VEREENIGD BEZIT VAN 1894 Veehouderij en Europese markt De aardappelprijzen Aardappelvoorraden in Zeeland Risicospreiding en deskundig beheer Alle banken en commissionnairs kunnen U inlichten 3 ai) r\E vooruitzichten zijn voor de vïeesproduktie in 't E.E.G.-verband gunstiger dan voor de melk. Deze uitspraak is gebaseerd op het feit dat er in de E.E.G. voor de zuivel sprake is van een toe nemend overschot, terwijl er voor rundvlees een tekort is. Dit tekort beloopt ongeveer 10% van de totale consumptie (1952: 5% en 1966: 13%). Ter illustratie zij vermeld dat de consumptie bin nen de E.E.G. in 1964-1965 3.885.000 ton rundvlees bedroeg tegen een produktie van 3.550.000 ton. Het tekort van 335.000 ton was toen 80.000 groter dan de totale produktie in ons land. Overigens bedraagt de rundvleesproduktie hier te lande „maar" 7 van de E.E.G.-produktie (voor de melk is dat 12 Berekeningen voor de komende 5 en 10 jaar doen veronderstellen dat het rundvleestekort in de E.E.G.- landen zich zal handhaven. Dit betekent niet dat we overdreven optimistisch kunnen zijn. Een plot selinge uitstoot zoals we die in 1962 en 1963 heb ben gekend (slechte zomer) kan tijdelijk het aan bod sterk vergroten en de vraag overtreffen. Dan gaat de prijs omlaag. Het rundvleesbeleid zal echter wel minder moei lijkheden opleveren dan dat voor de zuivel. Een streven om de rundvleesproduktie te vergroten ten koste van de melkproduktie ligt voor de hand. In de jaren na 1964 is dit ook al merkbaar wanneer we de richtprijzen vergelijken. In 1964 was de richt prijs voor de mejk 31 cent en de oriëntatieprijs voor het rundvlees f 1,99. Nu (1968-1969) zijn deze be paald op resp. 35.3 cent en 2,46 (peF kg levend gewicht). Dit betekent in 4 jaar een stijging van resp. 14 en 24 De vraag kan gesteld worden of prijsverschui- ving in het voordeel van rundvlees van grote in vloed is op de onderlinge verhouding van melk- en vïeesproduktie. Er van uitgaande dat een goede prijs voor vlees de produktie doet toenemen, houdt tevens in dat er in ons land meer (melk)koeien nodig zijn. Bij het huidige aantal melkkoeien en daarbij ook rekening houdend met goede vooruitzichten voor kalfsvlees, is de rundvleesproduktie aan zijn maximum. Voor ons land blijkt de prijsverhouding tussen melk en vlees dan ook weinig invloed te heb ben op de verhouding in de produktie. We hebben wel de indruk dat deze prijsverhou ding in de partnerlanden Frankrijk en Italië van grotere invloed is. In deze Janden treft men immers naast melkrassen specifieke vleesrassen aan. De kans op uitbreiding van de vleesrassen ten koste van de melkrassen is daar bij hoge vleesprijzerr groter dan bij ons. QM de vleesprijzen in de E.E.G. op het oriën- tatiepeil te houden is een vernuftig systeem van heffingen op invoer van vlees uitgedacht. Dit stelsel heeft reeds een gunstig effekt. Als de „ge middelde" vleesprijs binnen de E.E.G. beneden 105% van de oriëntatieprijs komt te liggen wordt deze opgetrokken met een heffing die 50 be draagt van het verschil tussen oriëntatieprijs en wereldmarktprijs. Daalt de prijs beneden de oriën tatieprijs 100%) dan wordt die heffing 100%. Bij de E.E.G.-prijzen boven 105 van de oriëntatie prijs geldt een invoerrecht voor derde landen van 20 terwijl bij prijzen lager dan 93 van de oriëntatieprijs interventie mogelijk is, bijv. steun aan opslag in koelhuizen. Voor kalfsvlees geldt een aparte, hoewel onge veer gelijksoortige, regeling. De oriëntatieprijs per 1-4-1968 ligt op ƒ3,31 per kg levend gewicht, dus aanzienlijk hoger dan voor rundvlees. Voor kalfs vlees is er echter geen mogelijkheid tot interventie. Italië is de voornaamste afnemer van kalfsvlees maar ook West-Duitsland is een belangrijke af nemer. De Duitse markt is vooral na de „hormoon kwestie" in betekenis toegenomen. Vooral na 1955 is de kalfsvleesproduktie sterk toegenomen en is, mede als gevolg van de prijsregelingen voor de kunstmelkpreparaten, een grote en voor ons land ook een goede zaak geworden. Vrijwel alle stier kalveren worden voor de kalvermesterij bestemd en ook nog een klein deel van de vaarskalveren. Het mesten vindt overwegend in grote eenheden plaats, vooral in Gelderland en Noord-Brabant QEZE ontwikkeling bracht met zich mee dat de nuchtere kalveren duur zijn geworden (in 10 jaar tijds een prijsstijging van gemiddeld f 60 tot f 250). De melkveehouders profiteren hiervan. Het is echter praktisch niet goed mogelijk dat meer jonge kalveren voor de mesterij beschikbaar ko men. Dit kan alleen bij verdere uitbreiding van de (Zie verder volgende pagina.) (Vervolg van pagina 1.) Vandaar dat voorgesteld wordt met de zetmeel - en de veevoederindustrie overleg te plegen om van deze aardappelen zetmeel te maken en vervplgens in het mengvoer te verwerken. De vertegenwoor diging van de zetmeelindustrie in het Bestuur zag dienaangaande enkele bezwaren. De campagne bij de industrie is afgelopen en de meeste fabrieken zijn bezig met revisie en reorganisatie van hun in stallaties in verband met de verwachte uitbreiding van het areaal fabrieksaardappelen. Ook moet ge rekend worden op hogere produktiekosten en met een lager rendement aan zetmeel. Het Bestuur besloot echter toch tot overleg met de betrokken industrieën. Daarnaast wil het Be stuur proberen, door meer voorlichting over de waarde van aardappelen als veevoer, de verse vee- voedering te bevorderen. Tenslotte werd besloten de lasten die nu nog op de export drukken te resti tueren. CONSUMENTENPRIJZEN Ook nu was er weer aanleiding voor het Bestuur om over de consumentenprijzen te praten. Gebleken was n.l. dat de gemiddelde consumentenprijs m sommige plaatsen nog iets gestegen was ten op zichte van de voorafgaande maand. De handel twij felde wel aan de juistheid van de cijfers, maar een sterk argument is dit niet als men weet dat het ver krijgen van de benodigde gegevens steeds op de zelfde wijze gebeurt. In het algemeen zijn volgens gegevens van het C. B. S. voor teler en consument de aardappelprij zen tussen het begin van oogst 1967 en nieuwjaar iedere maand omlaag gegaan. Voor de bintjes be taalden de consumenten in 34 grote en middelgrote consumptiecentra in augustus gemiddeld 28,6 cent per kilo, in december 23,4 cent. Voor Eigenheimer was dat resp. 31,3 en 27,3 cent. De telersprijzen voor klei-aardappelen zijn echter volgens gegevens van het produktschap voor aardappelen, in die tijd te ruggelopen van 12,50 tot 8,90 per 100 kilo. Dat betekent veel lagere prijzen en een veel grotere daling dan in 1966: toen was het resp. 17,25 en 16. Was er bij de klei-aardappelen een constante daling, de telersprijzen van zandaardappelen gin gen eerst omhoog van 9,55 in augustus tot 12,20 in oktober, daarna weer omlaag tot 9,85 in decem ber. Vorig jaar was het: augustus 13,70, december ƒ11,50. Het produktschap heeft vervolgens een vergelij king gemaakt tussen gemiddelde telers- en consu mentenprijzen over perioden van vijf maanden. Daaruit blijkt dat de marge laag is bij hoge telers prijzen, hoog bij lage telersprijzen. In de periode januari-mei 1966, toen de telers hoge prijzen maak ten: 29,2 cent per kilo voor de bintjes en 28,15 voor de eigenheimers, moesten de consumenten daar resp. 10 en 10,1 cent meer voor betalen. Bij de lage telersprijzen in het tijdvak augustus-december vorig jaar, gemiddeld 10,25 cent voor de bintjes en 13 cent voor de eigenheimers, kwam daar voor de consumenten resp. 15,3 en 15,9 cent bovenop. Hier uit zou men kunnen concluderen dat de distri buerende handel naar een zekere prijsstabilisatie streeft, zegt het produktschapssecretariaat. Van Amsterdam, waar de aardappelen meestal duurder zijn dan in andere steden en gemiddeld in het hele land, zijn er ook cijfers over de derde week van januari. De bintjes lagen er toen gemidr deld op 26,3 cent, met een variatie tussen 19 en 35 cent, de eigenheimers op 30,5 cent met een variatie tussen 16 en 44 cent. Door de handel werd erop gewezen dat er met name op de Amsterdamse markt steeds minder aardappelen worden verkocht, waaruit de konklu- sie werd getrokken dat de consument vooral in de randgemeenten steeds meer rechtstreeks bij de teler koopt. Ons inziens bevordert de handel deze tendens door de consument niet of onvoldoende te laten delen in een prijsverlaging. DE EXPORTSITUATIE De nog zeer grote voorraden in aanmerking nemende zijn de exportvooruitzichten beperkt. Door een toevallig samengaan van een aantal natuurlijke faktoren zoals de zeer hoge ha-opbrengsten in ge heel Europa, het ontbreken van landen met een flinke importbehoefte en de zeer gunstige ruwvoe- derpositie in Europa, waardoor in gebieden met ge mengde bedrijven de animo om de aardappelen te vervoederen gering is, is het Europese prijspeil thans lager dan sinds lang het geval is geweest. West-Duitsland is ook dit jaar weer onze groot ste afnemer. Dit land voert, maar in mindere mate, ook aardappelen in uit België, Frankrijk en Polen. De kwaliteit van het Duitse produkt, evenals van ae aaruappeien uit de concurrerende landen, wordt geleidelijk beter, waardoor onze handel zich meer moet inspannen haar plaats op de Duitse markt te behouden. Voor het Duitse produkt met doorsnee kwaliteit zijn de prijzen steeds laag geweest en ook thans niet beter dan in ons land. In België zijn onze aardappelen steeds moeilijker te plaatsen. Het prijspeil daar is het gehele seizoen aanmerkelijk lager dan in ons land. De laatste weken wordt de import uit België weer van enige betekenis en overtreft onze uitvoer naar dat land zelfs. Vanaf 1 september is intussen circa 5.500 ton aardappelen uit België betrokken. Ook op andere markten is België een scherpe concurrent. In Frankrijk zijn de prijzen eveneens laag en lig gen voor Bintje 40/opw. in de orde van omstreeks 7 per 100 kg, niettegenstaande de prijsinterventie, waardoor de werkelijke marktsituatie onduidelijk is geworden. Van officiële zijde wordt gesteld dat met de prijsinterventie het gestelde doel is bereikt, maar uit kringen van het bedrijfsleven komen be richten, dat het aanbod voor overname zo groot is dat de uitvoering van de overnameregeling is afge broken. Frankrijk heeft een vrij regelmatige uit voer naar Italië. Italië importeert zoals vorige jaren, vrij grote kwanta uit het E.E.G.-gebied, maar ook uit Zwit serland, waar op de exportaardappelen zoveel sub sidie wordt gegeven als nodig is om de gewenste uitvoer te bereiken resp. te handhaven. Zwitserland is hierdoor het belangrijkste leverende land. Ook zou het voornemen bestaan aardappelen uit Polen in te voeren. Verwacht kan worden dat Italië voor lopig aardappelen zal blijven invoeren. Spanje heeft minder importbehoefte dan vorige jaren. Met het oog op de voorraden van eigen pro duktie is tot nog toe geen invoer toegestaan. Dit niettegenstaande het feit dat de invoer geliberali seerd is en er Spaanse importeurs zijn die wel be langstelling voor import hebben. In de laatste week van deze maand zal in overleg tussen de belangheb bende groeperingen en de regering opnieuw wor den onderzocht of invoer mogelijk gemaakt zal wor den. De laatste weken zijn weer beperkte hoeveel heden naar Noorwegen en Israël verscheept. KWALITEITSVERBETERING Voorzitter Van Beukering wees ter vergadering nogmaals op de noodzaak tot verdere kwaliteits verbetering zowel bij export als voor binnenlandse bestemming. De kwaliteitsvooruitgang die men in andere landen heeft weten te bereiken brengt met zich mee dat ons kwaliteitspeil verder opgevoerd moet worden om onze positie te kunnen behouden. Tevens vroeg hij aandacht voor een doelmatige ontwikkeling van het collecterend afzetapparaat, een kwestie waar reeds enkele jaren geleden de steun van de regering voor gevraagd is. Tot nu toe kon dienaangaande nog niets worden bereikt, dit in tegenstelling tot bijv. in Frankrijk waar de ontwik keling van het afzetapparaat op krachtige wijze is en nog steeds wordt gesteund! Een dergelijk appa raat, dat moet streven naar een regelmatige afzet- spreiding, werkt prijsstabiliserend en is voor de regering mede van belang in verband met de zor gen om het consumentenprijspeil van de aardappels op een normaal peil te houden. Osk./Bl. BLIJKENS de gehouden aardappel-inventarisatie bij telers en handelaren per 26 januari j.l. waren de volgende voorraden, geschikt voor aflevering als consumptie of pootgoed, aanwezig. Ter vergelijking de voorraden van vorig jaar per 27 januari 1967. Schouwen-Duiveland Tholen/St. Philipsland Noord-Beveland Oost Zuid-Beveland West Zuid-Beveland Walcheren Oost Zeeuws-Vlaanderen West Zeeuws-Vlaanderen 26 januari 1968 42.875 ton 27.465 ton 25.268 ton 22.146 ton 37.535 ton 16.413 ton 58.685 ton 28.965 ton 27 januari 1967 18.546 ton 15.259 ton 14.360 ton 14.092 ton 18.372 ton 5.063 ton 23.731 ton 16.575 ton 259.352 ton 125.998 ton

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1968 | | pagina 3