Bi] de Rassenkeuze voor 1968
VRIJDAG 5 JANUARI 1968
56e Jaargang No. 2912
r~
***#4 -v"A^ V
mmm m mm.111111
yfe -
i,2 i -. $Ü£K$^$ x X &s
m «w ■-• #-£ »uk
r\OOR de hierin genoemde gewassen wordt de
nieuwe Zaaizaad- en Plantgoedwet te be
ginnen met oogst 1968 van kracht, dit houdt in dat
de vermeerdering in 1968 hier reeds geheel onder
valt. Een zeer belangrijk gevolg van de nieuwe wet
is het vervallen van de mogelijkheid tot vrije na
bouw. De kweker is verplicht zelf zorg te dragen
voor de vermeerdering van zijn ras, dus voor de
zaaizaadvoorziening ervan. Wil iemand een bepaald
ras voor zaaizaad telen, dan moet hij daarvoor toe
stemming hebben van de kweker, waarbij de voor
gggË --- &&|lg l
,xx: <W^
v:X
Ir. M. A. VAN DER BEEK
Rijkslandbouwkonsulent
voor de Zeeuwse Eilanden
C^EHEEL terecht verheugt de rassenkeuze zich
ieder jaar weer in een grote belangstelling.
Alleen al de direkt landbouwkundige zijde van deze
keuze rechtvaardigt zo'n belangstelling geheel. Los
hiervan zijn er thans aangaande deze materie ook
andere belangrijke punten aan de orde, die nog
maals de moeite van het vermelden waard zijn, en
wel de nieuwe Zaaizaad- en Plantgoedwet en het
feit dat de Rassenlijst voor Landbouwgewassen, na
1968, zijn bindend karakter verliest en een aanbe
velende rassenlijst wordt.
waarden kontraktueel moeten worden vastgelegd.
Door het wegvallen van de kwekersvergoedingen,
plombe- of areaalheffingen worden niet meer ge
heven, moet de kweker al zijn kosten verhalen op
het zaaizaad. De vermeerderaar van zijn kant zal
zich echter ook terdege rekenschap moeten geven
wat een gewas voor zaaizaad extra op moet bren
gen om tot een aantrekkelijk financieel resultaat te
komen t.o.v. konsumptieteelt.
De mogelijkheid zaaizaad voor het eigen bedrijf
te telen blijft bestaan; landbouwkundig kunnen aan
dit systeem van zaaizaadvoorziening echter veel
nadelen kleven. Het gebruik van goedgekeurd zaai
zaad en pootgoed blijft verre de voorkeur verdie
nen.
Het vervallen van het bindend karakter van de
Rassenlijst kan tot gevolg hebben dat er voor de
uitzaai voor oogst 1969 reeds enige belangstelling
komt voor de uitzaai van buitenlandse rassen. Daar
om zij hier opgemerkt dat de Rijkslandbouwvoor-
lichtingsdienst alleen advies uit kan brengen over
rassen, waarvan de landbouwkundige eigenschap
pen middels vergelijkende rassenproeven in eigen
land, bij voorkeur in eigen regio, enige jaren zijn
bestudeerd
WAT de eigenlijke rassenkeuze betreft is 1967
in vele opzichten een leerzaam jaar geweest.
Bij wintertarwe is duidelijk het gevaar geïllustreerd
van een grote areaaluitbreiding in een zeer korte
periode van nieuwe rassen. Hoewel het begrijpelijk
is dat de algemene belangstelling steeds uitgaat
naar een ras met een wat hogere opbrengst, lijkt
het mij toch zowel voor 'kweker, vermeerderaar als
teler heilzaam indien de veranderingen binnen het
rassensortiment van dit gewas een meer geleide
lijk karakter krijgen i.p.v. het schoksgewijze van
de laatste jaren. Zomergerst is wat gevoeligheid
voor ziekten aangaat een heel wat sterker gewas
dan wintertarwe. De opbrengst ervan, zowel naar
kg als prijs, kan deze vergelijking helaas niet aan.
Naast deze wensen voor zomergerst moet zeker
ook de verbetering van de strostevigheid genoemd
worden, tevens zou dit de kwaliteit ervan als dek-
vrucht ten goede komen. Voor zomertarwe is het
gunstig dat enige vorderingen zijn gemaakt naar
vroegere afrijping in vergelijking met Orca.
Alle kritiek ten spijt gaat bij de erwten de ont
wikkeling van nieuwe oogstmethoden, i.e. niet rui-
teren, gestaag door. Op vele Zeeuwse bedrijven
(Zie verder pag. 3)