Mechanisatie
suikerbietenteelt
11
Evenals voorgaande jaren is in 1967 op ongeveer
dezelfde wijze het onderzoek betreffende de sterk
gemechaniseerde teeltwijzen bij suikerbieten voort
gezet. Een onderzoek dat in 1968 zal afgesloten
worden en dat tot doel heeft
ik Een vergelijking tussen hand dunnen, volledig
machinaal dunnen en zaaien op eindafr;tand,
■ft het tot een minimum trachten te beperken van
het handwerk bij de verzorging van het gewas.
Aan het verslag ontlenen wij dat wel enkele
van ondergeschikt belang zijnde wijzigingen aan
gebracht zijn in vergelijking met de in voorgaande
jaren genomen proeven. Zo is het object volvelds-
bespuiting en niet schoffelen komen te vervallen
evenals de zaaiafstand 5,7 cm en het machinaal
dunnen met de elektro-mechanische dunmachine.
Beproefd werden de volgende systemen:
A. Zaaiafstand 6.7 cm; dunnen in handwerk; na
wieden indien noodzakelijk.
B. Zaaiafstand 6.7 cm; volledig machinaal dun
nen (geen nakorrektie met de hand); nawieden
indien noodzakelijk.
C. Zaaiafstand 12.5 cm; eindafstand (geen korrek-
tie met de hand); nawieden indien noodzake
lijk.
D. Zaaiafstand 15.0 cm; eindafstand: idem ais bo
ven.
Ir. M. A. v. d. BEEK
Verslagen Landbouw
kundig Onderzoek
Mededeling No. 4.
Rij kslandbouwconsulentsch appen
Z.W. Kleigebied.
Wat betreft de gewerkte manuren handwerk irr
't voorjaar en de aantallen gaten 10 cm en 60
cm zijn dit jaar geen nieuwe aspekten gebleken,
zodat m.b.t. deze punten naar de voorgaande ver
slagen kan worden verwezen.
WORTELOPBRENGSTEN
Opvallend groot is dit jaar de invloed van de
verzorgingswij ze in het voorjaar op de wortel
opbrengst. Qua opbrengst, komt handwerk duide
lijk als de beste naar voren. De verschillen tussen
volledig machinaal dunnen en zaaien op eindaf
stand zijn eveneens aanzienlijk, ten voordele van
de eerst genoemde werkwijze.
In voorgaande jaren was bij deze proeven ge
bleken dat, mits een goede opkomst, de wortel-
opbrengsten tussen beide werkwijzen niet veel
verschilden. Uit de resultaten van dit jaar en de
voorgaande jaren valt dan ook af te leiden dat het
verschil in wortelopbrengst tussen zaaien op eind
afstand en volledig machinaal dunnen te herlei
den is tot een meer of minder goede opkomst, en
dus in feite tot het opkomstrisiko.
Zoals reeds in het voorgaande opgemerkt, wordt
dit duidelijk gedemonstreerd door de proef op Ma
riënhof: bij het B-objekt is het opkomstrisiko na
genoeg geheel opgevangen kunnen worden door
de kleinere zaaiafstand, waar bij volledig machi
naal dunnen van wordt uitgegaan.
De verschillen in wortelopbrengst tussen de C-
en D-objekten zijn, met uitzondering van de proei
op Mariënhof, betrekkelijk gering. Ook dit jaar
komt weer geen duidelijk verschil in suikergehalte
naar voren, zij het dat het D-objekt in deze ne>
ging heeft iets lager te liggen. Alleen de Schelde-
monden-proef geeft informatie over de kop tarra.
Het handwerk komt ook hierbij het gunstigst naar
voren. Bij de onregelmatige gewassen wordt de
indruk gewekt dat de koptarra toeneemt bij een
afnemend aantal plantplaatsen.
Scheldemonden
16 en 18
oktober
De proeven waren gelegen op de proefboerde-
rijen „De Scheldemonden" te Bruinisse, „Mariën
hof" te Westmaas en op het landbouwproefbedrijf
„Zeeland" te Wilhelminadorp. Aanleg per proef
in viervoud; blokkenproef.
Het zaaien en machinaal dunnen zijn uitgevoerd
respektievelijk met precisiezaaimachines en blinde
(toevals) dunners. Getracht is bij het machinaal
dunnen een eindstand te realiseren van ca 11
bbd.
Gerekend over alle drie proeven variëerde de Mariënhof
opkomst van de bieten van redelijk goed tot zeer n en 18
slecht. De gekozen zaaiafstand van 6.7 cm voor het oktober
hand- en het machinaal dunnen bleek in staat het
opkomstrisico voldoende op te vangen, hetgeen
niet geldt voor het zaaien op eindafstand, waarbij Zeeland
gewerkt is met zaaiafstanden van 12.5 en 15.0 cm. 19 oktober
Deze laatste afstanden resulteerden in lage tot
zeer lage aantallen plantplaatsen.
Begin- en eindstand in het voorjaar met uren handwerk.
beginstand
Proef met
Wortelopbrengst, suikergehalte en tarra
Proef met
rooidatum
objekt
eindstand
wortelopbr.
suiker
tarra
voorjaar
ton/ha
gehalte
grond
kop
totaal
bdd
A
10.4
53.3
16.3
13.2
2.2
15.5
B
11.1
50.1
16.0
13.8
3.5
17.3
C
9.1
48.2
16.2
14.3
4.0
18.3
D
7.3
47.8
16.0
14.1
4.5
18.6
A
8.9
70.0
17.8
B
10.6
69.4
17.8
gem. 15
C
5.7
63.9
17.8
D
5.1
59.9
17.6
A
9.7
65.2
16.5
30.5
B
11.4
62.0
16.7
29.0
C
9.7
59.2
16.6
32.5
D
7.3
58.2
16.3
28.0
zaaidatum
bbd
bbd
objekt
gem.
spreiding
dubb.
gem.
spreiding
dubb.
A
16.9
16.1
-17.5
IA
5.3
10.4
10.1—11.3
1.2
3.1
Scheldemonden
B
17.0
16.018.1
5.5
11.1
10.4—11.6
1.2
5.9
18/4
C
9.1
8.5—10.0
1.5
10.4
D
7.3
6.4— 7.9
1.5
9.0
A
10.6
10.1—
-11.0
0.9
14.7
8.9
8.9— 9.2
0.7
0.2
Mariënhof
2) B
10.6
9.9—11.0
1.1
11.2
23/3
C
5.7
5.2— 6.7
1.5
7.4
D
5.1
4.4— 5.7
1.3
0.0
A
16.7
14.3-
-17.5
3.2
12.1
9.7
9.2—10.5
1.3
2.6
Zeeland
B
17.0
16.7
-17.5
0.8
12.1
11.4
9.4—12.3
2.9
10.3
20/3
C
9.7
8.9—10.0
1.1
15.5
D
7.3
6.7— 8.1
1.4
13.5
eindstand in voorjaar
2 a> ca
30.12
9.03
8.52
9.38
42.30
27.45
31.00
31.00
1) bij A dunnen 4- nawieden: de overige objekten alleen nawieden
2) objekt B op Mariënhof i.v.m. dunnen beginstand niet machinaal gedund; daarom verder behan
deld ais een C-D-objekt, dus niet met handwerk gekorrigeerd.
Onder invloed van een bewerking met een blin
de dunner bleek de bij de beginstand aanwezige
spreiding in aantallen plantplaatsen duidelijk te
worden genivelleerd. Dit geeft een positieve aan
wijzing dat een blinde dunner ook te gebruiken
is in gewassen met een wat onregelmatige begin
stand.
Gemiddelde bietgewichten in kg per objekt
Proef
Objekt Scheldemonden Mariënhof
A 0.81 1.06
B 0.71 0.88
C 0.80 1.29
D 0.89 1.46
Deze en de voorgaande proeven geven sterk de
indruk dat het verschil in wortelopbrengst tussen
volledig machinaal dunnen en zaaien op eindafstand
kan worden herleid tot de aantallen plantplaatsen
bij de beginstanden en daarmee in feite tot het op
komstrisiko, hetgeen bij zaaien op eindafstand door
de veel wijdere zaaiafstanden aanmerkelijk groter
is dan bij machinaal dunnen.