De graanoogst in de misère Meer dan ooit fiscale faciliteiten gewenst VRIJDAG 6 SEPTEMBER 1963 Officieel orgaan van de Maatschappij tot bevordering van Land enïuinbouH en Veeteelt in Zeeland OVERZICHT DENKT U AAN DE PROVINCIALE PLOEG- YVEDSTRIJD, MORGEN 7 SEPTEMBER IN DE WILHELMINAPOLDER AANVANG 1 UUR 'S MIDDAGS V/ Frankering bij abonnement: Terneuzen •51e Jaargang No. 269* EINDE juli schreef de voorzitter van de Franse Bond van Graantelers, de heer Deleau, in het blad van die organisatie: „Binnen enkele dagen is de graanoogst in volle gang en zullen de opbrengsten bekend zijn". En voor het grootste deel van Frankrijk is eind juli aan de late kant wat betreft de graanoogst. Nu, begin september, staat een groot deel van de tarwe nog buiten en vertoont dezelfde kwalijke verschijnselen zoals uitval en begin van schot, als in onze streken. Een gelijk beeld vertoont België en een deel van West-Duitsland. Daarmede is de zomer 1963 getypeerd en over de weers omstandigheden, die hiertoe geleid hebben, behoeven wij verder niet te schrijven. Eén van de belangrijkste gewassen, ook voor onze Zeeuwse bedrijven, de granen nog altijd het basispro- dukt voor de voeding van mens en dier zal de boer dit jaar nauwelijks of geen winst brengen en daarmedfe' ver valt een flink deel van zijn inkomen. Wanneer wij daar naast de resultaten van andere belangrijke akkerbouw gewassen bezien, zoals vlas, uien enz., en de verwachtingen beluisteren ten aanzien van de aardappelen, dan staat het nu al wel vast, dat 1963 voor velen in de akkerbouwsector een slecht jaar zal zijn. MU zijn weersomstandigheden iets, waaraan niemand iets kan veranderen en het is duidelijk, dat de risico's hieraan voor de ondernemers in de landbouw verbonden, voor hun rekening zijn. Tegenover slechte jaren, wat opbrengst en kwaliteit betreft, staan goede jaren. Wanneer wij 1962 en 1963 voor het Zuid-Westelijk Zeekleigebied met elkaar vergelijken, dan hebben wij twee zulke uitersten bij de kop. Maar juist twee achtereenvolgende jaren, zoals wij nu beleven, werpen wel heel schel het licht op twee factoren, die de positie van de boerenstand uiterst zwak en kwetsbaar maken. Factoren, die met elkaar verband houden en waarover anderen en wij reeds vele malen eerder schreven, maar waar aan door de verschillende regeringen, die wij na de oorlog in ons land gehad hebben, weinig of niets is gedaan, en die tot misstanden leiden. DE PROGRESSIE BIJ DE INKOMSTENBELASTING HET eerste punt betreft onze belastingwet geving ten aanzien van het inkomen. Met zijn goede inkomen van 1962 valt de landbouw ondernemer in de sterk progressieve inkomsten belasting, waarvan de deskundigen van alle grote politieke partijen in ons land beweren, dat juist deze progressie veel te zwaar drukt op de mid deninkomens. Voor een flink deel van de boeren stand geldt onzes inziens, dat het in een goed jaar onder dat deel van de bevolking valt, hetwelk dit middeninkomen geniet. Maar terwijl velen, die tot deze groep behoren, eén vrijwel constant inkomen hebben, wisselt dit voor vele, ja praktisch alle boeren zeer sterk. De jaren 1962 en 1963 geven hier straks ongetwijfeld een sprekend voorbeeld van. MIDDELING INKOMEN EEN NOODZAAK DAAR er nog steeds geen behoorlijke middeling van inkomens over meerdere jaren mogelijk is, betaalt de man met het wisselende inkomen procentsgewijze veel meer, dan de man met het nagenoeg constante inkomen. Op deze onrechtvaardigheid is reeds lang ge wezen door de georganiseerde landbouw en ook het Bestuur van onze eigen Z. L. M. besteedde aan deze kwestie veel aandacht. Wij herinneren ons nog goed, dat de Direkteur van ons Boekhoud- bureau, de heer Meijers, met een aantal voorbeel den aantoonde tot welke onbillijkheden het hui dige stelsel juist in de landbouw leidt. Wij willen hier onmiddellijk aan toevoegen, dat dezelfde onbillijkheden bestaan voor andere be drijfstakken, waar particuliere ondernemers even eens met sterk wisselende inkomens te maken hebben, zoals dit het geval kan zijn in bijvoor beeld de Horeca bedrijven. Het zal onzes inziens echter moeilijk zijn een bedrijfstak te vinden, waar deze onbillijkheid zo algemeen speelt als de land bouw. DE HOOGSTE TUD Ofschoon door de belastingcommissie van het Landbouwschap in hoogste instantie herhaaldelijk op herziening van de Wet Inkomstenbelasting op dit punt werd aangedrongen en ofschoon reeds door de toenmalige Minister van Financiën, Hof- stra, een wijziging van de Wet Inkomstenbelas ting is opgesteld, waarin o.a. een zekere, onzes inziens, nog onvoldoende middeling van inkomens over meerdere jaren werd voorgesteld, is er nog steeds niets van gekomen. Het wordt nu de hoogste tijd, dat de georgani seerde landbouw de nieuwe regering duidelijk maakt, dat er eigenlijk wal van moet komen. Want de onbillijkheid, men kan gerust stellen het ver schil in behandeling door de fiscus van de ene burger tegenover de andere, is des te schrijnender, wanneer men bedenkt, dat de Nederlandse l>oer hoe langer hoc; meer moet concurreren onder een zelfde landbouwbeleid met zijn Belgisehc. Italiaan se, Franse en Westduitse collega's, waarvan er velen bij gelijke inkomens onder een veel soepeler belastingregeling vallen Wanneer de Duitse en Belgische landbouw organisaties eisen, dat in E. E. G.-verband alle concurrentievervalsende maatregelen dienen te verdwijnen, dan moeten de Nederlandse landbouworganisaties thans met kracht eisen dat de belastingwetgeving in eigen land zo danig wordt aangepast, dat ook de Nederlandse boer in dit opzicht een eerlijke concurrentie kan doorstaan. INVESTERINGSPROBLEMEN DE tweede factor, die maakt, dat onze bedrij ven in een zwakke positie verkeren, wordt gevormd door de dringende noodzaak tot inves teren, waarvoor veel meer kapitaal nodig is dan vroeger. Wij behoeven hier de redenen niet meet op te sommen, die er zijn en steeds meer komen. Zij zijn voldoende bekend. Ook over de grootte van de investeringen in machines en gebouwen willen wij het hier niet hebben. Het zijn onder werpen, waarover door onze Voorlichtingsdienst en door de bedrijfseconomische afdeling van 0113 Boekhoudbureau voldoende in dit blad geschreven is en wordt. ENORME VERANDERINGEN IN WEST-EUROPA. HET zij ons wel veroorloofd hier een klein uit stapje te maken, hetwelk nog eens aantoont om welke bedragen het de laatste jaren gaat en welke enorme veranderingen in betrekkelijk korte tijd in de Westeuropese landbouw, waarmede wij te concurreren hebben, zijn opgetreden. Zulks bo vendien om aan te tonen, dat er in die landbouw/ wel degelijk veel gebeurt en dat een zo storm achtige ontwikkeling niet eerder plaats vond. Wij lezen dan, dat de motorisering van de Fran se landbouw sedert de oorlog grote vorderingen heeft gemaakt, waardoor de totale opbrengst van de Franse landbouw met 40 gestegen is, ter wijl toch het aantal mensen, dat in die landbouw werkt, met ongeveer 1,5 miljoen is afgenomen. Tegenover een 37.000 traktoren in 1945 werken er thans meer dan 900.000. Het aantal maaidorsma- chines steeg van 250 tot 75.000. Eenzelfde vooruit gang werd geboekt voor melkmachines, hooi- en stropersen enz. Toch beschikken de Franse boeren slechts per 21 ha over één traktor, tegenover de Engelsen per 15 ha en de Westduitse per 10 ha. Verhoudings gewijze Kunnen wij dezelfde cijfers voor ons eigep land n( teren. MODERNISERING GEBOUWEN NAAST de geweldige kapitalen, die voor deze mechanisatie en motorisatie nodig zijn, wil len wij toch nog even wijzen op de kapitalen, die nodig zijn om allerwege de gebouwen aan te pas sen aan de eisen van een moderne en dus lonende bedrijfsvoering. En of deze kapitalen nu, waar dat kan en verantwoord is, individueel of op coöpera tieve basis ter beschikking moeten komen, maakt in dit verband niet zoveel uit. Zij moeten, hoe dan ook, komen uit de winsten, dus uit het inkomen van de boeren. VOORLOPIGE OPLOSSING DRINGEND NOODZAKELIJK WANNEER wij dan op dit ogenblik weer terugkeren naar ons uitgangspunt, waarbij wij de jaren J962 en 1963 als sprekend voorbeeld nemen, dan vragen wij ons af, hoe de doorsnee akkerbouwboer van het Zuid-Westelijk zeekleige bied met de slechte resultaten van dit jaaf en de nog te betalen progressieve afroming van vorig jaar, de ook in de komende twaalf maanden noodzakelijke, investeringen op een voor bedrijf en gezin verantwoorde wijze moet finan cieren. Deze puzzle bieden wij gaarne onze nieuwe Minister van Landbouw aan en wij kunnen slechts hopen en mogen wij vertrouwen? dat hij als oplossing zijn collega van Finan ciën weet te overtuigen, dat naast een onmid dellijke, desnoods in afwachting van de defini tieve wet voorlopige, middeling van inkomens over meerdere jaren, uitgebreider mogelijk heden van belastingvrij reserveren voor do landbouwbedrijven worden ingevoerd. Beiden zijn nodiger dan ooit S. IUiJ willen er bovendien nog op wijzen, dat de aandacht op dit euvel reeds verschillende malen in deze rubriek gevestigd werd Mocht, door slechte weersom standigheden, de wedstrijd uit- gesteld moeten worden dan zal getracht worden dit in de agrarische radioberichten mede te laten delen.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1963 | | pagina 1