I Veroorzaken de bespuitingen de schade? V r Onlangs hadden wij een onderhoud met de eige naar van een loonspuitbedrijf. Hierbij kwamen een aantal punten naar voren betreffende fouten en vermeende fouten die veelal aan het uitvoeren van de werkzaamheden worden toegeschreven. De hier bij verkregen gegevens leken ons, zowel voor loon- als voor zelf spuiters, zó belangrijk, dat wij deze onze lezers niet willen onthouden. Aldus een arti kel in de Agrochemie Koerier 2/68 van Bayer Agrochemie n.v. waarin een en ander uitsluitend behandeld in verband met de spuittechniek. Spuit met werveldoppen waarvan de spuit- kegels elkaar door onjuiste afstelling niet voldoende overlappen. Spuit uitgerust met spleetdoppen die een zeer gelijkmatige verdeling van de spuit- oplossing geven. GUNSTIGE EN ONGUNSTIGE OMSTANDIGHEDEN Wanneer in een gewas bestrijdingsmaatregelen moeten worden genomen en er is daarna sprake van schade of groeiremmingsverschijnselen dan ligt het voor de hand, dat de bestrijding als één van ae mogelijke oorzaken wordt aangemerkt. Nu is men veelal geneigd om in dergelijke gevallen alle schuld aan de planteziekten- of onkruidbestrijding te geven. Bij de planteteelt spelen echter vele fac toren, die ieder voor zich de ontwikkeling van het gewas zowel gunstig als ongunstig kunnen beïn vloeden terwijl daarnaast ook een combinatie van factoren van grote invloed kan zijn. Nu is steeds de grote moeilijkheid na te gaan, welke factoren of omstandigheden mede verantwoordelijk zijn voor deze schade. Beter nog, zulke omstandigheden te scheppen, dat schade kan worden voorkomen. Het is zeker niet toevallig dat, in het bijzonder bij de onkruidbestrijding, dikwijls sprake is van schadegevallen. De selectiviteit van herbiciden ten opzichte van diverse gewassen is dikwijls slechts betrekkelijk en in zekere zin begrensd, doch deze grenzen zijn bovendien nog aan veranderingen onderhevig. Deze wijzigingen in de selectiviteit veroorzaken soms schade die, ten onrechte, wordt geweten aan het middel of aan degene, die het mid del gebruikte. Hoe komt men nu tot een derge lijke onjuiste conclusie? DE SPROEIDOPPEN HEBBEN EEN ZEER BELANGRIJKE FUNCTIE De sproeimachine verdeelt de spuitoplossing door middel van sproeidoppen op het gewas en deze methode zou ideaal genoemd kunnen worden, wan neer op iedere plaats van de oppervlakte waarover met de spuit wordt gereden, precies dezelfde hoe veelheid van het middel terecht zou komen. Helaas is dit ideaal in de praktijk dikwijls niet te verwezenlijken. Het is gebleken, dat in de ver deling van de spuitoplossing reeds aanmerkelijke verschillen optreden bij gebruik van diverse typen sproeidoppen. Uit proeven, genomen met stil staande sproeimachines bleek, dat een verdeling met afwijkingen beneden 15 kon worden be reikt; vanzelfsprekend ligt dit percentage bij op het veld rijdende machines beduidend hoger. Wanneer we deze 15 als uitgangscijfer nemen dan houdt dit in, dat bij het spuiten in een dosering van 1 kg per hectare de verdeling van de verspoten vloeistof schommelt tussen 850 en 1150 gram per hectare. Deze afwijkingen zullen niet van belang zijn wanneer de gevoeligheid van het gewas boven 1150 gram en de gevoeligheid van het onkruid beneden 850 gram per hectare ligt. Wanneer echter de gevoeligheid van het cultuurgewas gróter is, dan zal plaatselijk schade kunnen worden geconsta teerd en de loonspuiter wordt dan prompt als de schuldige aangemerkt. Onder bepaalde omstandigheden kan ook de ge voeligheid van het onkruid minder zijn en op de plaatsen waar het verdelingscijfer ongunstig ligt, zijn de resultaten van de bespuiting niet goed. Het gevaar van slechte resultaten bij een afwijkend percentage van omstreeks 15 is gering. Het gebruik van sproeimachines die een afwijking van 30 50 of zelfs meer hebben, is echter zeer riskant. Het is derhalve voor de eigenaar van een sproei machine van zeer grote betekenis om te weten, hoe het in dit opzicht met zijn machine gesteld is. DE HOEK VAN DE SPUITKEGEL Bij het grootste aantal van de gebruikte sproei machines moet in aanmerking worden genomen, dat de spuitboom in meerdere of mindere mate slin gert. Al naar gelang de hoeken, waarin de afzon derlijke spuitstralen uit de doppen elkaar over lappen, hebben de slingerende bewegingen van de spuitboom invloed op de verdeling. Alleen bij een spuithoek van voldoende grootte mag worden ver wacht. dat de slingerende bewegingen van de spuit boom geen negatieve invloed hebben. Worden met de sproeidoppen'te kleine hoeken verkregen, dan vergroot dit het gevaar van het strooksgewijs op treden van .schade of onvoldoende werking aan zienlijk. De ervaring heeft geleerd, dat een spuithoek van tenminste 110° bij een onderlinge afstand van de sproeidoppen van 50 cm het gunstigst is. CONTROLE OP DE AFSTELLING Het resultaat van een bespuiting is dus in grote mate afhankelijk van goede en zonder storingen werkende spuitapparatuur. Ook een sproeimachine komt eens aan het einde van zijn levensdagen en alleen een moderne, goed geconstrueerde machine kan voldoen aan de eisen, die tegenwoordig aan de planteziektenbestrijding worden gesteld. Eveneens moet als een vanzelfsprekend feit worden gezien, dat een sproeimachine zorgvuldig wordt onderhou den en gecontroleerd. Bij de controle dient speciale aandacht te worden geschonken aan de afstelling van de sproeidoppen. Deze afstelling van iedere dop afzonderijk is in wezen zeer eenvoudig. Over elke dop wordt een plastic zak bevestigd, de spuit- tank wordt met een hoeveelheid water gevuld en daarna stelt men de machine enkele ogenblikken in bedrijf. Het in de zakken opgevangen water wordt daarna per zak in een litermaat overgegoten en gemeten. Op deze wijze is eenvoudig na te gaan# welke doppen te ruim en welke te krap zijn afge steld. De kosten die met het vernieuwen van on bruikbaar geworden doppen gepaard gaan zijn ge ring in vergelijking met de mogelijkheid ramp zalige gevolgen van een verkeerde dosering. Ook de verhouding tussen rijsnelheid en vloeistof af gif te via de sproeidoppen dient, vóór het spuitseizoen begint, nauwkeurig te worden beproefd. VELE FACTOREN BE ÏNVLOEDEN De betrouwbaarste factor in de sproeipraktijk is het middel dat wordt aangewend omdat het aan exacte chemische definities is onderworpen. Juist bij de toepassing van herbiciden is daarom het nauwkeurig in acht nemen van de gebruiksaan wijzing bijzonder belangrijk. De spuittechnische kant is op het gebied van de apparatuur als bevre digend opgelost te beschouwen, wanneer de spuit- machine van een goede constructie is en in een prima staat van ondei'houd verkeert. Hier tegen over staan vele andere factoren speciaal die, welke aap onberekenbare veranderingen onderhevig zijn. Cultuurplanten gedragen zich onder uiteen lopende weersomstandigheden en in diverse ont wikkelingsstadia geheel verschillend, zoals ook bij onkruid het geval is. Diverse groepen van een zekere plantensoort kunnen afwijkend gevoelig zijn; verschillen in de bodemstructuur zijn dikwijls van invloed op de werking van chemische middelen en tenslotte speelt ook de vochtigheidsgraad van de bodem een belangrijke rol. Tot deze groep van factoren kan ook het feit wor den gerekend, dat zelfs de vorige teelt op een be paald perceel van invloed kan zijn op een later plaatsvindende onkruidbestrijding. Tot de belangrijke vaste elementen op het gebied van de weersomstandigheden behoren hoeveelheid en verdeling van de neerslag, de relatieve lucht vochtigheid en de temperatuur. Als factoren, waarmede op de een of andere wijze kan worden gemanipuleerd en die dikwijls zeer veel invloed kunnen hebben, noemen,.wij nog be mestingsjaar en -termijn alsmede inzaaitijd en diepte. Er is derhalve sprake van een bijzonder bonte verscheidenheid van factoren die de werkings eigenschappen van een middel, afgezien nog van de spuittechniek, kunnen beïnvloeden. Tenslotte dient nog te worden vermeld, dat ook de beste en modernste spuitapparatuur alleen door de vakman effectief en met goede resultaten kan worden gebruikt. HPl "2 I sfi? mm m m f~\ a - I *i« At* «a» .1 Verdeling spuitoplossing van opbouwspuit met werveldoppen 1,6 mm, niet op de juiste wijze afgesteld; na ca. 250 ha behandelde oppervlakte bij toepassing van een preparaat, verspoten tegen 2 kg/ha. Verdeling van de spuitoplossing met een opbouwspuit, uitgerust met spleetdoppen 1,6 mm, na ca. 250 ha behandelde oppervlakte bij toepassing van een preparaat dat tegen 2 kg/ha wordt verspoten.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1968 | | pagina 9