De ontwikkeling van de
Zeeuwse varkenshouderij en -fokkerij
VEEHOUDERIJ
MOND- EN
KLAUWZEER-BESMETTING
VEEVOEDINGSSTUDIEDAG
RUNDERHORZELBESTRIJDING
VIJFTIEN JAAR OPBRENGSTBEPALING OP GRASLAND
PRIJS BACONVARKENS VERLAAGD
V R IJ D A 1» APRIL 1963
ONDANKS de minder gunstige prijzen die tot tegen het eind van 1962 op een weinig rendabel peil
bleven, handhaafde zich de totale varkensstapel in Zeeland. Echter ging dit wel gepaard met
een belangrijke vermindering van het aantal varkenshouders, dat terugliep van ruim 4300 tot 3800.
Een verdergaande specialisatie naar grotere varken stok- en meetbedrijven ligt dan ook in de lijn
der verwachtingen.
De decembertelling van de varkensstapel gaf een bezetting aan van 24.500 stuks tegen 25.600 ultimo
1961. Het aantal fokzeugen nam in de tweede helft van het jaar weer belangrijk toe tot ruim 4700 stuks
tegen 4200 in december 1961. De bezetting van de mestveebedrijven bedroeg tegen het eind van het
jaar meer dan 13.000 stuks, tegen ruim 12.000 eind 1961.
Voor het dreigende mond- en klauwzeer bleef Zeeland gespaard.
Het volgende overzicht van de decemberinventarisatie geeft een meer gedetailleerd beeld van de var
kenshouderij in Zeeland.
aantal
big
fok
fok-
mest-
totaal
Varkens
gen
zeugen
beren
varkens
varkens
houders
Schouwen-Duiveland
258
198
4
1043
1503
219
Tholen én St. Philipsland
269
120
5
936
1330
308
De Bevetanden
593
530
9
3224
4356
837
Walcheren
399
441
5
2539
3384
561
Oost Zeeuws-Vlaanderen
2662
1728
24
3348
7762
1036
West Zeeuws-Vlaanderen
2438
1691
22
2085
6236
840
Zeeland totaal
6619
4708
69
13175
24571
3801
1961 totaal
9091
4219
62
12278
25650
4356
De varkens waren overwegend van het Ned. Lafldvarkenras. Hoofdzakelijk in Zeeuws-Vlaanderen
werden circa 900 varkens van het Piétrainras geregistreerd, terwijl in Noord-^eiand enkele mest-
bedrijven met Yorkshire-varkens werden aangetroffen.
De belangstelling voor de kwaliteitsverbetering van de varkensstapel en betere huisvesting nam
verder toe. Op verschillende bedrijven werden de stallen uitgebreid en gemoderniseerd.
DE VARKENSHOUDERIJ
I\E varkensfokkerij, en hiermede ook het Var-
kensstamboek voor Zeeland, ontwikkeld zich
in het afgelopen jaar gunstig. Mede door de
maatregelen Van de Veeartsenijkundige Dienst
werden geen gevallen van mond- en klauwzeer in
de provincie waargenomen. Hoewel het verveers-
en markt verbod belemmerd werkte voor de
handel, is het financieel rendement voor de fok
kers, en in iets mindere mate voor de mesters,
gunstig geweest. De toenemende recreatie deed
de vraag naar varkensvlees stijgen, als gevolg
waarvan het prijsverloop regionaal vrij steik uit
een liep.
Het ledental van het Varkensstamboek wijzig
de zich door het toetreden van 27 nieuwe leden,
terwijl als gevolg van beëindiging van de var
kensfokkerij 32 leden bedankten. Het totaal aan
tal leden kwam hierdoor op 281.
De gemiddelde omvang van fokkerij en mes-
terij nam per bedrijf tóe, terwijl een duidelijke
verbetering van de geregistreerde varkensstapel
tot stand kwam. j
Naast selectie uit eigen aanfok werd nog in be
langrijke mate hoogwaardig fokmateriaal, vooral
beren, buiten Zeeland aangekocht.
Het aantal inschrijvingen in het Stamboek nam
toe, zoals onderstaand overzicht aangeeft.
tomen her
beren zeugen biggen keuringen
Aant. inSchrijv. 58 265 401 1
Vergel. met 1961 53 181 283 3
De kwaliteitsverbetering kwam tot uitdruk
king in het feit, dat bij het Nederlandse Land-
varken 200 zeugen met de waardering B of
hoger in het Stamboek werden ingeschreven
tegen 124 in 1962. Voor de ingeschreven beren
waren deze aantallen resp. 47 en 36.
Van het Piétrainras werden 18 zeugen en 7
beren in het Stamboek opgenomen.
HIERUIT blijkt dat de fokkerij van het Pié
trainras, die praktisch alleen in een fokver-
eniging in Zeetiws-Vlaanderen wordt beoefend, in
verhouding tot die van het Nederlandse Landvar-
ken van weinig betekenis is.
Van de ingeschreven N. L.-zeugen had 24% een
Sterzeug tot moeder en een premiebeer tot vader,
terwijl 76 van de zeugen een premiebeer tot
vader hadden.
De Vruchtbaarheid van de fokzeugen van het
N. L.-ras lag met een gemiddeld aantal geboren
en grootgebrachte biggen van resp. 11,4 en 9.4
iets lager dan in 1961. Hiermede was de vrucht
baarheid echter beter dan bij het Piétrainras waar
gemiddeld 10,4 biggen per zeug werden geboren
en 8 grootgebracht.
SELECTIEMKSTEHIJ
DE belangstelling van de fokkers voor de se-
lectiemesterij te Boxtel nam zodanig toe dat
Wegens plaatsgebrek niet aan alle aanvragen kon
worden voldaan. Er konden 13 tomen biggen wor
den ingezonden. Hiervan waren er tegen het eind
van hot jaar 7 premiewaardig verklaard, waar
mee het aantal sterzeugen met dit aantal werd
uitgebreid.
Van de overige 6 tomen, waarbij één van het
Piéirain-ras, was het onderzoek nog niet afgelo
pen.
De gemiddelde groei van de premiewaardige
tomen bedroeg 0,64 kg per dag bij een voederver-
bruik van 3,11 v.e. per kg groei en met een ge
middeld waarderingscijfer van 6,32.
VARKENSFOKVERENIGINGEN
IN Walcheren, SChouwen-Duiveland en Zeeuws-
Vlaanderen (Piétrainras) werkten varkens-'
fokverenigingen, waarvan vooral de eerste met
170 leden van grote betekenis is voor de N. L.-
fokkerij. De in 1961 in Schouwen-Duiveland opge
richte vereniging telde tegen het eind van liet
jaar 17 leden.
Genoemde fokverenigingen hebben de beer-
houderij in eigen hand en zorgden voor heel goed
manlijk fokmateriaal. Daarnaast waren er in
8S3
Oost en West Zeeuws-Vlaanderen 3 varkensker
nen die met resp. 60 en 20 leden zeer actief aan
de varkensfokkerij en -houderij deelnamen. Deze
kernen werken samen met particuliere beerhou-
derijen. In Zuid-Beveland werd een soortgelijke,
wat kleinere kern met 12 leden opgericht.
VAKKENSZIEKTEBESTKIJDING
DE georganiseerde varkenszicktebestrijding ont
wikkelde zich, in samenwerking met de Ge
zondheidsdienst voor dieren, gunstig. In mei 1962
werd Op een varkensfokbedrijf te St. Jansteen
het eerste Gezondheidscertificaat in Zeeland uit
gereikt. Daarna kwamen hiervoor nog een 30-tal
bedrijven in aanmerking. Tegen het eind van het
jaar waren 60 bedrijven bij de georganiseerde
varkensziektebestrijding aangesloten.
Als gevolg van de maatregelen tegen het mond
en klauwzeer konden de Prov. Varkensfokdag te
Goes en enkele kringfokdagen geen doorgang vin
den. Alleen ter gelegenheid Van de Jubileum ten
toonstelling van het rundvee te OostbUrg in sep
tember, kon een collectie fokvarkens dit West
Zeeuws-Vlaanderen worden ingezonden.
Ir W. L. HARMSEN.
TUSSEN l februari en 1 april heeft de rundvee
stapel de jaarlijkse mond- en klauw/eer en
ting ondergaan en deze is dus over enkele weken
ongevoelig voor deze ziekte. De varkens blijven
echter de voortdurende aandacht van de veehouder
eisen. Hij dient zich bewust te zijn van de grote
verantwoordelijkheid die hij voor zijn eigen bedrijf
en daarmee voor de gehele omgeving draagt, Van
hem is het voor eert belangrijk deel mede afhanke
lijk, het gevaar voor verdere uitbreiding zo snel
mogelijk de kop in te drukken. Hij kan dit doen
door de aanbevolen ontsmettingsmaatregelen
nauwkeurig op te volgen.
Laat alleen in uiterste noodzaak iemand op het
bedrijf toe en eis van hem dat hij Zich op Verant
woorde wijze ontsmet met een 1 natronloogop-
lossing. Denk daarbij ook aan de leden van het
eigen gezin, aan buren, vrienden en andere var
kenshouders. Zorg steeds voor de aanwezigheid
van voldoende in natronloog gedrenkte zakken
voor de toegangen tot het erf en houd deze nat.
Laat niemand in de varkenshokken toe en doe
deze desnoods op slot. Bij vervoer mag dit uitslui
tend geschieden iii goed ontsmette veewagens.
Vast staat dat de verplichting tot ontsmetting niet
voldoende wordt nageleefd, met alle gevolgen Van
dien. Uiterste waakzaamheid blijft geboden
Slechts dan zal het mogelijk zijn de ziekte te be
perken, In de 2e week van april deden zich weer
130 nieuwe gevallen van mond- en klauwzeer
voor
Op 29 mei a.s. zal te Lurlteren door de Stichting
Afnemers Controle op Veevoeder een Veevoedings
studiedag worden gehouden.
Sprekers op deze dag Zijn: Prof. A. v. d. Schaaf
over: „Samonella besmetting van landbouwhuis
dieren via het voer; Prof. Ir. S. Iwema over: „Is
irï de veevoeding de toekomst aan het geperste
produkt?", en Ir. C. M. Hupkes over „Enige ge
dachten over de toekomstige structuurveranderin
gen in de landbouw".
De runderhorzelbestrijding vraagt de aandacht
van elke veehouder. Reeds nu kan de veehouder de
besmette dieren uitzoeken en- voor een behandeling
bestemmen.
TENEINDE bij de zeer ongunstige opbrengst van
de bacon in Engeland de financiële verliezen
bij uitvoer van dit produkt te verminderen, hééft
het bestuur van het Produktschap voor Vee en
Vlees besloten de prijs voor baconvarkens met in
gang van dinsdag 16 april j.l., met 5 cent per kg
verlaagd. Dientengevolge geldt ingaande deze da
tum voor baconvarkens in het gewicht van 63
tot en met 66 kg in de kwaliteitsklassen 1 tot en
met 4 een prijs van resp. 2,26, 2,20, £,17
en 2,14 per kg koud geslacht gewicht. Daarnaast
werd, om de markt na het wegvallen van diverse
exportmogelijkheden vóór eén inzinking te behoe
der., besloten tijdelijk een opslagregeling in te voe
ren voor varkens van 63 tot en met 80 kg koud ge
slacht gewicht. Voor het invriezen van varkens in
het genoemde gewicht wordt gedurende de periode
van 16 april tot en met 4 mei a.s. bij inachtneming
van bepaalde voorwaarden een toeslag verleend
van 0,30 per kg.
DEZE derde publikatie onder bovenstaande titel,
geschreven door de heer W. D. Jagtenberg,
behandelt het verband tussen de bruto-opbrengst
van grasland in Nederland en de belangrijkste bo
demfactoren. Deze factoren zijn: de grondsoort
(klei, zand en veen), het bodemtype, het gehalte
in de grond aan afslibbare delen en organische
stof, de besmettingstoestand, de grondwaterstand
en de bemesting. Tenslotte wordt nagegaan welke
invloed zware stalmestgiften gedurende een perio
de van ca. 20 jaar hebben gehad op de organische
stofgehalten van de grond en op de botanische
samenstelling van de graszode.
De invloed van de meeste bodemfactoren op de
grasopbrengst varieerde van jaar tot jaar sterk
als gevolg Van de steeds wisselende weersgesteld
heid. Bovendien blijken binnen eenzelfde grond
soort, bodemtype en organische stof- en afslib-
baarheidsklasse, aanzienlijke verschillen in pro-
duktie-niveau voor te komen. Meestal zijn daarom,
gemiddeld over een groot aantal jaren, de op-
brengstverschillen tussen de onderscheiden een
heden niet significant.
Een fosfaat- en kalitoestand van de grond van
respectievelijk ..vrij laag" en ..goed" bleek vol
doende te zijn voor een optimale grasgroei. ook al
werd meestal beneden de norm bemest. De kali-
toestand werd, wanneer hij althans niet beneden
de toestand „goed" lag, niet merkbaar beïnvloed
door kalibemestingen in het verleden. De fosfaat
toestand daarentegen reageerde vrij sterk op vroe
gere fosfaatgiften.
De invloed van de grondwaterstand op de gras-
groei was niet groot. In het voor- en najaar was
hij meestal te hoog en in de zomer te laag.
Invloed van de organische stof uit zware stal-
mestbemestingen, gegeven over een periode van
Ca. 20 jaar, op de opbrengst, kon niet worden aan
getoond, Ook het organische stofgehalte van de
grond en de botanische samenstelling van de gras
mat waren door de organische stof in de stalmest
niet merkbaar beïnvloed. Wel bleek er een verband
te zijn tussen de grasopbrengst en de in vooraf
gaande jaren gemiddeld gegeven hoeveelheid stik
stof en fosforzuur, ongeacht of deze afkomstig
waren uit organische of uit anorganische bemes
ting. Deze publikatie (mededeling no. 73 van het
P. A. W.) is verkrijgbaar door overschrijving van
1,op giro 966643 van het P. A. W, te Wagenin»
gen.