Vergadering
Dagelijks Bestuur der Z.L.M.
MORGEN
Gunstiger regeling aansluiting onrendabele gebieden door
P. Z. E. M.
Nota landbouwbeleid uitvoerig besproken
Door Z. L. M. aanstelling medewerker Sociaal-Economische
Voorlichting
Z. L. M. en C. B. T. B. gezamenlijk één Bureau Grond- en
Pachtzaken
de 26e januari
Algemene Contactdag'
der P.J.G.-Z.
Aanvang 13,45 uur IN EEN WARM
City-Theater te MIDDELBURG
„Officieel orgaan van de Maatschappij tot bevordering van Land- en Tuinbouw en Veeteelt in Zeeland"
KORT VERSLAG van de vergadering van het
Dagelijks Bestuur der Z. L. gehouden op maan
dag 2i januari 1963 te Goes.
De Voorzitter, Ir. M. A. Geuze, heet alle aan
wezigen van harte welkom en opent de vergade
ring. Spreker wijst erop, dat in deze extra verga
dering speciaal aandacht geschonken zal worden
aan de Nota van de Minister van Landbouw inzake
het toekomstige landbouwbeleid, aa- de kwestie
van de organisatie van de voorlichting en aan de
behartiging van de belangen der leden op het ge
bied van grond-, pacht- er. onteigeningszaken. In
dit verband heet de voorzitter speciaal welkom de
heren J. Kakebeeke en J. Klompe, die voor de
Z. L. M. in de Raad voor de Landbouwvoorlichting
zitting hebben.
Hoe zal de stand van de wintertarwe zijn als do sneeuw verdwenen is?
Bijzonderheden over de stand op pagina 69.
BENOEMING
IIET Bestuur besluit de de heer C. J. Kosten
te Tholen te benoemen tot voorzitter van de
Kommissie Werkgeversbelargen der Z. L. M., tot
lid van de Sociale Kommissie van het Landbouw
schap en tot afgevaardigde naar de vergaderingen
van de afdeling Werkgevers van het K.N. L.C.
AANSLUITING ONRENDABELE GEBIEDEN
MEDEGEDEELD wordt, dat door een besluit van
de Provinciale Staten van Zeeland de voor
waarden voor aansluiting van diegenen, die onder
het door de P. Z. E. M. en de landbouworganisaties
opgestelde plan vallen, aanzienlijk gunstiger zijn
geworden. Het Bestuur is van mening, dat de rege
ling, die nog aan de belanghebbenden bekend zal
worden gemaakt, thans alleszins aanvaardbaar Is
en door hen aanvaard moet worden. De Voorzitter
deelt nog mede, dat hem cijfers onder ogen zijn
gekomen over de kosten van electrische stroom in
andere E. E. G.-landen voor de landbouwbedrijven,
welke allen boven de Nederlandse liggen.
NOTA LANDBOUWBELEID
HE Voorzitter vat in euKele zinnen de inhoud
van deze nota samen, wacrna een belangwek
kende discussie over een aantal onderdelen ontstaat.
l>e heer Geuze heeft in het algemeen waardering
voor het eerste gedeelte van dit stuk. Dit is uitste
kend gedokumenteerd en bevat vele interessante
cijfers.
Het tweede gedeelte dat handelt over het te voe
ren beleid bevat echter betrekkelijk weinig nieuws
en er staan geen opzienbarende bedelingen in.
De conclusies var. de Minister komen er op neer,
le. dat het afzetbeleL en het beleid de landbouw-
produkten tot waarde te brenge^ (valorisatie-
beleid) een taak voor het landbouwbedrijfsleven
zelf is,
2e. dat het prijsbeleid een taak wordt van de
E. E. G.-organen,
3e. dat bij het structuurbeleid de overheid wel een
belangrijke taak heeft.
WA vele opmerkingen van alle leden van het
Bestuur worden de volgende conclusies ge
nomen.
1 Er ligt op het gebied van het afzet- en valori-
satiebeleid wel degelijk een taak voor de over
heid. Een voorbeeld hiervan doet zich voor in
de zuivelsector en dientengevolge in de rund-
vleessektor. Door het beschikbaar stellen van
overheidsgelden voor het uit de markt nemen
van een eventueel voorkomend overschot aan
rundvlees en het dus tot waarde brengen van
een tijdelijke vergrote uitstoot van vee, wordt
immers het valorisatiebeleid van de melk ge
steund.
O Ten aanzien van het prijsbeleid wordt opge-
merkt, dat de huidige constellatie van de
E. E. G. door de ontwikkeling inzake een even
tuele aansluiting van Engeland zeer onover
zichtelijk is geword—
Dat er in het geheel geen nationaal prijsbeleid
gevoerd dient te worden gaat vooreerst veel te
ver. Met name is bijvoorbeeld het feit, dat er
voor de voergranen niets besloten is. een teken,
dat een nationaal landbouwprüsbeleid zeker
nodig is, zo lang niet E. E. G.-refïelingen vol
ledig in de plaats van de eigen zijn getreden.
O Het nieuw ingestelde Ontwikkelings- en Sane-
ringsfonds dient over geheel Nederland te
gaan werken en alle landbouwgebieden te om
vatten.
Er wordt op gewezen dat het begrip „Ontwik
kelingsfonds" een nadere uitleg verdient. Wat
verstaat de Minister hier precies onder?
Dit staat niet i;i de nota.
Het Bestuur is van mening, dat het verkrijgen
van zogenoemde „marginale landbouwgrond"
door officiële Instanties voor niet-agrarische
doeleinden in het algemeen geen lagere lasten
voor de Nederlandse samenleving met zich zal
brengen dan wanneer deze grond in het oor
spronkelijke gebruik blijft. De kosten immers
om deze gronden bijvoorbeeld voor recreatieve
doeleinden te bestemmen en vervolgens te ex
ploiteren zullen aanzienlijk zijn.
Het Bestuur is van mening, dat afvloeiing van
arbeidskrachten over het gehele land wel no
dig is, maar dat dit voor een goede bedrijfsvoe
ring in Zeeland te snel gaat.
A Ten aanzien van de nota worden nog een aan-
tal algemene opmerkingen gemaakt.
Het wordt wenselijk geacht, dat door de Minis
ter van Landbouw regelmatig een dergelijke
landbouwnota wordt opgesteld evenals op ge
regelde tijden een industrialisatienota door
de regering aan de Volksvertegenwoordiging
wordt aangeboden. Deze nota inzake het
landbouwbeleid zou dan in de beginperiode
van een Ministerschap dienen te verschijnen,
opdat men een overzicht krijgt van de rich
ting. die in een regeringstijdvak gevolgd zal
worden.
IN het algemeen acht men de concurrentieposi
tie, waarmede de Nederlandse landbouw7 de
E. E. G. zal moeten binnentreden door een aantal
faktoren. welke niet of onvoldoende in de Nota
van de Minister worden genoemd, verzwakt is.
Genoemd wordt het afschrijvingsbeleid voor de
bedrijfsgebouwen en de moderniseringen hier
van. Een verdubbeling van het gangbare per
centage van 2 Vu per jaar is zeker gewenst en
te verdedigen.
Gewezen wordt op het feit dat de lasten ten
gevolge van onderhoud van dijken en wegen
geheel verschillend liggen evenals het belas
tingstelsel in de zes landen. Een behoorlijke
reservering is door de omstandigheden en door
het belastingstelsel sedert 1930 voor de land
bouwbedrijven niet mogelijk geweest.
Tenslotte ontbreekt een ministeriële visie op
de toekomstige ontwikk lingen van het land
bouwonderwijs. Een onderdeel, dat zeker van
belang Is in elk te voeren landbouwbeleid,
waarover een nota zou verschijnen, doch hier
niet aan de orde werd gesteld.
(Zie verder pagina 67.)
ff