Openingsrede
VRIJDAG 21 JUNI 1968
56e Jaargang No. 29-C3
P P ff w Wm
Wm m. viïMk
Officieel orgaan van de Maatschappij tot bevordering van Land en Tuinbouw en Veeteelt ie Zeeland
der Algemeen voorzitter
der Zeeuwse Landbouw
Maatschappij
Ir, J. Prins
op de Buitengewone
Algemene vergadering
17 juni 1968 te Goes
OP den 9-den van de zomermaand 1846 werd tijdens
de traditionele maaltijd der Zeeuwse Landbouw
Maatschappij een uitgebreid gedicht van de hand van de
secretaris der Maatschappij voorgelezen. Het gedicht is
in bijna 125 jaar geen kunstwerk van betekenis geworden,
«raar vooral ook öe lengte verbiedt ons U het geheel
voor te lezen. 'Toch een enkele typerende regel nu;
En zouden wij de vette zoom
van Eendragt, Zwin en Scheldestroom
Vermengd met klei eh zanden
Met regt geschat op hooger prijs
Niet vormen tot een paradijs
Van beemden en waranden.
Wij. de Zeeuwse. Maatschappij anno 1968, z.eggen „Zie
Zeeland". Een motto evenzeer van onze tijd. als de dicht
regels dat waren voor de periode der eerste Z.L.M.-
jaren. Toen een verheven en misschien wat gezwollen
idealisme, nu een poging tot een nuchter constateren.
Maar laten we. zoals toch altijd door de jaren heen
een kenmerk der Maatschappij is geweest, het niet zoe
ken in de uitersten; ook niet daar waar het een typering
betreft. Waf ook in deze uitspraken weer bindt is dat het
in beide gaat om deze provincie; waar we werken, wonen
en leven, waar we deel van uitmaken en waaraan we mee
wiilen vormgeven.
In vroeger jaren waren o.a. de inpolderingen en het
daarna in cultuur brengen van het gewonnen land. werken
die aan Zeeland zichtbaar vormgaven. In de eeuw voor
afgaande aan de oprichting der Maatschappij bedroeg de
totale landwinst ongeveer 14.000 ha. Maar ook daarna
had Zeeland de huidige omvang nog niet gekregen, want
alleen al van 1846 op '47 kwam er 5000 ha bij. Het liep
toen evenwel met dit werk op een eind. Vele van de
laatste polders zijn calamiteus geworden en buitenge
woon kostbaar in onderhoud.
Bovendien was directe winst van deze inpolderingen
een uitzondering. De periode 1820 tot 1850 was immers
voor de landbouw niet te best. Uit het verslag van de
directie van de Wilhelminapolder van 1821, de Wilhel-
minapolder was toen een 12 jaar oude polder, blijkt bij
voorbeeld dat de goede oogst met verlies moest worden
verkocht.
Uit de kanttekening van de directeur komt naar voren
hoe men tegen het gevolg der inpolderingen, het grotere
aanbod van landbouwproducten aankeek. Hij schreef n.l.:
,,'t Gene onze voorspoed in de weg staat wordt echter
beschouwd als een zegen voor het algemeen." Maar hij
voegt er aan toe dat men niet hoefde te wanhopen; de
prijsdaling was iets toevalligs, de vruchtbaarheid van de
Zeeuwse grond en de ijver van het landvolk blijvend
Het landschap werd opgebouwd door de techniek van
toen en het gebruik was gebaseerd op de mogelijkheden
van die dagen en zeker niet oneconomisch voor de toen
geldende maatstaven.
De karrevelden en dijkputten werden gebruikt om het
vee te drenken. De binnendijken waren beplant met twee
of vier rijen iepen of essen. De gronden rond Goes en
Middelburg, tot in het voorjaar onder water, werden benut
als weiland, en de meidoornheggen langs kronkelende
wegen met abelen en iepen beplant waren functioneel.
Er is veel verdwenen van dat wat karakteristiek was,
zeker de laatste 30 jaar. Er vond vernietiging door geweld
Tijdens de Buitengewone Algemene Vergadering van de Zeeuwse Landbouw Maatschappij in de
Grote Kerk te Goes, ter gelegenheid van het 125-jarig bestaan, bood namens de Bond van Platte
landsvrouwen en de Plattelands Jongeren Gemeenschap Zeeland mevrouw E. de KoeyerDoeleman
de voorzitter der Z. L. M. het portret van H. M. de Koningin aan. In dank werd dit geschenk door ir. J.
Prins aanvaard. Het zal in het vernieuwde „Landbouwhuis" aan de Grote Markt een ereplaats krij
gen.
plaats. Maar ook nieuwe technieken en nieuwe econo
mische inzichten deden hun invloed gelden. In plaats van
terug te zien past, zo menen wij, de vraag of er een
nieuw gezicht voor teruggekomen is. Kunnen wij met trots
onze bezoekers de herverkavelde gebieden laten zien?
Past het in 1968 te zeggen „Zie Zeeland"?
rvEZE generatie Zeeuwen kan getuige zijn van een
U Zeelandbrug; van de groeiende dammen in het
kader van het Deltaplan en daarmede van een nieuw
tijdperk in de mogelijkheden en verhoudingen in ons ge
west.
Het is begrijpelijk dat ook in het verleden zoals nu ten
aanzien van de vaste oeververbinding over de Wester-
schelde de belangrijke slagader der samenleving het
verkeerswezen de aandacht vroeg.
Zo kwam in de periode van 1870 tot 1890 de ver
betering van het veer Wolfaartsdijk-Kortgene regelmatig
op de agenda's der Maatschappij voor En de, aldus de
schriftelijke overlevering, praatgrage-voorzitter Pické
spoorde in Zierikzee de boeren aan om aandelen te
nemen in de spoorboot die het anders niet zou kunnen
houden en waardoor het nut van de spoorweg voor
Schouwen zou vervallen.
Dezelfde voorzitter wijst er al in 1872 op dat de tijd
niet ver meer is dat er een brug over de Eendracht zal
komen, die Tholen meer voordeel zal brengen dan een
steiger die voor Stavenisse in discussie is. De blik was
evenwel ook verderweg gericht.
Zoals nu in de Groene Kustweg en de verbinding
Kopenhagén-Lissabon velen perspectief zien, zo was in
1868 de verwachting van Walcheren hoog gespannen
Immers men was door de spoorweg met het vasteland
verbonden, maar vooral de toekomstige stoomvaartver
bindingen van Vlissingen of Middelburg (dat was nog niet
zeker) met Londen, gaf Walcheren al de naam van Lon-
den's moestuin.
De toen gelanceerde gedachte om Vlissingen te ver
binden met Amerika word in de Zeeuwse Landbouw
Maatschappij zo warm toegejuicht dat men besloot deze
(Zie verder pat; l)