het vlas was tengevolge van de juniregens flink gegroeid en de meeste gewassen vertoonden grote plekken waar het vlas zwaar gelegerd was en waarin nogal wat rot voor kwam. Het vlas was goed van lengte maar wel iets korter dan verleden jaar. Via Abbeville reden wij toen naar de Seine Mariti me. Voorbij Dieppe kwamen wij in de vlasstreek die tot de beste van West-Europa wordt gerekend. Er stond hier een goed vlasgewas dat evenals in de departementen Du Nord veel gelegerd was, zodat die hoge kwaliteit er hier af is. Ook hier mindec. vlas, maar niet zo opvallend als in Du Nocd. Wij logeerden in Veulettes sur Mer om 3 juni via de brug van Pankerville de departementen Eure en Calvados te gaan verkenne*. Ook in deze departe menten opvallend minder vlas. Het vlas was er li 2 palmen korter. Het stond er veel minder zwaar op dan verleden jaar, maar het was voor deze streken niet slecht van kwaliteit. Het zal een lager rendement geven dan vorig seizoen. In deze streken was men bezig met plukken. Resumerend komen wij tot de volgende conclusie: a. Een opmerkelijk kleinere uitzaai in Frankrijk; b. In de beste streken (Seine Maritime en Du Nord) veel gelegerd vlas en daardoor weinig vlas van topkwaliteit; c. In de Eure en de Calvados een goed, maar aanmer kelijk lichter vlasgewas dan vorig jaar en daardbor minder rendement. In deze departementen wordt bijna alles gedauw- root. Een zwaarder gewas, zelfs gelegerd zonder rot, zou een groter rendement gegeven hebben. De klei nere uitzaai en het geringere rendement zullen het evenwicht op de vlasmarkt herstellen. Dit kan de zo nodige prijsverhoging geven. Toch zal het goed zijn te waarschuwen voor een al te groot optimisme. Het gehele bedrijfsleven beweegt zich in een neergaande lijn en het is vooral de textielsector die hierbij het zwaarst getroffen is. Ons vlas is grondstof voor ande re bedrijven (spin- en weefnijverheid) en ook deze bedrijven hebben met moeilijkheden te kampen. Een algehele opleving in alle sectoren van het bedrijfs leven zal noodzakelijk zijn om het evenwicht volledig te herstellen. Ooft een verdere sanering in de vlassector zal noodzakelijk zijn. Zowel in Nederland, als in België, zitten we nog altijd met te veel vlasbedrijven, maar die er uit moeten gaan er met meer pijn uit dan dege nen die er jaren geleden mee ophielden. In tegen stelling met toen gaan er nu uit die meer geïnvesteerd hebben in machines en gebouwen, welke dan veel minder waard worden. Zijn deze mensen reeds op rijpere leeftijd gekomen dan is het voor hen moeilijk om nog in een andere branche opnieuw te beginnen. Oud-minister Deqoue van België deelde op een ver gadering mede dat in 1967 in Frankrijk de helft vp het vlas van West-Europa bewerkt was in 135 bedrij ven, maar België beschikte nog over 700 a 800 bedrij ven die met wat in Nederland nog over is van de vlasbewerking, de andere helft bewerken. Niettegen staande het zoveel geringer aantal bedrijven geeft Frankrijk steun aan vlasbedrijven die er mee willen stoppen en een 20-tal bedrijven heeft hieraan gevolg gegeven. Ik geloof dat dit ook in Nederland, maar vooral in België mogelijk moest zijn. Wanneer er te veel bedrijven blijven, blijft het aanbod van bewerkt vlas te groot en dan wordt er weer met verlies of zonder winst gewerkt. Ir. het tot stand brengen van een dergelijke regeling ligt m.i. een belangrijke taak voor het bedrijfschap voor vlas. R VAN ACKER.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1968 | | pagina 7