De planologie Commentaar Het gemeentelijk beleid in de landbouw 1067 VRIJDAG 19 NOVEMBER 1965 Het feit in overweging nemende dat door de bedrijfsgenoten en dus uit de prak tijk suggesties dienen te worden voorgedragen terzake van problemen welke naar dezerzijds oordeel verbetering behoeven, direct of op langere termijn, achten wij het aanbevelenswaadig een aantal zaken in Uw aandacht aan te bevelen. Van het Bestuur van de afdeling Oostkapelle ontvingen wij een schrijven over ,,De Plano logie", waarvan wij deze week het eerste ge deelte publiceren. "Bij de vele en belangrijke vraagstukken, in dit schrijven aangesneden, werden onzerzijds enkele kanttekeningen ge plaatst. Inplaats van de landbouw ongehinderd de mogelijkheid te laten om snel en ongestoord de dynamische ontwikkelingen in versneld tempo te laten volgen, blijkt in de praktijk dat in het gemeentelijk beleid veelal hinderpalen aanwezig zijn, welke dit onmogelijk maken. Als zo danig zijn te onderkennen: a Weigering of beperking bij nieuwbouw, herbouw, verbouw van zowel woon- als bedrijfs- gedeelten in agrarisch gebied. Zowel vormgeving als inrichting zijn aan gemeentelijke goedkeuring onderworpen. Dit heeft al vele malen geleid tot afkeuring van ingediende ontwerpen, terwijl de gemeentelijke afkeuring berustte op advies van de bouwkundige der gemeente, die meestal elke land bouwkundige visie ontbrak. Waar zulks voor het bedrijfsgedeelte ontoelaatbaar moet worden geacht, in feite geldt zulks evenzeer voor het woongedeelte. De nieuwbouw in de uitbreidingsplannen zijn qua inrichting en vormgeving wellicht de best mogelijke benadering van de wensen dier be woners; de leefwijze echter van een ambtelijk of andere werknemer met vijfdaagse werk week is ten enenmale different aan de leefwijze van agrarische ondernemers met zeven daagse werkweek, waarbij ook nachtarbeid bij verzorging der levende have, tot alledaagse begrippen behoren. Met andere woorden wanneer leefwijze vanwege het essentiële verschil in werk en gradueel wellicht in prestatie, dusdanig groot is, dient zeker het woongedeelte en inrichting hieraan te worden aangepast, of althans de mogelijkheid hiertoe open gelaten te worden. Het be drijfsgedeelte en alle vormen van specialisatie en ontmenging eisen aanpassing, netzij op korte of langere termijn. Ontoelaatbaar moet het worden geacht voor de landbouw dat gemeentelijke of bovengemeentelijke goedkeuring wordt onthouden bij ingediende ontwerpen hetzij t.a.v. aesthetische als welke eisen dan ook. De E. E. G.-partners kennen deze ook niet. Adviezen van prov. uitbreidingsplannencomm., schoonheidscomm., welstandscomm. e.«l. voor agrarisch gebied en de landbouw, dienen achterwege te blijven. Wanneer de landbouw zich wenst te handhaven ook in Europees verband en een andere taak heeft te vervullen dan alleen stoffering van het landschap »n attractie voor de stedeling als verdwijnende vorm van bodemcultuur zal ze: of de strijd moeten opbrengen om verbetering te forceren of de rol krijgen toebedeeld van ongesalarieerd parkwachter der gemeenschap. 1 a. Het komt ons voor dat men het hier gestelde zou mogen omdraaien voor wat de benadering betreft. Niemand dient er op los te bouwen, men heeft niet veel fantasie nodig om te begrijpen tot welke onvoorstelbare toestan den dit zou leiden. De Raad van een Gemeente pleegt dus op democratische wijze een bouwverordening vast te stellen. Daaraan wordt de vormgeving van een bouwwerk getoetst. Er staan ook voorschriften in over de minimum inhoud van woningen, de hoogte van ver- trekken, het brandvrij zijn van stallen e.d. De inrich ting op zichzelf is voor zover ons bekend verder in het algemeen vrij. Wel heeft voor het uiterlijk de schoonheidscommissie een stem en wij zijn het er mee eens dat dit wel eens te ver gaat. Wanneer men n.l. voor bepaalde nieuwe wo ningen eist dat er ramen met kleine ruitjes komen, moet men er de vrouw des huizes de glazenwasser er ook maar bij leveren! En wanneer men geen golfpla ten wil toestaan (komt dit voor in Zeeland?), wie be taalt dan de meer-kosten? Schoonheid is altijd een zeer persoonlijke zaak en daarom niet zomaar objectief. Voor de landbouw is het van veel belang of gebouwen, huis en schuur, doelmatig zijn. Hiertoe moeten de rege lingen ruimte laten. De commissie uitbreidingsplannen geeft geen adviezen aangaande ontworpen bouwwerken. De schoonheidscommissie speelt daarbij een rol, in het a' gemeen niet dc gemeente. Wel kan de monumentenwet in het geding zijn. Voor ons standpunt daaromtrent mogen wij verwijzen naar de open brief, die kortgeleden door het Bestuur der Z. L. M. naar alle gemeenten werd gezonden. b. Beperkingen voor bestaande bedrijven binnen de rooilijngrens van b.v. Gemeente- of Provinciale wegen, via een gemeentelijk uitbreidingsplan in hoofdzaken. Vele Walcherse gemeenten hebben een soortgelijk uitbreidingsplan in hoofdzaken waarbij nieuwbouw binnen de rooilijngrens onmogelijk wordt en terecht, doch de redactie van het bijbehorende renvooi is veelal zodanig dat bij reeds bestaande bedrijven, de afwijkingen niet mogen worden vergroot. Dit impliceert dat elk landbouw-, tuinbouw- en veehouderij bedrijf dat met gebouwen binnen bedoelde rooilijn ligt geen enkele aanpassing der gebou wen mogelijk maakt en gedoemd is te blijven werken en wonen als hun voorgeslacht, terwijl de gehele gemeenschap dit nooit zou accepteren en zowel woon- als werkgelegen heid naar de laatste mode eist. Zeer eenvoudig zou met een ontheffingsclausule in bovenstaande gevallen ontheffing kun nen worden verleend in die voorkomende gevallen waar wegverbreding aan die zijde op korte termijn niet is te verwachten, terwijl op eigen risico de noodzakelijk geachte ver bouwing altijd doorgang kan vinden wanneer van Overheidszijde een verklaring zou worden geëist dat gemaakte kosten nimmer bij onteigening zullen worden vergoed. Bovenbedoelde ontheffingsclausule ontbreekt veelal en is oorzaak dat veel schade en onge rief wordt veroorzaakt aan de individuele agrarische ondernemer, welke volkomen over bodig wordt vastgelegd, terwijl noch het algemeen, provinciaal of gemeentelijk belang hiermede is gediend. c. Het ontwerpen van uitbreidingsplannen in agrarisch gebied welke niet binnen een redelijke termijn worden gerealiseerd en de hieruit voortdurende beperkingen voor de bedrijfsvoe ring welke tot de aankoop door de gemeente voortduren. De versnelde dynamiek in land en tuinbouw der laatste jaren wettigt versnelde aanpassing en waar zulks in het onder havige plan onmogelijk is dient desgevraagd door de gemeente op onteigeningsbasis to worden aangekocht, waarna belanghebbende door aankoop elders een doelgerichte bedrijfsaanpassing zal kunnen doorzetten. Thans komt het voor dat van gemeentewege herzieningen van een reeds jaren bestaand uitbreidingsplan bij regelmaat plaats vindt, doch aan realisering niet toe komt, terwijl aanpassingen van aanwezige agrarische woon- en bedrijfsgedeelten geweigerd worden en geen enkele aanwijzing bestaat dat zulks van tijdelijke aard is. Verbouwingen moeten kunnen plaats hebben desnoods voor risico van de agrarische ondernemer. 1 b. Het is niet juist, zoals men het gestelde in de tweede alinea zou kunnen lezen, dat hier de boeren speciaal zouden worden gedwarsboomd. Ook in bebouwde kom men zijn zeer dikwijls rooilijnvoorschriften van zeer stringente aard. De laatste tijd worden er dikwijls sa neringsplannen opgesteld voor andere stads- en dorps gedeelten, ten gevolge waarvan ALLE goedkeuringen voor verandering worden geweigerd. Bovendien is in praktisch geen enkel geval door be langhebbenden bezwaar gemaakt tegen de bedoelde uitbreidingsplannen. Ook georganiseerd, b.v. door een afdeling, is hier niets aan gebeurd. Wanneer veel meer belanghebbenden bezwaar hadden gemaakt waren er wellicht ook in meerdere gevallen schadevergoedings verordeningen geweest terwijl deze laatste, voor zover ze er wel zijn, beter sluitend waren geweest. Ontheffingsclausules zijn meestal wel aanwezig, maar daarvoor dient meestal na goedkeuring van B. en W. toestemming aan G. S. gevraagd te worden. Wij zijn van mening dat in niet alle toelichtingen staat dat de afwijkingen niet vergroot mogen worden, hoe wel er wel uitbreidingsplannen kunnen zijn, waar dit instaat. Wat betreft de derde alinea kan worden opgemerkt dat naast wegverbreding ook de kwestie van het uit zicht bijzonder belangrijk is. Overigens vinden wij het tweede gedeelte van deze alinea zeer zeker een sug gestie, die het nader overwegen waard is. Wij achten dit een zeer belangrijke passage uit dit schrijven, waar wij geheel achter kunnen staan. Naast de aangegeven mogelijkheid: „aankoop door gemeente als de eigenaar dit wenst", moet ook gewezen worden op het belang van het vaststellen van niet te omvangrijke uitbrei dingsplannen. Want een te groot plan wat toch jaren moet wachten op realisering geeft grote moeilijkheden met gebouwen en kassen, dus alles waar bouwvergun ningen voor nodig zijn voor de land- en tuinbouwdie in dit plan valt. d. Het gemeentelijk uitbreidingsplan of bestemmingsplan in hoofdzaken voorzover het de bebouwing regelt in agrarisch gebied. Hierbij kan het voorkomen dat bepaalde eisen worden gesteld t.a.v. de bedrijfsgrootte. Een en ander voorkomend in het Streekplan Walcheren onder vigueur van Wet Nationaal plan en streekplan. In het recente verleden is gebleken dat de oppervlakte van een bedrijf geen enkele relatie heeft tot de op het bedrijf aanwezige arbeid, waarbij zij opgemerkt dat speciaal levende have (fokkerij van pluimvee, varkens- en kalverenmesterij) dag- en nachttoezicht vereisen. Sociaal onaanvaardbaar om het bedrijfshoofd bij een dag- en nachttoezicht vereiste bedrijfs voering een tweede bedrijfswoning te weigeren indien zulks wordt gevraagd (zie reeds gevormde jurisprudentie door de Raad van State KB 10 juli 1962 no. 23 en KB 20 maart 1963 no. 14 en beroep gem. Veghel 12 nov. 1964 mogelijk door art. 38 lid 1 van de Woning wet). (Wordt vervolgd.) 1 d. Voor de eerste woning is meestal ontheffing mogelijk wanneer niet aan de oppervlahte-eis voldaan wordt en niettemin toch wordt aangetoond dat een volledig be drijf wordt gesticht. Voor wat de tweede woning betreft tracht de overheid door de bepalingen te voorkomen dat hier niet een „burger" in het agrarisch gebied wilt gaan wonen. Bij deze tweede woning gaat natuurlijk ook de recreatie een rol spelen. Ten aanzien van dit punt is in de nota van de Z. L. M. „Landbouw en Recreatie" een suggestie gedaan om eens althans een proef te nemen met het toestaan van de bouw of inrichting van één zomerwoning bij ieder agrarisch bedrijf in de recreatiegebieden.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1965 | | pagina 7