VEEHOUDERIJ
De voeding
van
nieuwmelkte koeien
Bij de overgang
van de
stal naar de weide
KORTE WENKEN
7
F. A. VAN GILST.
R. V. V. D.
NU het merendeel van de koeien afgekalfd heeft,
vraagt de voeding van deze produktieve die
ren de nodige aandacht.
Hoewel de hoeveelheid voer, die deze koeien
krijgen wel voldoende is, blijkt dat in de verstrek
te rantsoenen dikwijls een tekort aan een of meer
voedende bestanddelen voorkomt. Uit onderzoe
kingen is gebleken dat bijna 20 van de nieuw
melkte koeien beneden de normen voor zetmeel-
waarde en eiwit worden gevoerd.
Het verstrekte voer moet ook voldoende mine
ralen en vitamines bevatten, anders zonodig wor
den toegevoegd. De tekorten kunnen op verschil
lende manieren tot uiting komen, o.a. in een lagere
melkgift, lager vetgehalte, achteruitgang in kon-
ditie, verminderde eetlust of ziekteverschijnselen.
BASISRANTSOEN
OM gemakkelijk te werken is het verstandig om
een basisrantsoen samen te stellen. Hierbij
moeten we de kwaliteit en samenstelling van het
beschikbare ruwvoer bepalen en nagaan voor wel
ke melkgift het basisrantsoen voldoende is. Dit
komt vooral tot uiting bij het voeren van hooi en
kuilgras.
De koeien nemen meer op van hooi met een
lager ruwecelstof-gehalte. Dit hooi heeft doorgaans
ook een hogere voederwaarde. Hieruit volgt dat
men het gras, voor hooi bestemd, vroeg moet
maaien, zodat de koeien meer hooi met een hogere
voederwaarde opnemen. Dit produkt laat zich ech
ter moeilijk winnen. Minder gunstige weersom
standigheden kunnen de verteerbaarheid en de
kwaliteit sterk achteruit doen gaan. Daarom ver
dient hooi ventilatie, waar enigszins mogelijk, aan
beveling. Bij Intensief schudden is bij de winning
van ventilatiehooi mogelijk om de veldperiode te
bekorten, waardoor het verlies aan voederwaarde
zoveel mogelijk beperkt blijft. Dit hooi kan name
lijk, als er nog ca 35 vocht in voorkomt, worden
ingeschuurd. Het ventileren in de tas moet even
wel lang genoeg worden voortgezet.
De opname van kuilgras door het vee wordt
eveneens door een aantal faktoren bepaald. Kuil
gras met een hoog droge stof gehalte nemen de
koeien beter op dan vochtig kuilgras.
De aanwezigheid van boterzuur kan de opname
van kuilvoer ongunstig beïnvloeden. Door het voe
ren van voordroog kuilgras is het op de bedrijven
met produktief vee meestal mogelijk om op het
krachtvoer te besparen.
Aan de hand van een tweetal voorbeeldrant
soenen wilen wij de waarde van goed ruwvoer
aantonen.
Grondrantsoen met matige kwaliteit ruwvoer
voldoende voor een melkgift van 6 kg per dag..
6 kg matig weidehooi
15 kg vochtig kuilgras
10 kg voederbieten
1 kg minerale basisbrok
g. ds.
g. vre
g. z.w.
4920
276
1722
3000
240
1350
1250
60
750
870
135
630
10340
711
4452
Voederwaarde behoefte bij
6 kg melk met 3,75 vet 912 kg 736
4437
Grondrantsoen inet goede kwaliteit ruwvoer
voldoende voor een melkgift van 14 kg per dag.
8 kg goed ventilatie-hooi
10 kg voordroogkuilgras
10 kg voederbieten
1 kg minerale basisbrok
g. ds g. vfe g. Z.W.
6640 600 3016
4500 420 2180
1250 60 750
870 135 630
13260 1215 6576
Voederwaardebehoefte bij
14 kg melk met 3,75 vet 10—15 kg 1225 6573
Met het grondrantsoen van goed ruwvoer kun
nen de koeien 8 kg melk meer geven. Om tot de
zelfde melkgift te komen bij een rantsoen met ma
tig ruwvoer, moet men ruim 3 kg A koek of brok
extra voeren.
Om aan de eisen voor mineralen te voldoen,
doet men er goed aan om in het grondrantsoen
1 kg minerale basisbrok op te nemen.
PRODUKTIEVOER
Als het grondrantsoen de juiste hoeveelheid
eiwit en zetmeelwaarde voor een bepaalde melk
gift heeft, moet voor iedere 2V* kg melk, die een
koe meer produceert l kg A koek/brok worden
gevoerd. Geven we echter een krachtvoer met een
hoger eiwitgehalte, zoals B, C of D-koek, dan zul
len de koeien een rantsoen ontvangen met of te
veel aan eiwit of een te kort aan zetmeelwaarde.
Te veel eiwit zal niet direkt schadelijk zijn, maar
het maakt het rantsoen wel onnodig duurder en
leidt bovendien in vele gevallen tot het optreden
van diarree.
Een te kort aan zetmeelwaarde geeft aanleiding
tot produktiedaling en een achteruitgang in kon-
ditie van de koeien. Bij aankoop van krachtvoer
moet men niet alleen op de prijs per kg, maar ook
op de samenstelling en het gehalte letten.
In de samenstelling van A-voer kan veel ver
schil zijn. De behoefte voor 2% kg met 3,75 vet
is 152 g. vre en 667 g. z.w. Daarom geven we de
voorkeur aan A-voer met minstens 15 vre en
65 Z. W. Krachtvoer met lagere gehaltecijfer is
dikwijls lager in prijs per kg, maar om hetzelfde
resultaat te bereiken moet men meer voeren. Hier
door gaat het voordeel van een lagere prijs meestal
geheel verloren.
Bijzondere aandacht verdienen de eerste en
tweede kalfskoeien. Deze dieren hebben een jeugd-
toeslag nodig. Voor eerste kalfskoeien komt dit
overeen met 1 kg krachtvoer en na het tweede
kalf is een Yz kg extra voldoende. Zij kunnen
doorgaans minder ruwvoer verwerken dan oudere
koeien. Een goede kwaliteit ruwvoer is zeer ge
wenst voor een betere opname hiervan door do
jonge koeien.
SLEPENDE MELKZIEKTE
Bij een minder goede voeding is de kans op sle
pende melkziekte bij nieuwmelkte koeien groot.
De verschijnselen zijn verminderde eetlust, voor
al het krachtvoer wordt slecht opgenomen. De
melkgift daalt sterk en de koeien vermageren in
korte tijd. Dit is meestal het geval tussen de eerste
en zesde week na het afkalven.
De ziekte heeft een slepend verloop en na enige
tijd herstellen de meeste dieren weer. Gevallen
met dodelijke afloop komen slechts zelden voor.
Dikwijls komen genoemde symptomen minder
duidelijk naar voren. De koeien nemen hun voer
goed op, maar de melkgift ligt enkele kilogrammen
beneden de verwachting. Dan spreekt men wel
van sluimerende melkziekte. De oorzaak is meestal
een tekort aan zetmeelwaarde in het opgenomen
voer. Ook een minder goede omzetting van het
voer in de pens van de koe kan aanleiding zijn
tot het optreden van slepende melkziekte.
Slecht kuilvoer, met een hoog boterzuurgehalte,
werkt het optreden van deze ziekte sterk in de
hand. Koeien met slepende melkziekte moet men
zo spoedig mogelijk laten behandelen door een
dierenarts, om het produktieverlies zo veel moge
lijk te beperken.
Het voeren van wat suiker, maximaal 1 kg per
dag, kan nogal eens een goed resultaat geven.
Het beste evenwel trachten het optreden van sle
pende melkziekte te voorkomen.
EEN GOEDE VOEDING
Een voeding die aangepast is aan de melkgift
van de koeien, zal in de meeste gevallen ook sle
pende melkziekte voorkomen.
De volgende punten zijn hierbij van belang.
Rantsoenen geven met voldoende eiwit en zet
meelwaarde.
Tijdens de droogstand voeren volgens de norm
van 10 kg melk.
Een maand vóór het kalven beginnen met extra
krachtvoer te geven, dit opvoeren tot ongeveer 2
kg vlak vóór het kalven. Na het kalven zoveel
mogelijk hetzelfde krachtvoer geven als tijdens
de droogstand om spijsverteringsstoringen zoveel
mogelijk te voorkomen.
Ruwvoer van goede kwaliteit geven.
Geen kuilvoer met een hoog boterzuurgehalte
geven aan hoog produktieve koeien.
Niet alleen uit voedertechnisch, maar ook uit
ekonomisch oogpunt, is berekening van de rant
soenen en onderzoek van de voedermiddelen on
misbaar.
Een goede voederwinning is de basis voor een
gezonde en produktieve veestapel.
Die tijd is bijna aangebroken. Het instituut voor
bodemvruchtbaarheid heeft op de grote produktie
van het vorig jaar gewezen en op de rijkelijke
regenval.
D© bodem is flink wat aan voedingsstoffen kwijt
geraakt. Een baal stikstof extra, dat mag nu wel.
Fosfaat is niet zo beweeglijk in de grond. Kali en
magnesium wel.
Kalium heeft het gras nodig voor een goede
oogst. Magnesium heeft het vee nodig voor een
goede gezondheid. Hoe zit dat ook alweer? Bij de
overgang van stal naar weide raakt de stofwisseling
van de koe gemakkelijk van streek.
Zijn de eerste weidedagen nat en koud, geen koe
die het magnesium in haar bloedbaan houdt
Het magnesium is blijkbaar nodig om slechte stof
fen in het lichaam (gevolg van slechte spijsverte
ring) onschadelijk te maken. Maar daarvoor is
extra magnesium nodig.
Met een goed oplosbaar magnesiumsulfaat kan
men extra magnesium in het weidegras brengen.
Kieseriet, 300 400 kg/ha, verhoogt het magne
siumgehalte van het gras wel met 25 tot 50%. Vooral
op zandgrond is dat nodig. Doorgaans is de genoem
de hoeveelheid voldoende om kopziekte te voorko
men.
DE LAATSTE WEKEN zijn op meerdere gras-
landpercelen grote hoeveelheden stalmest aange
wend. Soms wel tot 40 ton per ha. Een dergelijke
bemesting doet meer kwaad dan goed omdat een
holle zode ontstaat. Bovendien kan de kalibemes
ting veel te zwaar worden. Gebruik stalmest met
mate. Een gedeelte dat U niet nodig hebt kan ver
kocht worden.
ALS U PLANNEN HEBT voor verbouw van de
stal moet U wel op tijd beginnen. Het is al wel
meer voorgekomen dat de koeien in slecht weer
buiten moesten wachten tot de stal klaar was. Uw
verbouwingsplan moet definitief zijn als het vee
naar buiten gaat, nu kunt U nog verschillende stal
len gaan bekijken met het vee op de stand. Een
goede tijd van voorbereiding geeft een beter door
dacht plan voor de verbouwing.