mm
r
VRIJDAG 19 APRIL 196«
56e Jaargang No. 2927
Officieel orgaan van de Maatschappij tot bevordering van Land- en Toinbouw en Veeteelt in Zeeland
55S
De tol voor de sociale zekerheid
K. N. L. C.
UITKOMEN
UITSTOELING
SCHIETEN
VAN OE A AR
gewas
hoogte
tarwe
MCPA/ j
TBA
1
Orga Kamil
MCPA J
2,4 - D a m i n e
c c c
MCPP
PlSSSfSSir»" 1 ISRg&F
knoop
Z.O.Z.
Aan de hand van de schaal van Feekes zijn voor de verschillende groeistadia van tarwe op bovenstaande schematische tekening de diverse
trajekten aangegeven waarin bespuitingen (zowel met groeistoffen en C.C.C. als gezamenlijk) dan wel overbemesting kunnen plaatsvinden. Be-
drijfsvoorlichter J. Kodde van de R. L. V. D. te Goes stelde dit schema op. De gewashoogten zijn globaal aangegeven omdat deze al naar gelang
ras enz. kunnen variëren. 1. geeft weer één spruit; 2. begin uitstoeling; 3. zijscheuten gevormd; 4. bladscheden groeien uit; 5. bladscheden sterk
verlengd; 6. 1e stengelknoop zichtbaar; 7. 2e stengelknoop zichtbaar; 8. laatste blad juist zichtbaar; 9. tongetje laatste blad juist zichtbaar; 10.
aar sterk gezwollen in de schede van het laatste blad; 10,1. eerste aren zichtbaar; 10,5. alle aren uit de schede; 11. begin van rijping.
-J
Een en andermaal vroegen wij in deze kolommen
aandacht voor de verontrustende stijging van de
kosten van de sociale zekerheid. De centrale orga
nisaties uit landbouw, industrie en middenstand
vonden in 1966 reeds aanleiding hun zorgen over
deze kostenontwikkeling aan de Tweede Kamer
kenbaar te maken. Een stap waarvan de vakbewe
ging destijds niet met bijzonder veel instemming
kennis nam, omdat hierin 'n doelgerichte poging
van de werkgevers werd gezien om de regering Cals
in moeilijkheden te brengen.
Nu IV2 jaar later lijkt het nuttig op de zaak van
de kostenontwikkeling in de sociale sector nog-
eens terug te komen. Het is intussen n.l. gebleken,
dat ook de huidige regering zich van de ernst van
de situatie terdege bewust is. Zij gaf hiervan blijk
door de S.E.R. advies te vragen over de toekom
stige programmering van de sociale verzekerings
wetgeving. Ook werd inmiddels een staatscommis
sie ingesteld met als taak na te gaan of de premie
druk voor de sociale verzekeringswetten wellicht
wijziging behoeft.
Het zijn immers momenteel de z.g. middengroe
pen die door de sociale verzekeringswetgeving het
zwaarst worden belast.
OMVANG KOSTENSTIJGING
De premie voor de sociale zekerheid, die thans
reeds moet worden opgebracht, bedraagt niet min
der dan 35,3 van het premieplichtige loon. Daar
boven moeten uit de belastingen nogeens honder
den miljoenen guldens worden opgebracht als over
heidsbijdrage in de kosten van de A.O.W., de A.W.
B.Z., de Werkloosheidswet en de Kinderbijslagwet
Kleine Zelfstandigen. Dit is echter nog niet alles.
Verwacht moet worden dat verschillende sociale
wetten de komende jaren nog belangrijk meer zul
len gaan kosten. De A.O.W. zal van jaar tot jaar een
groter deel van het inkomen opeisen als gevolg van
de ongunstiger wordende verhouding tussen de
aantallen bejaarden en werkenden. Ook de kosten
van de A.W.B.Z. zullen oplopen. Dit betekent dat
de aanvangpremie van 0,4 niet gehandhaafd zal
kunnen worden tenzij de overheidsbijdrage, die nu
475 miljoen bedraagt, de komende jaren belang
rijk wordt verhoogd.
Dit laatste lijkt vooralsnog niet in het voornemen
van de regering te liggen en wel uit budgettaire
overweging, en ten slMte zal de W.A.O.-premie,
welke nu 4,2 bedraagt, in 1969 om verschillende
redenen eveneens verhoogd moeten worden.
De gevolgen van de zich in ongunstige zin ont
wikkelende premie voor de ziekenfondswet laten
wij buiten beschouwing. Een en ander achten wij
ruimschoots voldoende om aan te tonen dat er
bepaald geen reden is om over de toekomstige ont
wikkeling van de sociale lasten optimistisch te zijn.
Integendeel voor een dalende tendens van deze
kosten is geen reëel perspectief aanwezig.
Een situatie die met name ook voor de zelfstan
digen allesbehalve rooskleurig is. Deze immers moe
ten uit eigen inkomen reeds 13,1 over een maxi
maal premie-inkomen van 15.350,aan premie
lasten opbrengen.
Nu de S.E.R. is gevraagd zich over de program
mering van de sociale zekerheid te beraden, lijkt
het onontkoombaar dat ook het vraagstuk van de
financiering wordt bestudeerd.
MOGELIJKHEDEN TOT
BEZUINIGING BEPERKT
Er is evenmin reden zich over de mogelijkheden
tot bezuiniging veel illusies te maken. Het gaat
hier immers om een kostenontwikkeling die vastzit
aan sociale voorzieningen die bij de wet geregeld
zijn. Hierin wijziging te brengen is gesteld dat
men dit zou wensen noch in sociaal noch in poli
tiek opzicht een eenvoudige opgave.
Wèl zou men kunnen zoeken naar mogelijke be
sparingen bij de uitvoering van de verschillende
(Zie verder pag. 3)