KNLC
MAU RITS PLEIN 23
SUBSIDIEBELEID
426
Meer taken voor Europees Sociaal Fonds
ZEEUWS LAND- EN TUINBOUWBLAD
IIET bestuur van het Landbouwschap heeft in zijn laat-
ste vergadering zijn positie, althans voorlopig, be
paald over het in Nederland te voeren subsidiebeleid in
de landbouw. In januari jl. had het bestuur al een uitvoe
rige discussie over dit onderwerp, zodat er deze week niet
veel meer over is gezegd. Het bestuur kon volledig met
de formuleringen van het dagelijks bestuur accoord gaan.
Wij hebben hiermee, dacht ik, een eerste etappe afge
sloten waarin de georganiseerde landbouw bezig is geweest
om zelf een standpunt te bepalen over de subsidiepolitiek.
Dat ging nogal moeizaam omdat in zekere zin gesproken
kan worden van een gewijzigde instelling.
E. E. G. SPELBREKER
FIE landbouwpolitiek die de geor-
ganiseerde landbouw voor ogen
stond is altijd die geweest van markt
en prijspolitiek. Slechts voor enkele
knelpunten werd een subsidiepoli
tiek aanvaard en dan denk ik met
name aan de ruilverkaveling die wel
het grootste voorbeeld van dit ver
schijnsel is. Subsidie op boerderij -
bouw echter is reeds lang een strui
kelblok geweest. Het is door de ge
organiseerde landbouw eigenlijk in
meerderheid afgewezen met als ar
gumentatie dat de prijzen van de
produkten zodanig moesten zijn dat
daaruit onderhoud van gebouwen en
nieuwbouw konden worden bekos
tigd. Het is met name de ontwikke
ling in de E. E. G. geweest die hierin
verandering heeft gebracht. De E. E.
G. is in alle partnerlanden een sti
mulans om tot versnelde aanpassing
van de productie aan moderne moge
lijkheden te geraken. Eén van de
middelen, zo niet het belangrijkste
middel, dat men daarvoor in Duits
land en Frankrijk aangreep was de
subsidiepolitiek. Subsidie in allerlei
vormen. Subsidie op betere kwaliteit
van het produkt, subsidies a fonds
perdu bij investering in gebouwen
en machines. Rente-subsidie om de
aflossing en afschrijving te verge
makkelijken. Men kan haast geen
vorm van subsidie bedenken welke
niet wordt toegepast. Bovendien is de
totale hoeveelheid middelen die voor
de subsidies worden aangewend voor
onze begrippen enorm hoog. Nu moet
men wat dit laatste betreft ook niet
in een paniekstemming geraken. Het
behoort er tegenwoordig bij dat men
in een boerenvergadering en de laat
ste tijd zeker ook in tuinders-verga*
deringen zijn misnoegen er over uit
spreekt, dat in partnerlanden gewel
dige bedragen aan subsidie worden
gegeven. De een vijzelt de ander op.
Zo kan men op het ogenblik stem
men beluisteren die vinden dat wat
onze partnerlanden doen geweldig is.
Zij menen, dat men haast al wel kan
voorspellen dat de Nederlandse land
en tuinbouw binnen één of twee jaar
van de aardbodem zal zijn wegge
vaagd.
DE WERKELIJKHEID ZIEN
IK schrijf dat, omdat ik meen dat
wij er vooral voor op moeten
passen gevolgtrekkingen te maken
en daden te doen, die niet wel over
wogen zijn. Wij moeten de verhou
dingen goed in het oog houden.
Wij moeten dan in de eerste plaats
bedenken dat de oppervlakte cultuur
grond in landen als Frankrijk en
Duitsland vele malen groter is dan
die in Nederland. In de tweede plaats
dat de voorsprong die wij hadden
gemiddeld aanzienlijk was en nog
is. Deze voorsprong is ook niet al
leen in geld uit te drukken. Een be
langrijk gedeelte van die voorsprong
is het gevolg van betere ontwikke
ling en betere vakkennis van onze
boeren en tuinders.
Dat kan men met subsidie niet in
halen. Verder moet niet vergeten
worden dat wij in Nederland ook
aanzienlijke bedragen aan ruilver
kaveling en dergelijke besteden. Wan
neer wij dit alles bij elkaar overzien
dan meen ik dat er geen reden is tot
paniek. Wel moet geconstateerd wor
den dat in onze partnerlanden meer
mogelijk is dan hier in Nederland
en dat lijkt in een zich ontwikke
lende E. E. G. niet verantwoord. De
Nederlandse regering heeft hier bij
monde van de Minister van Land
bouw in Brussel ook al duidelijk op
gewezen.
VERSCHILLENDE STAND
PUNTEN
IYE standpunten van de georgani-
seerde landbouw en van de
Minister lopen wel uiteen over het
feit dat de Minister meent dat al deze
buitensporige subsidies in onze part
nerlanden moeten worden afgeschaft
en ook zullen worden afgeschaft.
Met dat eerste zou men het nog
eens kunnen zijn, maar in dat tweede
geloof ik beslist niet. Als men het
uitgebreide arsenaal van subsidies
ziet dan is wel zeker dat een Euro
pees beleid op dit terrein veel sub
sidies mogelijk zal maken. Het feit
dat Nederland veel minder subsi
dieert en' geen individuele subsidies
toepast is in de totaliteit van de
Europese werkelijkheid slechts een
heel klein punt. Het verandert het
gemiddelde practisch niet.
SUBSIDIES BLIJVEN
DAAROM dient men van de wer-
kelijkheid uit te gaan dat in
Europees verband vooralsnog subsi
dies zullen blijven bestaan. Ik zie
dan ook de inventarisatie, die door de
Commissie in Brussel wordt opgezet,
als een soort leidraad waar men van
uit kan gaan om te bepalen in hoe
verre verschillende methoden meer
of minder concurrentievervalsend
zijn. De ergste concurrentievervalsin
gen zullen dan natuurlijk direct moe
ten verdwijnen. Veel verder zal men
daar wel niet mee komen. De rede
nering in andere landen is immers
dat de landbouw door de E. E. G. in
een versneld tempo (maar zonder de
E. E. G. toch ook) in een situatie
komt die als een volledige omwente
ling in de landbouwproductie kan
worden aangemerkt. Door de mecha
nisatie en de veranderde distributie
van levensmiddelen is een aanpas
sing noodzakelijk die ongekend is.
Het is duidelijk dat de regeringen de
agrarische ondernemers bij deze aan
passing behulpzaam willen zijn. Zij
doen dit door diegenen te helpen die
geholpen willen worden en wel met
subsidies. Zo helpt men deze mensen
specifiek. Zo wordt alle onderne
mers duidelijk gemaakt dat men de
wedstrijd zal verliezen als men op
de oude wijze doorgaat zoals vader
en grootvader het deden.
SUBSIDIEPOLITIEK NODIG
MEN moet hier wel subsidiepoli-
tiek te baat nemen. Wanneer
men enkel de veranderingen wil
Ir. C. S. KNOTTNERUS
doen voltrekken door markt- en
prijsbeleid zijn de prijzen toch altijd
nog van een zodanige hoogte, dat
teveel mensen menen dat het ook
nog wel op de oude voet kan. Ik
moet u zeggen dat ik dit nog niet
zo'n gekke redenering vind. Ik stel
mij dan ook voor dat de Europese
commissie er ook zo over denkt. Dat
zou betekenen dat een subsidiepoli
tiek gericht op modernisering en
aanpassing van de bedrijven wel niet
zal worden verboden. Dat betekent
m.i. dan ook dat wij in Nederland
daaruit de consequentie moeten trek
ken en op dezelfde wijze zullen moe
ten gaan werken.
Nu het Landbouwschap zich prin
cipieel heeft uitgesproken vóór het
middel van subsidiepoltiek is het
zaak zo spoedig mogelijk allereerst
ook de regering van de noodzaak
te overtuigen en dan concreet de
methoden uit te werken waarop een
dergelijke subsidiepolitiek zou moe
ten worden verwezenlijkt.
RENTE-SUBSIDIE
WAT dit laatste betreft lijkt het
mij dat wij het beste op zo
eenvoudig mogelijke wijze kunnen
beginnen. Ik voel persoonlijk meer
voor een systeem van rente-subsidie
dan voor subsidies a fonds perdu. In
dat laatste geval zijn nl. de kansen
op foutieve investering m.i. groter.
De overheid betaalt dan immers een
bepaald percentage van de kosten.
Bij rente-subsidie dus, die de vorm
zal moeten aannemen van een vast
rentepercentage door de credietne-
mer te betalen b.v. 3 Het ont-
wikkelings- en saneringsfonds kan
dan de rest van de rente voor zijn
rekening nemen.
Om de zaak nu nog te vereen
voudigen zouden wij kunnen be
ginnen met al die projecten die
toch al door het borgstellings
fonds voor de landbouw worden
onderzocht op hun levensvatbaar
heid en rentabiliteit. Als het be
stuur van het ontwikkelings- en
saneringsfonds een besluit van die
strekking zou willen nemen en
de Minister dit besluit zou willen
goedkeuren zouden wij daar bij
wijze van spreken morgen al aan
kunnen beginnen.
IJ het tot stand komen van de E. E. G. is rekening gehouden met de
gevolgen die de eenwording van de markt zou kunnen hebben voor
de werkgelegenheid. Met het oog op mogelijke verstoringen van de binnen
landse markten door de veranderde situatie ten gevolge van de groei naar
een Europese markt voorziet het verdrag van Rome dan ook in de instelling
van een Sociaal Fonds. Dit Fonds beschikt over geldmiddelen, die in principe
bestemd zijn voor het verlenen van steun aan hen die het slachtoffer dreigen
te worden van structurele werkloosheid ten gevolge van de eenwording op
economisch terrein.
HER-, OM- EN BIJSCHOLING
1/1 U blijkt in de practijk dit probleem van de werkloosheid nogal mee
i L te vallen. Voor het Europees Sociaal Fonds wcn-dt daarom gezocht
naar meer taken. De E.E.G. is in principe gericht op de vergroting van de
welvaart van de lidstaten.
Het is niet de bedoeling om van de E. E. G. een gesloten gemeenschap te
maken. Daarom ligt het voor de hand dat bij een doelmatige besteding van
de gelden van dit fonds wordt gemikt op een verhoging van de concurrentie
mogelijkheden van de werkers, met name de jonge werkers in de E. E. G. In
die richting nu heeft de Europese Commissie een aantal voorstellen gedaan
aan de Raad van Ministers.
Naast enkele voorstellen, die voornamelijk betrekking hebben op uitbrei
ding van de scholingsmogelijkheden van werknemersstelt de Commissie voor
een bepaald bedrag uit het fonds beschikbaar te stellen voor de bouw van
woningen ten behoeve van werknemers, die zich binnen de gemeenschap heb
ben verplaatst. Indien de Raad van Ministers met dit voorstel akkoord zou
gaan, zou elk der partners per jaar een bedrag in orde van f 1 miljoen voor
dit doel kunnen ontvangen.
Sinds 1961 heeft het fonds bijna 25 miljoen dollar aan bijdragen uitgekeerd
voor meer dan 300.000 werknemers, waaronder meer dan 200.000 Italianen.
Voor dit totaal heeft Italië 8,1 miljoen dollar ontvangen, Frankrijk 7,5 miljoen
dollar, Duitsland 5,2 miljoen dollar, Nederland 2,2 miljoen dollar en België
1,4 miljoen dollar. Van deze 25 miljoen dollar was circa 23 miljoen bestemd
voor de omscholing en herscholing van werknemers.
GEBREK AAN ARBEIDSKRACHTEN
E Commissie heeft haar voorstellen nu aan de Raad van Ministers
gedaan, omdat het fonds zich naar haar mening moet aanpassen aan
de gewijzigde omstandigheden van thans. Deze kenmerken zich door een
algemeen gebrek aan arbeidskrachten, die een voldoende scholing hebben
ontvangen voor de uitvoering van werkzaamheden, waarvoor zij ingezet zou
den moeten of kunnen worden.
Het fonds moet zich volgens de Commissie nu dan ook bezig kunnen houden
met het verstrekken van bijdragen ten behoeve van de herscholing van be
paalde categorieën van werknemers. Ook zou het fonds bijdragen moeten ver
strekken voor de bouw, de uitbreiding en de uitrusting van centra voor de
beroepsherscholing ten gunste van de gebieden binnen de gemeenschap ten
aanzien waarvan een ontwikkelings- of saneringsplan ten uitvoer wordt ge
bracht.