Hoewel op de meeste gemengde bedrijven nog volop ruwvoeder aanwezig is tracht *nen op de arbeid te besparen het vee veelal zo vroeg mogelijk in de weide te brengen. Te vroeg kan echter geld kosten! Bij voldoende werking, of indien er geen bodemherbiciden zijn aangewend kun nen, wanneer het vlas 48 cm lang is en de onkrüidontwikkeling dit nodig maakt, nog diverse middelen worden aangewend. Bij overwegend zwaluwtong 610 kg Na-DNOC/ha. Bij overwegend witte krodde en distels lAvan de hoeveelheid MCPA in granen. Bij: zowel zwaluwtong als distels en witte krodde een mengsel van 5—6 1 Na-DNOC/MCPA. Bij veel kamille kan het middel Certrol A tegen 1 1/ha bij 46 cm gewaslengte worden toegepast. Vooral bij MCPA-bespuitingen is de kans op groeiremming bij het vlas groot. Getracht moet worden de schade te beperken door bij zo gunstig mogelijke omstandigheden te spuiten. Na opkomst dient het gewas te worden gekontroleerd op het voorkomen van thrips en/of aardvlooien. De bestrijding hiervan hoeft met de beschikbare midde len geen probleem te zijn. ERWTEN Wat de onkruidbestrijding betreft zullen er bij dit gewas weinig problemen zijn. Er kan gespoten worden met een bodemherbicide zoals simazin, Camparol of De belangstelling gaat meer en meer uit naar pootmachines met 2 of 4 poot- elementen. bij erwten met karwij als ondervrucht Campagard. Bij minder goede werking van bovengenoemden kan bij aanwezigheid van zaadonkruiden vlak voor opkomst gespoten worden met DNOC. Vanaf de opkomst met Ivosit en vanaf een gewas lengte van 5 cm met Dinoseb. Wanneer graszaad zal worden ingezaaid kunnen geen bodemherbiciden worden gebruikt, wel kleurstoffen. Tijdens en na de opkomst kan het jonge gewas beschadigd worden door vroege akkerthrips, bladrandkever en emelten. De beide eerstgenoemde insekten kunnen, wanneer de aantasting van betekenis is, worden bestreden door een bespuiting met parathion, heptachloor of dieldrin. Bij schade door emelten 25 kg verse zemelen/ha mengen met lindaan, para thion, heptachloor of dieldrin. Strooien wanneer een zachte vochtige nacht wordt verwacht. Schade door emelten valt dikwijls mee, doordat de afgevreten plantjes meestal opnieuw uitlopen. AARDAPPELEN Als alle gewassen op de bruine bonen na gezaaid zijn, ook de klaver onder dek- vrucht, dan kunnen wanneer de omstandigheden voor de grondbewerking gunstig zijn, de aardappelen worden gepoot. Wanneer zijn de omstandigheden voor de grondbewerking goed? Als de grond voldoende droog is, niet alleen de dunne bovenlaag, maar tot op een diepte van 10 cm. Het aantal bewerkingen bij het pootklaar maken mag maximaal twee zijn. Hierbij is het zaak dat de grond voldoende verkruimelt, voldoende diep en overal op gelijke diepte bewerkt is. Er zijn verschillende werktuigen en methoden om het gestelde doel te bereiken. Wat het poten betreft wordt er steeds meer gepoot bij een rijafstand van 75 cm. De pootmachine dient goed afgesteld te zijn ten aanzien van de pootdiepte, de afstand tussen de rijen en het bedekken van de poters. De voorkeur gaat uit naar pootmachines bestaande uit 2 of 4 elementen. De verzorging na het poten dient er op gericht te zijn de groeiomstandigheden zo gunstig mogelijk te doen zijn. De opbouw van een goede rug is hierbij van het grootste belang. Het aantal bewerkingen dient zoveel mogelijk beperkt en tijdig uitgewerkt te worden. Dit om uitdrogen van de grond en beschadiging van de wortels te voorkomen. Chemische onkruidbestrijding is mogelijk met bodemherbiciden (langwerkende middelen) of een kort werkend middel vlak voor opkomst indien reeds onkruid aanwezig is. Kort voor opkomst kunnen ook mengsels worden gebruikt. Deze hebben zowel een direkte werking op reeds bovenstaand onkruid en een lange werkingsduur als bodemherbicide. Wanneer in beduidende mate wilde haver voorkomt, kan vóór het poten, na de eerste grondbewerking 3*4 1 Avadex worden verspoten en direkt worden inge werkt. Ook is het mogelijk indien de wilde haverplantjes vóór opkomst van de aardappelen minstens 2 blaadjes hebben een bestrijding uit te voeren met 3 5 4 1 gradoxone. Voor uitvoeriger gegevens betreffende de aardappelteelt kan verwezen worden naar de publikaties die hierover de laatste weken zijn verschenen. SUIKERBIETEN De chemische onkruidbestrijding bestaat hier uit het aanwenden van bodem herbiciden, hetzij door rijenbespuiting of volvelds. Mochten deze door ongunstige omstandigheden niet het gewenste effekt geven, dan is het mogelijk na opkomst Betanol of Pyramin 4- Citowet aan te wenden. Deze middelen moeten toegepast worden vanaf het gestrekte kiembladstadium. Voor een afdoende bestrijding van het onkruid dient dit zo klein mogelijk te zijn. Indien na opkomst van de bieten een onkruidbestrijding nog noodzakelijk blijkt, dan is snel ingrijpen een eerste vereiste. Tijdens de opkomst van de bieten is het noodzakelijk na te gaan of er schade is van vroege akkerthrips. Een tijdige bespuiting met heptachloor, parathion of diel drin dient dan te worden uitgevoerd. Het bietekevertje en emelten kunnen eveneens schade aanrichten. Zonodig dient een bestrijding te worden uitgevoerd. Er wordt steeds minder zaad per ha ge bruikt, daarom is het nodig de plantjes zoveel mogelijk te beschermen tegen vreterij om voldoende planten te behouden. UIEN Voor deze maand kan het van belang zijn het uieperceel kort voor opkomst te bespuiten met een kontaktmiddel ter bestrijding van reeds bovenstaande onkrui den. Hiervoor wordt 3 1 Gramoxone of Reglone gebruikt. Het eerste wanneer er grasachtige onkruiden voorkomen. In de afgelopen jaren zijn hiermee goede resul taten bereikt, ook al komt er ogenschijnlijk niet veel onkruid voor. Waar men Voorkom broei en schimmel door het in de schuur gebrachte hooi te ventileren. Doe het echter wel goed, zoals b.v. op bijgaande afbeelding. uien wil telen voor 100 zonder handwerk is een behandeling met Gramoxone of Reglone vrijwel steeds noodzakelijk. GRASZAAD Het toepassen van groeistoffen in graszaad is na eind maart niet meer verant woord in verband met schade aan het grasgewas. Alleen voor de bestrijdinj va» (Zie verder paft 15.)

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1968 | | pagina 13