Het mesten van stieren op een akkerbouwbedrijf Inkuilen van gras 431 VEEHOUDERIJ Mobiele melkontvangst HET KOMT OP DE KWALITEIT AAN V li IJ D A G 2 3 APRIL 106 5 Op de proef boerderij „De Bouwing" te Randwijk (Over- Betuwe) functioneert een loopstal met meststieren en een sleufsilo. Het doel hiervan is, na te gaan in hoeverre rundvleesproduktie op een akkerbouwbedrijf het arbeids inkomen kan verhogen. Bij gebrek aan gespecialiseerd personeel is mestvee boven melkvee verkozen. Een kop pel meststieren stelt minder hoge eisen aan de veeverzor- ging, omdat deze in de vroege morgenuren vóór het andere werk kan plaats vinden en tijdens weekeinden bij een doelmatige huisvesting en voedering weinig arbeid vraagt. Gezien de belangstelling voor rundveernesterij in het verband van de akkerbouw bedrijven in Zeeland geven we hierbij een overzicht van de werkwijze op „De Boii- wing". OP dit bedrijf worden stierkalveren zelf opge fokt en gemest tot ca. 500 kg (leeftijd 15 16 maanden). Een 30-tal kalveren van minstens 1 week oud, worden begin februari met behulp van een commissionair aangekocht. In de eerste jaren gaf de opfok met kunstmelk enige problemen door vrij hoge kosten van dierenarts en sterfte. Hoewel volle melk in de aanloopperiode de beste resultaten geeft, is deze methode op een akker bouwbedrijf minder aantrekkelijk. De praktijk heeft echter geleerd, dat een zogenaamd start preparaat voor mestkalveren de risfco's bij de op fok ook sterk kan beperken. Dit preparaat wordt na 14 dagen vervangen door kunstmelk. Deze wijze van opfok bleek het laatste jaar zeer economisch te zijn. De kalveren gaan in mei, als ze 3 maanden oud zijn en ongeveer 110 kg wegen, in de wei. Op een kunstweide heeft men weinig last van parasitaire ziekten, ook in het tweede jaar niet. In de wei periode wordt per dier een toegift van 1 tot IV2 kg krachtvoer en geen melkprodukten meer verstrekt. In oktober wordt begonnen met bijvoe- dering van vers bietenloof, waarbij cie dieren goed blijven doorgroeien. Tegen 1 november gaan de dieren, afhankelijk van het weer,, in de loopstal en wegen dan op een leeftijd van 9 maanden 300 kg. Het rendement van het krachtvoer blijkt in de weideperiode zeer gunstig te liggen, omdat 1 kg krachtvoer op die leeftijd ongeveer 400 g groei per dag extra kan geven. In de loopstal wordt naast vers bieteloof 2 kg krachtvoer en wat extra mineralen gegeven. In december wordt overgeschakeld op Ingekuild pro- dukt in de vorm van bietekoppen en -blad of mais. In de verdere mestperiode op stal worden de hoe veelheden krachtvoer geleidelijk tot 4 a 5 kg op gevoerd. De stieren kunnen dan bij een gemiddel de gewichtstoename van 1 kg per dag in het begin van mei 500 kg wegen. Tijdens de winterperiode is in een 2-tal groepen zelfvoedering vergeleken met voovraadvoedering. De groep met zelfvoedering nam bruto 47,5 kg en netto 45 kg kuilvoer op, die met voorraadvoedering resp. 40 en 39 kg. Een verschil in opname dus van netto 6 kg voer. Daar stond tegenover, dat de da gelijkse groei bij zelfvoedering 100 g hoger lag. De voedering van bietekoppen en oladkuil werd de laatste 2 jaar vergeleken met die van snijmais- kuil (beide tot verzadiging). De krachtvoergiften werden gelijk gehouden. In verband met een laag droge-stof-gehalte van de maiskuil in 1962 was het krachtvoer van de maisgroep toen wat hoger in eiwitgehalte dan dat van de bietengroep. In 1963 werd hierin, bij een beter gerijpte mais, geen ver schil gemaakt. De opname aan droge stof was in die jaren uit maiskneuskuil resp. 1,2 en 1,1 1$.g per 100 kg l.g. De bretekoppen en -blad-kuil gaf in beide jaren een droge-stof-opname van 1,5 kg per 100 kg l.g. In 1963 was de hogere zw. in de droge stof bij maïs voldoende om het nadelige verschil in d.s.- opname op te heffen. De groei was in het laatst genoemde jaar bij beide groepen gelijk en bedroeg gemiddeld over de stalperiode 1100 g per dier per dag. In 1962 daarentegen bleef die van de mais groep achter. Van beide groepen was de gemid delde slachtkwaliteit nagenoeg gelijk. Hieruit wordt geconcludeerd, dat ingekuilde snij- mais een goed ruwvoer kan zijn voor mestvee. H. NIEUW SYSTEEM VERVOER DIEPGEKOELDE BOERDERIJMELK Melkinrichting Menken N. V. in Wassenaar heeft een voor de Nederlandse zuivelindustrie nieuw sys teem ontwikkeld voor het transport en de conse]> vering van melk in de produktiegang van boerde rij naar fabriek. Het systeem houdt een automati sering in, die het huidige gebruik van melkbussen overbodig maakt. In plaats daarvan komen op de boerderijen van een koelinstallatie voorziene tanks in gebruik, waarin de melk direct van de koe wordt overgebracht. De tanks worden leeggezogen door een tankwagen, die met meet- en controle-appara- tuur is uitgerust. Hot ophalen van de diepgekoelde boerderijmclk in tankwagens maakt een eind aan de al meer dan tachtig jaar gebruikte methode van melkvervoer in bussen. Dat vervoer in bussen gebeurt tot nu toe nog praktisch overal in het land, op enkele boerderijen in Friesland na. die zo dicht bij de fabriek liggen, dat de melk per leiding kan wor den getransporteerd. In het buitenland is de laat ste tien jaar al een sterke ontwikkeling gaande op het terrein van diepkoeling van boerderijmclk in op de boerderijen geplaatste koeltanks. In de V. S. is men in sommige staten al zover, dat de boer niet meer voor levering van consumptiemelk in aanmerking komt, als hij de op zijn boerderij ge produceerde melk niet diepgekoeld af kan leveren. Denemarken, Zweden, Frankrijk, Engeland en West-Duitsland stimuleren het diep koelen van melk op de boerderij en subsidiëren de ontwikke ling ervan in belangrijke mate. Het bekende „Grüne Plan" net over onze grens rondom Aken, is daar een voorbeeld van. KWALITEIT Met als een van de belangrijkste overwegingen, dat de kwaliteit van de melk verbefterd kan wor den, is Menken in Nederland met het nieuwe sy steem begonnen. Tot nu toe werd de om omstreeks zeven uur op de boerderij verkregen melk warm in melkbussen gestort en daarna pas om elf uur of later op de fabriek ontvangen en verwerkt. In de winterperiode met lage buitentemperaturen geeft dat geen ernstige problemen, maar 's zomers, wanneer de melkproduktie het grootst is, kan dit een nadelige invloed hebben op het produkt. Er zijn daarbij verschillende factoren, die de situatie steeds verder verslechteren. Vroeger ging de boer meestal zo omstreeks acht h negen uur naar bed om 's morgens om half vier of vier uur te gaan melken. De melkrijder kon dan om zes uur of eer der de melk ophalen en was om half zeven a zeven uur aan de fabriek. De veranderde levensomstandigheden en de komst van de televisie hebben ervoor gezorgd, dat de dagelijkse uren van het melken 's morgens naar een later tijdstip werden verschoven. Bovendien is door de concentratie van melkfabrieken de hoe veelheid per bedrijf aangevoerde melk steeds gro ter geworden, wat latere ontvangsttijden in de hand werkt. De bouw van een tweede meikont- vangst, die de capaciteit zou vergroten is ook geen oplossing voor Mie problemen, daar melkrijders en ander personeel dan hun taak zowel 's ochtends als 's avonds ook op zaterdag en zondag moeten blijven vervullen. 1800 LITER Het systeem van diepgekoelde melk, dat aan deze situatie een eind maakt, is door Menken in samenwerking met 500 leveranciers opgezet. De praktijkproeven zijn genomen in samenwerking met het Consulentschap voor Melkwinning te Wageningen. Het systeem is erop gericht ooi het werken op de boerderij zo gemakkelijk mogeli'k te maken. De reiniging van de koeltank b.v. geschiedt chemisch en geheel automatisch. De tank heeft een inhoud van 1800 liter, is vacuumbestendig en koelt de melk binnen enkele minuten tot beneden de kritische temperatuur. Binnen één uur en een kwartier is de gehele inhoud op 4° C gekoeld. De tankauto, die de naam „mobiele melkont- vangst" heeft gekregen, heeft een inhoud van 9000 liter en is voorzien van een automatische instal latie voor het meten en het nemen van monsters van melk. Er zijn op het ogenblik reeds 21 van een installatie voorziene boerderijen, waar de melk met een tankwagen kan worden opgehaald. 3,5 MILJOEN Met de aanvoer van 45.000.000 kg melk, die Men ken per jaar heeft, betekent het systeem voor het bedrijf een investering van 3,500.000. Een tank met koelinstallatie kost nl. ƒ8250 zonder de even tuele voorzieningen, die ter plaatse op de boerderij moeten worden getroffen. De kosten op een melk- winningsbedrijf van ca. 100.000 liter per jaar zijn geraamd op ca. 1 cent per liter melk, inclusief de afschrijving van de installatie. Voor kleinere be drijven is een oplossing gevonden met een koel bus van 200 liter inhoud. De bus kan zowel met ijswater als met een directe verdampingskoelinstallatie worden gekoeld. Deze kleine installatie kost onge veer 2500 gulden. Omdat *de omstandigheden op elk bedrijf weer anders zijn, zal de voortgaande ingebruikneming van het nieuwe systeem niet zonder problemen gaan. Zowel praktisch als financieel hoopt Menken echter de zaak in tien jaar rond te hebben, mede omdat men er niet aan twijfelt, dat de regering deze ontwikkeling in ons land zal hrlpin stimu leren. HE tijd nadert weer snel dat gras zal worden ingekuild. De belangstelling voor het gras inkuilen stijgt voortdurend. We juichen dit toe. Immers, goed kuilgras is in het winterrantsoen uitermate waardevol. De nadruk valt dan echter op „goed". De ervaringen van de laatste jaren tonen aan, dat slechts een klein deel van de graskuilen als „goed" kan worden beoordeeld. Als de graskuil minder goed slaagt, zijn de kosten er toch aan besteed. Minder goed geslaagd kuilgras wordt minder goed gegeten en leidt daardoor tot een geringere voederopname. Hieronder lijdt de pro- duktie van het vee, ofwel moet 1 a 2 kg krachtvoer per dier per dag extra worden gevoederd. Het laatste is duur en doet de voordelen van het winnen van kuilgras grotendeels of geheel teniet. Bij het inkuilen van gras komt het op twee zaken aan. Het kuilgras moet een drogestof-gehalte hebben van minstens 25 en er mag zich geen boterzuur in kunnen ontwikkelen. DE maaikneusmethode geniet een zeer grote belangstelling, omdat deze arbeidstechnisch gezien, zeer eenvoudig is. Het werk kan namelijk nagenoeg geheel door de loonwerker worden uitge voerd. Voor de loonwerker is het uiteraard van belang, dat in een korte periode zoveel mogelijk gras wordt ingekuild. De kosten per ha zullen dan wel het laagst zijn. Helaas garandeert het maaikneuzen en direct inkuilen niet het verkrijgen van een goed produkt. Dit is n.l. alleen 't geval, als het in te kuilen gras zo droog mogelijk is en een zo hoog mogelijk gehalte bezit aan gemakkelijk omzetbare koolhydraten. Aan deze voorwaarden wordt behoorlijk voldaan, wanneer het gras na enige droge, zonnige dagen wordt gemaaikneusd gedurende de namiddag. Alleen onder deze omstandigheden kan het gemaaikneusde produkt zonder toevoeging direkt worden ingekuild en geeft dan ook een goed kuilvoer, als aan de afwerking van de kuil voldoende zorg wordt besteed. Deze zorg bestaat uit het onmiddellijk aanbrengen van een goed gesloten gronddek van tenminste 60 cm dik. Bij donker weer worden in het gras minder gemakkelijk omzetbare koolhydraten gevormd; boven dien is dan de verhouding eiwit-koolhydraten nauwer, waardoor de rottingsbacteriën in de kuil een betere kans krijgen. Is het bovendien een vochtige periode en het gras bij maaien nat van regen of dauw, dan is het droge-stofgehalte van het gras te laag. In al deze gevallen wordt de kans op het sla gen van het inkuilen veel kleiner of is het verkrijgen van goed kuilvoer onmogelijk. ^NDER deze omstandigheden kan alleen een goed kuilprodukt worden verkregen, wanneer: a. een voordroogperiode wordt ingeschakeld. Hierdoor stijgt echter de arbeidsbehoefte bij het inkuilen en wordt de methode dus minder aantrekkelijk. Het beschikbaar komen van voldoende gemakkelijk omzetbare koolhydraten is dan echter nog niet gegarandeerd. b. toevoegen van zuur of een suikerhoudend produkt, waardoor tenminste 2 suiker beschikbaar is. Toevoegingen bemoeilijken het inkuilen en vragen meer arbeid, maar het is voor het verkrijgen van een goed produkt in zeer veel gevallen beslist noodzakelijk. Als toevoegingen kunnen dienen fijngesneden of gemoesde voederbieten; per 100 kg gras minstens 10 kg voederbieten. Ook droge suikerpulp komt in aanmerking. Hiervan minstens 3 kg per 100 kg gras. Van melasse of melapo is tenminste 2 en van weipasta 4 nodig. Deze minimale hoeveelheden gelden bij machinale verwerking, waarbij dus een goede menging is gewaarborgd. Moet de toevoeging met de hand worden verwerkt, dan is IV2 maal zoveel nodig van het toevoegmiddel. Onder ongun stige omstandigheden is zelfs de dubbele toevoeging nodig. Inderdaad is het inkuilen van gras minder aantrekkelijk, wanneer van een toevoeging gebruik ge maakt moet worden. Het verkrijgen van gras van een onvoldoende kwaliteit biedt echter in de winter dermate grote nadelen, dat alle voorzorgen tot het verkrijgen van een goed kuilvoer terdege in over weging genomen moeten worden. Neem daarom tijdig maatregelen, opdat het waardevolle verse gras, dat binnenkort zal worden ingekuild, inderdaad tot een best wintervoer wordt gemaakt. dE.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1965 | | pagina 11