DE TOEPASSING 1070 Gewiehts- en kwaliteitsverliezen tijdens de bewaarperiode Ventileren of niet ventileren Systemen van bewaring Bewaartemperatuur Welke kiem remmingsmiddelen ZEEUWS LAND- EN TUINBOUWBLAD DIJ het bewaren van aardappelen is het van groot belang, dat gewiehts- en kwaliteics- verliezen zoveel mogelijk worden beperkt. De belangrijkste faktor bij de aard- appelbewarin? is de temperatuur. Wanneer die, zoals bij kuilbewaring, niet voldoende kan worden beheerst, treedt na verloop van tijd onvermijdelijk kieming op. De tempera- tuurgrens voor de kieming van aardappelen ligt rond 4° C. Bij de moderne methode van bewaring in gebouwen wordt de gewenste lage temperatuur verkregen door ventilatie met koude buitenlucht. Daarnaast zien we, dat vooral de laatste jaren bij de bewaring van aardappelen steeds meer kiemremmingsmiddelen worden gebruikt. Aangezien het gebruik van deze middelen nauw samenhangt met o.a. de gedragingen van de aardappel tijdens de bewaarperiode en van het systeem en de tijdsduur van be waren, zal men op enkele punten terdege moeten letten. De verliezen die tijdens de bewaring optreden, worden door de volgende processen veroorzaakt: a. Verliezen door ademhaling Deze zijn bij een temperatuur van ca 5° C minimaal. De verliezen als gevolg van ademhaling bedragen in een seizoen van 6 maanden ca 1 en zijn dus in feite gering. Naast dit verlies komt er bij de ademhaling ook warmte vrij. in luchtgekoelde bewaarplaatsen kan men rekenen op een stijging van de temperatuur van de aardappelen van C per dag. b. Verliezen door verdamping Een aardappel bestaat voor meer dan 75 uit water. De verdamping daarvan uit de knol is in de begin periode vooral afhankelijk van de mate waarin de schil is verkurkt. Gezien de kiemrust waarin de aard appelen verkeren en de kans op ver liezen door verdamping, is veel ven tileren daarom bij „gezonde" aard appelen direkt na het rooien dan ook niet gewenst. C. Verliezen door kieming Bij langdurige bewaring kan bij kie ming een aanzienlijk gewichtsverlies ontstaan. Via de kiem verdampt het water uit de knol veel gemakkelijker dan via een goed verkurkte schil. Gekiemde aardappelen zijn boven dien gevoeliger voor stootblauw en rotting. Een gunstige bewaartempe ratuur tijdens de wintermaanden is die van 2° tot 4° C. Bij hogere tem peraturen treedt reeds kieming op, wat vele teleurstellingen ook in luchtgekoelde bewaarplaatsen ver klaart. Bij veel bewaarplaatsen wordt de regelthermostaat niet regelmatig nagezien of zelfs niet gebruikt, ter wijl de thermometer vaak te grote afwijkingen vertoont. d. Verliezen door micro-organismen Enkele van de belangrijkste ziekten, die door het systeem van buiten luchtkoeling met sukses kunnen worden bestreden zijn: Phytophthora infestans, Fusarium of droogrot, Zil- verschurft, Bacterie-natrot. Bij sommigen leeft de-gedachte, dat bij gebruik van kiemremmingsmiddelen de ventilator overbodig is geworden. Hoewel opslag in een gebouw reeds veel voordelen heeft t.o.v. kuilbewa ring, behoeft dit nog riet te betekenen, dat men zonder luchtkoeling onder alle omstandigheden aardappelen kan be waren met geringe gewiehts- en kwali teitsverliezen. Met een ventilator kan men aard appelen droog draaien en koelen. In be paalde jaren met veel natte en zieke knollen is juist het droog draaien van groot belang. Zonder ventilator mist men deze mogelijkheid en kan er dus moeilijk van een ideale bewaring wor den gesproken. Vooral bij langdurige opslag is niet ventileren beslist onzeker, omdat men aardappelen met of zonder kiemrem- mingsmiddel geregeld dient te venti leren om een teveel aan warmte en vocht kwijt te raken. Zonder ventilator mist men bovendien de mogelijkheid •m de aardappelen bij het afleveren voldoende te kunnen opwarmen. 0 ln bewaarplaatsen zonder buiten- luchtkoeling De aardappelen worden meestal tus sen pakken stro of verplaatsbare wanden gestort. Tussen pakken stro is de storthoogte vaak 2 m, zodat deze manier van bewaring meer ruimte vraagt. Omdat de ventilator ontbreekt en het moment van verkoop moeilijk is te voorzien, worden veel aardappe len direkt bij het inbrengen met een kiemremmingsmiddel behandeld. Het voordeel hiervan is een goede verdeling van het poeder over de aardappelen. Aangezien bij dit systeem van be waren de temperatuur van de aard appelen sterk met de buitentempe ratuur op en neergaat, kan er altijd kondensatie optreden. Het gevolg is dat de bovenste aardappelen (vaak. tot 1 m diep) nat blijven. Dit is niet alleen funest voor minder goede partijen maar bovendien be staat de indruk dat de werking van het kiemremmingsmiddel sterk ach teruitgaat. Om kieming zolang moge lijk tegen te houden, kan men de bovenste aardappelen wat meer poe der geven. Daarnaast is een flinke laag stro op de aardappelen wel ge wenst, al was het alleen maar om „groen" te voorkomen. 0 In bewaarplaatsen met buitenlucht- koeling Direkt na het inbrengen, kan men de aardappelen droogdraaien (d.w.z. tot de grond winddroog is gewor den). Aangezien de aardappelen een rustperiode doormaken, is veel ven tileren de eerste 6 weken niet no dig, tenzjj binnen de paitij veel natte en zieke aardappelen voor komen. Omstreeks november zal men moeten beslissen: poederen of afleveren voor de winter. Op enkele bedrijven is het de vaste gewoonte een gedeelte van de aard appelen voor de winter en de rest in het voorjaar af te zetten. Het heeft weinig zin cm aardappelen, die voor de winter worden afge leverd met een kiemremmingsmid del te behandelen. Men kan volstaan met een tempera tuur van ca 5 a 6° C aan te houden. Meestal zijn er voldoende kouds nachten om deze temperatuur te be reiken. Omdat het moment van ver koop niet altijd is re voorzien, dient men echter met de toepassing van een kiemremmingsmiddel niet to lang te wachten. Het is bovendien een bekend verschijnsel, dat aard appelen het ene jaar vroeger en ge makkelijker kiemen dan het andere (b.v. na een warme en droge zo mer). Aardappelen die te lang bij te hoge temperaturen zijn bewaard, zijn met kiemremmingsmiddelen niet altijd te redden. Vooral een 2e dosering in het voorjaar wordt vetak te laat aangewend. Een veel voor komende vraag is, bij welke tempe ratuur men aardappelen die zijn „be handeld" kan bewaren? Een hogere bewaartemperatuur ver groot de kans op kondensatie. Vandaar dat op geregelde tijden geventileerd dient te worden om een teveel aan warmte en vocht kwijt te raken. Het is beslist fout om na de behandeling met een kiemremmingsmiddel alle luiken gesloten te houden. In hoeverre een grotere luchtvochtigheid gevolgen heeft op de isolatie van wanden en plafond is nog niet helemaal bekend. Wel be staat de indruk, dat bij langdurige be waring bij een hogere temperatuur wan den en plafond vochtiger zijn. dan nij een bewaartemperatuur van 24° C. Om teleurstellingen te voorkomen is in feite een bewaartemperatuur van 7 tot 10° C te hoog. Nu zijn teleurstel lende resultaten vaak het gevolg van een komplex van faktoren b.v.: a. in het begin te slordig geventileerd (geen regelthermostaat of verkeerde thermometer gebruikt). b. aardappelen te laat met kiemrem mingsmiddel behandeld. c. slechte verdeling van het middel (stortkegels, aardappelen te vochtig, minder goed luchtverdeelsysteem). d. minder goede werking van het mid del (bij te hoge bewaartemperatuur blijven de bovenste aardappelen te vochtig). Vooral de laatste jaren zijn veel ge bouwen provisorisch ingericht als be waarplaats. Meestal zijn hierbij 1 of 2 wanden niet geïsoleerd, terwijl soms ook een geïsoleerd plafond ontbreekt. Het zal duidelijk zijn dat in dergelijke gebouwen de buitentemperatuur een grotere invloed heeft op de temperatuur in de partij dan bij geheel afgesloten en geïsoleerde bewaarplaatsen. Van daar dat een temperatuur van 5 a 5° C voor aardappelen bestemd voor ge wone konsumptie of export het meest aan te bevelen is. Daarbij is het geen enkel bezwaar, dat de temperatuur cot b.v. 7 a 8° C oploopt. Aardappelen be stemd voor de verwerking tot chips vragen een bewaartemperatuur van 7- 10° C, terwijl de indruk bestaat, dat dit bij aardappelen voor frites wel iets lager mag zijn. Het tot nog toe meest gebruikte kiemremmingsmiddel bij konsumptie- aardappelen is wel het CIPC en/of het IPC in poedervorm. Bij een volledige dosering mag van dit produkt maximaal 2 kg poeder per 1.000 kg aardappelen gebruikt worden. Bij het inbrengen van 2 kg poeder p^er 1.000 kg aardappelen, met een ver stuiver en interne ventilatie, is het moeilijk om de volledige dosering goed verdeeld op alle plaatsen van de cel te krijgen. Een goede verdeling van het poeder is en blijft nog altijd een moei lijkheid. Stortkegels die bij het lossen zijn ontstaan, blijven nu eenmaal moei lijk indringbaar voor welk preparaat dan ook. Het poederen van de aardappel over de transportband bij het inbrengen in de bewaarplaats, geeft een betere ver deling van het poeder. Op deze manier wordt bereikt dat een gedeelte van het poeder ook in de ontstaande stortkegel komt. .Bezwaar van deze methode is: dat aardappelen van niet uitgerijpte en natte partijen die direkt bij het in c'e cel brengen met poeder behandeld worden, gemakkelijker huidirritaties vertonen. De daardoor ontstaande blaasjes en pukkelschurft komt het uiterlijk van de aardappel niet ten goede. Hoewel dit voor de konsumptie geen bezwaar hoeft te zijn, kan dit bij export moei lijkheden opleveren. Voor geïmproviseerde opslagplaat sen in schuren zonder ventilator is men uiteraard aangewezen op poederen ge lijktijdig met het inbrengen van de aardappelen.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1965 | | pagina 10