SUPER Verantwoord spuiten 013 I OW VAN ALLES OV ER BLADLUIZEN 7 0 (ii) P. VERHAGE R. L.V.D. AxelGoes In ons nummer van 26 januari brachten wij eveneens onder het motto „Verantwoord spuiten" het eerste gedeelte van het verslag van de Zeeuwse spuitdag die op 5 januari te Goes werd gehouden. Deze week het tweede gedeelte, n.U het vervolg op de inleiding van ir. M. Heuverrijkslandbouw consulent voor plantenziekten te Wageningen en die van dr. D. Hille Ris Lambers uit Bennekom. De heer P. Ver- hage van de R. L. V. D. Goes - Axel verzorgde ook dit ver slag. DIJ het onder de loupe nemen van de bestrijding van enkele hardnekkige onkruiden stelde ir Heuver onder meer dat in Zeeland een bestrijding van klein hoefblad met 2,4-D in de graanstoppel vrywel regel zal moeten worden, wil men de mo derne bietenteelt kunnen handhaven. Ook al lijkt dit in de praktijk vaak onvoldoende te werken, als men gaat vergelijken met „onbehandeld" helpt het beslist wel. Maar een behandeling in wintertarwe met 2, maximaal 2Yz ltr 2,4-D hoort erbij. En op de hierdoor verzwakte planten 10 a 14 dagen later MCPA. Klaver komt dan als ondervrucht niet meer in aanmerking, gras echter wel. In zomergerst lie ver géén 2,4-D gebruiken. Een mengsel van 3 ltr MCPA en 3 ltr MCPP is dan beter op zijn plaats. Toevoeging van ioxynil aan de 2,4-D schijnt het effect niet te verbeteren. Het tegendeel is eerder het geval. Toepassing van natriumchloraat kan voor de nateelt knap riskant zijn. Een systematische aan pak met groeistoffen in stoppel en graangewassen is bedrijfszekerder. DUIST HEEFT DE TIJD MEE. IhUIST heeft de tijd mee. Moderne zaaimachines in de vorm van maaidorsers, DNOC en groei stoffen die grassen sparen en (plaatselijk) een min der goede struktuur werken het optreden in de hand. Zaadvorming van duist voorkómen is dan ook het parool. Waar? In de eerste plaats in die gewassen die een duistbestrijding goed verdragen, dus in karwij en luzerne met ÏPC, in bieten en erwten met Avadex. Ook voor de duistbestrijding in wintergraan be ginnen er wat middelen te komen. Geen enkele ech ter die de duist voor 100 opruimt, wel voor 80 Voor herfsttoepassing zijn beschikbaar Avadex BW en Igran-50. De laatste bestrijdt ook breedbladige onkruiden zoals muur en kamille. Bij late zaai (zo na 1 november) heeft toepassing minder zin. Voor de voorjaarstoepassing zijn beschikbaar Eptapur Speciaal en Gesaran 2088. De eerste is wat feller zowel op de duist als op de tarwe en wordt alleen geadviseerd op grond met meer dan 30 afsl. Breedbladigen worden door beide redelijk meegenomen. Op grotere onkruiden, dus ook op de herfstkiemers van de duist, valt de werking vaak tegen. Vroeg in het voorjaar toepassen is dus eis. Zodra de duist meer dan 3 a 4 blaadjes heeft wordt ze al minder gevoelig. BODEMHERBICIDEN VOOR GRANEN. EEN min of meer nieuwe richting wordt ingesla gen bij het beschikbaar komen van bodemher biciden voor granen, hoofdzakelijk bestemd voor de bestrijding van breedbladige zaadonkruiden. Waar schijnlijk komen er dit voorjaar twee middelen op de markt. Het eerste is Hoe 2913, een combinatie, die linuron en dinoseb-acetaat (Ivosit) bevat, geschikt voor winter- en zomertarwe en ook erwten. Muur, kleefkruid en kamille worden door Hoe 2913 goed bestreden. De bestrijding van grasachti- gen is echter onvoldoende. Certrol/Eptapur speciaal spuitpoeder, toe te pas sen in het voorjaar in wintertarwe vanaf het 4e bladstadium bestrijdt evenals Hoe 2913 de breed bladigen waaronder muur en kamille, maar heeft ook een gunstige nevenwerking op duist en straat gras. Dit middel zou dus in het voorjaar dienst kunnen doen als een all-round middel op percelen waar in het najaar al een chemische bestrijding van duist heeft plaats gevonden. Als specifiek duistmid- del werkt het echter wel wat zwak. Beide middelen hebben het nadeel dat de teelt van klaver of gras als ondervrucht niet mogelijk is. Op dit punt is DNOC duidelijk in het voordeel. Zelfs kwam uit de vergadering nog de vraag of niet nog meer de nadruk gelegd moet worden op de noodzaak om indien enigszins mogelijk meer te doen aan DNOC-toepassing in het najaar, eventueel met het vliegtuig. BODEMHERBICIDEN IN AARDAPPELEN EN ANDERE GEWASSEN. DIJ de beantwoording van de vragen kwam onder meer de toepassing van de bodemherbiciden in aardappelen nog aan de orde. Onderscheiden wor den een groep middelen mét kontaktwerking (Ivo- rin, AAlinoc, Camparol en Patoran) en een groep met weinig of géén kontaktwerking (Aresin, Linu ron). Voor de kleigrond lijkt de eerste groep aan trekkelijk. Daarbij zijn toegepast kort voor op komst Ivorin en AAlinoc veiliger dan Camparol. Patoran is eveneens uit het oogpunt van groei- remming het meest aan te bevelen bij toepassing kort na het poten. Tegen kweek kan in aardappe len vóór het poten Eptam granulair worden gebruikt. Behoorlijk bedrijfszeker maar wel duur. Voor kweekkanten en -plekken is het echter zeer geschikt. Tegen wortelonkruiden zoals distels en paarde- staart kan in aardappelen in een lichte koncentra- Van geheel andere aard dan de lezing van ir. Heuver was het onderwerp dat in de middagver gadering aan de orde werd gesteld. Bij ir. Heuver was het als het ware een hele reeks rechtstreeks op de praktijk ingestelde bestrijdingsadviezen. Dr. D. Hille Ris Lambers uit Bennekom ging ech ter bij zijn lezing vrijwel uitsluitend in op de ach tergrond van het optreden van één bepaalde groep insekten, de bladluizen. De toepassing yan chemi sche. bestrijdingsmiddelen kwam hierbij slechts zijdelings ter sprake. Van een dergelijke belang rijke' groep parasieten weet men echter nooit te veel. Kennis van de levenswijze en van de reaktie van deze diertjes op bepaalde omstandigheden, is bij de bestrijding ervan, onontbeerlijk. Het zal de h^er en de loonspiuter die maar niet in het wilde weg maar doelbewust en economisch te werk wil gaan, niet alleen interesseren hoe het bestrij dings - advies luidt, maar ook hoe het tot stand komt. Dat de voor onze landbouw belangrijkste blad- luizensoorten als ei overwinteren en als zodanig bijzonder goed tegen koude bestand zijn, ja van deze lage temperaturen zelfs profiteren, mag als be kend worden verondersteld, aldus dr. Hille Ris tie MCPA worden aangewend. Bij toepassing na de bloei valt de schade mee. Tegen paardestaart zal men meestal niet met één keer kunnen volstaan. Gramoxone wordt in karwij wel toegepast tijdens de winterrust. Het is echter in vergelijking met IPC tegen duist of tuintjesgras geen verbetering. Tegen muur is ook chloor-IPC of Aresin zeer goea te gebruiken. Met de bestrijding van cystenaaltjes is tot nog toe de meeste ervaring opgedaan op lichte grond. De resultaten lijken goed. De kosten bedragen al spoe- djg inklusief het inbrengen, 4 a 500 gulden per ha. Op kleigrond verkeert een en ander nog in een ex perimenteel stadium. Tegen stengelaaltje (kroef in uien) is het effekt tot nu toe onvoldoende gebleken. Voor lichte grond is in stam bonen Ivorin het meest bedrijfszekere onkruidbestrijdingsmiddel. AAlinuron geeft op lichte grond kans op kiembe- schadiging. Voor de zwaardere grond blijkt Aresin het meest geschikt. Lambers. Interessant is daarbij dat uit deze eitjes alleen maar wijfjes komen die na korte tijd, zonder dat er mannetjes aan te pas komen, géén eitjes maar levende jongen voortbrengen. Dit voortbrengen van levende jongen, steeds maar wijfjes, zet zich het gehele seizoen voort. Pas in het najaar verschijnen ineens onder invloed van korte dag en lagere tem peratuur. de mannetjes en speciale, eierleggende wijfjes. Er vindt dan weer normaal paring en eiaf- zetting plaats en de cyclus van ei tot ei is hiermede gesloten. Naast deze bijzondere wijze van voortplanting valt onmiddellijk bij deze bladluizen op dat de aan wezigheid van een groot aantal per blad maar ook een toevallige ontmoeting van twee exemplaren aanleiding kan geven tot het optreden van gevleu- gelden. ZOMER- EN WINTERWAARDPLANTEN Vervolgens blijkt dat de luizen duidelijk voor keur vertonen voor één of enkele winterwaardplant (en) en meestal ook maar enkele zomerwaardplan- ten. Zo zal de groene perzikbladluis nooit eieren af zetten op zomerwaardplanten zoals aardappelen en bieten. Maar ook maakt een bepaald rij pingssta dium van de bladeren van perzik of Amerikaanse vogelkers (de winterwaardplant en waarop zij haar eieren afzet) het haar onmogelijk daarop te „over- zomeren". De gevleugelde exemplaren vliegen dan elders heen om daar weer nieuwe kolonies te vor men. HET „VLIEGEN" EN DE VOORTPLANTING 0OK het „vliegen" van de bladluizen heeft enkele interessante aspekten. Een luis wordt namelijk meer meegevoerd (zoals het pluis van 'n paardebloem) dan dat ze vliegt. Een luis kan bij niet al te hoge temperaturen, een hele poos zonder eten. En dat dit vermogen tot vasten haar te pas komt, bliikt wel als men weet dat er bladluizen zijn aangetroffen in de lucht op 4 km hoogte en dat zij in sterke luchtstromingen terecht gekomen, afstan den afleggen tot 1500 km! Wat het landen, dus het beëindigen van de vlucht betreft, hebben ze wel (Zie verder pagina 15) JoORDEEL fm M

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1968 | | pagina 7