Bjj de uitzaai van stamslabonen 1 II Een goed begin is de halve oogst B. REINDERS Rijkslandbouwcon$ulentschap voor Granen en Peulvruchten De resultaten van de stamslabonenteelt kunnen wisselend zijn. Voor een deel wordt dit veroorzaakt door de grote gevoeligheid van het gewas voor slecht weer. Als teler kan men hieraan niets veran deren. Maar door van het begin af aan te trachten te voldoen aan alle verdere voorwaarden voor een vlotte ontwikkeling van het gewas, kunnen veel, vaak onnodige teleurstellingen worden voorkomen. In het volgende wordt aandacht besteed aan een aantal van deze voorwaarden. ZAAI NIET TE VROEG De zaaitijd is van grote invloed op de ontwikke ling van het bonegewas. Bonen, die onder koude omstandigheden kiemen en opgroeien, geven een klein en weinig produktief gewas. In het zuidwes ten van ons land zal vanaf helf mei gezaaid kunnen worden. Dit geldt vooral voor de teelt op contract, waarbij een hoge kg-opbrengst belangrijk is. Maar teelt men voor de verse markt, dan kan vroeg zaaien, en daardoor een vroege oogst, een aanzien lijk hogere opbrengst-prijs betekenen waardoor de kg-opbrengst minder doorslaggevend is. Ook komt het voor, n.l. bij de contractteelt, dat de zaaitijd in het contract voorgeschreven is. Tot ongeveer be gin juli kan men nog bonen zaaien, als late teelt na voorjaarsspinazie of vroege conservenerwten. STIKSTOFBEMESTING Stamslabonen hebben, in tegenstelling tot erw ten, een duidelijke stikstof behoef te. Op goede hu- musryke zandgronden is 6080 kg stikstof per ha doorgaans voldoende. Op klei- en zavelgronden geeft men 80120 kg per ha. Strooi de stikstof tij dig over de ruwe voor; ze wordt dan bij het zaai- klaar maken van het land goed door de grond ge werkt, waardoor kiembeschadiging wordt voor komen. GEBRUIK PRIMA ZAAIZAAD Stel als teler hoge eisen aan de kwaliteit van het zaaizaad. Vooral de gezondheid, de kiemkracht en de raszuiverheid zijn belangrijk. Verschillende ziek ten kunnen met het zaad overgaan. De voornaamste zijn: vlekkenziekte, rolmozaïek en vetvlekkenziek te. Reeds een gering aantal zieke zaden kan er de oor zaak van zijn dat straks, onder ongunstige omstan digheden, de aantasting zich in het veld sterk uit breidt en ernstige schade geeft. Gelukkig komen er steeds meer rassen, die een goede resistentie hebben tegen deze ziekten .Veel van de in ons land gebruikte zaaibonen worden in Afrikaanse landen vermeerderd en hebben veelal een zeer goede ge zondheid. Zaaizaad met een zwakke'kiemkracht kan, voóral wanneer de kieming door koud weer traag verloopt, een onvoldoende opkomst geven. Rasvermenging kan ernstige gevolgen hebben, onder andere door verschillende reacties op bepaal de virusziekten. Ook kan door rasvermenging het verschil in oogsttijdstip bij de eenmalige machinale oogst moeilijkheden geven. Een ruwe behandeling van de zeer droge zaai bonen kan kiembreuk tot gevolg hebben. Deze zaden leveren geen plant. Gooi dus niet met de zak ken zaaibonen bij het transport op het bedrijf. ZAAIZAADBESCHERMING Het is noodzakelijk het zaad met TMTD tegen schimmelaantasting te beschermen. Tevens is een behandeling nodig om schade door de bonevlieg tegen te gaan. In de volgende tabel zijn de hierbij horende za zaad-hoeveelheden vermeld. Hierby is uitgega van precisiezaai en een slagingspercentage van 8&. Bij gebruik van normale zaaimachines zal waau^ schijnlijk ca. 10 meer zaad nodig zijn. Op klei- en zavelgronden Prélude Centrum Cordon Corene •o U o t; •OjdrS O P°s 5° r .hO 41 U h M 300 280 340 260 6 c O. 35 35 30 30 Sinds 1 januari 1968 is het gebruik van aldrin hiervoor niet meer toegestaan. Voor het komende seizoen kan evenwel gebruik worden gemaakt van een middel op basis van dichlofention en TMTD (Aatifon) in een dosering van 4 g. per kg zaad of van bromofos (Asepta Nexion Zaadbeschermer) in een dosering van 3 g. per kg zaad. Bij dit laatste middel moet TMTD afzonderlijk worden toe gevoegd. Beide middelen dient men kort vóór het zaaien toe te passen om de kans op kiembescha diging zoveel mogelijk te beperken. Wanneer men zaaizaad van de contractfirma ont vangt is het raadzaam zich ervan te overtuigen of het tegen bonevlieg behandeld is. Vaak treedt de bonevlieg pas wat later in het seizoen op. In 1967 werd echter ook op in half mei gezaaide percelen ai aantasting waargenomen. Om geen risico's te lopen is het dus raadzaam ook bij vroeg te zaaien bonen aan de bestrijding van de bonevlieg aan dacht te schenken. Het gevaar voor een aantasting is het grootst op percelen waar kort geleden vers organisch materiaal in de grond is gebracht; dus een spinaziestoppel. een perceel omgereden win tertarwe, e.d. HOEVEEL ZAAIZAAD De te gebruiken hoeveelheid zaaizaad is geen vast gegeven, ze is afhankelijk van ras, grondsoort, zaai- tyd, grofte van het zaad en kiemkracht. Voor rassen met een mattige gewasontwikkeling, zoals b.v. Prélude en Centrum zal men op klei- en zavelgronden naar ca. 35 planten moeten streven. Forser groeiende rassen als Corene (Irene) en Cor don zullen op klei-en zavelgronden bij 30 per m2 reeds een voldoende dichte stand hebben. Bij late zaai eind juni, begin juli vormt zich een kleiner gewas; men zaait dan 1520 kg méér per ha. De hier vermelde hoeveelheden zijn slechts richt lijnen, die, afhankelijk van de eerder genoemde factoren, aan de ter plaatse geldende omstandig heden moeten worden aangepast. PRECISIEZAAI Ook bij de stamslabonenteelt vindt het precisie- zaaien de laatste jaren steeds meer ingang. Dit geeft een gelijkmatiger opkomst en een betere verdeling van de planten. Ook later ontwikkelt het gewais zich hierdoor meer uniform. Dit is vooral gunstig voor het vlot verlopen van de machinale pluk. De cellen in schyven of bandjes van de zaaiele- menten moeten goed aan de grootte van de zaai bonen zijn aangepast. De bonen mogen niet bekneld raken; hierdoor kunnen er opstoppingen ontstaan en worden de zaden te veel beschadigd (kiem breuk). Voor een goed resultaat is het trouwens gewenst dat de zaaibonen van ongeveer gelijke grootte zijn. Een goede afstelling van de zaaidiepte is van belang. De bonen moeten in de vochtige grond worden gezaaid om een vlotte en gelijk matige kieming te verkrijgen. KALKTIPS HET VERKRIJGEN VAN EEN GOED ZAAIBED is op kleigronden met onvoldoende kalktoestand dikwijls een moeilijke opgave. Schuimaarde kan de struktuur van de grond sterk verbeteren, maar deze meststof kan men het beste in zomer en herfst aanwenden. Heeft men dit verzuimd dan kan een zaaibedbekalking met fijne kalkmeststoffen thans nog verbetering brengen. Bij voorkeur gebmike men meststoffen, die ook enige vrije kalk bevatten, zoals Dolokal Speciaal en Fosma Kencica. RAADPLEEG DE UITSLAGEN VAN HET GRONDONDERZOEK om te weten hoeveel kalk nog gestrooid moet worden. Let er daarbij op dat het advies wordt gegeven in kg zuivere kalk (z.b.b.) per ha. Dit moet men zelf nog omrekenen tot mest stof. Wordt b.v. 500 kg zuivere kalk geadviseerd en gebruikt men een meststof met 50 z.b.b., dan moet men dus 1000 kg van deze meststof strooien. Hiermede worden nog veel fouten gemaakt. GEEFT HET GRONDONDERZOEK aan dat de kalktoestand in orde is, dan moet men bedenken dat deze toestand alleen goed blijft wanneer men de kalkverliezen regelmatig aanvult door onder- houdsbekalking. Een zaaibedbekalking voor kalk- minnende gewassen is daarvoor zeer aan te bevelen. Uit proeven is gebleken dat bij bieten door een zaai bedbekalking 5 opbrengst werd verkregen, ook wanneer de kalktoestand reeds voldoende was. door zijn: zeer hoge produktie uitstekende brouwkwaliteit regelmatige korrel met weinig 2e soort stevig maar vooral veerkrachtig stro. Van de nieuwe rassen is ZEPHYR het enige dat onbeperkt als brouwgerst wordt ingenomen door de Nederlandse Mout- en Brouwindustrie, ZEPHYR wordt tevens gevraagd voor export.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1968 | | pagina 11