BEDRIJFSVOERING EN BEDRIJFSGEBOUWEN
244
ZEEUWS LANDBOUWBLAD
Ontleend aan de inleiding van
Drs. G. J. H. RIJKENBARG,
Instituut voor Landbouwbedrijfs-
gebouwen te Wageningen.
DE noodzaak om aandacht te besteden aan de
relatie tussen de bedrijfsvoering en de gebou
wen wordt groter naarmate de bedrijfseisen, on
der invloed van o.a. het stijgende loonpeil en de
schaarste aan werkkrachten, meer aan veranderin
gen onderhevig zijn. Dit laatste is in de afgelopen
jaren steeds hei geval geweest. De lonen in de
landbouw zijn momenteel t.o.v. 1948 met ongeveer
100 toegenomen. Bovendien neemt het aantal
agrarische werkers voortdurend af.
Voor het kiezen van het meest gewenste bedrijfs
plan vormen de bestaande gebouwen veelal een be
lemmering. In de praktijk wordt dan ook niet zel
den de bedrijfsvoering afgestemd op de mogelijk
heden van de gebouwen, hetgeen uit een oogpunt
van rationeel handelen te veroordelen is. Het aan
geven van de consequenties van een dergelijke
gecompliceerde relatie is echter niet eenvoudig.
Beperking tot enkele facetten is dan ook nodig.
BEDRIJFSVOERING EN GEBOUWENEISEN.
HET stijgende loonpeil en de schaarste aan ar
beidskrachten hebben de mechanisatie een
enorme ontwikkeling doen ondergaan, die nog niet
teneinde is. Er komen nog steeds nieuwe arbeids
besparende methoden en technieken bij. Dat dit
alles ook zijn consequenties heeft ten aanzien van
de bedrijfsgebouwen ligt voor de hand. Het is van
belang te weten in hoeverre de bedrijfsgebouwen
zich kunnen en moeten aanpassen aan de voort
durend wisselende bedrijfsomstandigheden, d.w.z.,
aan welke eisen de gebouwen uit een oogpunt
yan een rationele produktie moeten voldoen.
Deze vraag wordt te urgenter door de sterke
stijging van de bouwkosten. Bij nieuw- of verbouw
zal men zich moeten afvragen voor welke funk-
ties wel en voor welke niet moet worden gebouwd.
Dit laatste is een kwestie van kosten en opbreng
sten.
De plaats die de bedrijfsgebouwen innemen in
!het gehele produktieproces is in de loop der jaren
veranderd. Men wordt steeds meer doordrongen
van de betekenis der gebouwen voor nagenoeg alle
produktie-richtingen. Meer en meer kent men aan
de gebouwen de waarde en de hoedanigheid van
een produktiemiddel toe.
De behoefte aan vloeroppervlakte in dc gebou
wen op de moderne landbouwbedrijven blijkt voor
de huidige en toekomstige bedrijfsgebouwen groter
te zijn, dan die aan een grote inhoud.
OP het akkerbouwbedrijf werden vroeger de
granen in ongedorste toestand in het gebouw
opgeslagen en van daaruit bewerkt. Dit vraagt
een hoge tasruimte. De toepassing van de maai
dorser en de opraappers hebben hierin belangrijke
.veranderingen gebracht.
De korrel wordt nu meestal direkt van het land
afgevoerd naar de centrale drogerij en opslag
plaats. Het stro blijft in balen geperst op het eigen
bedrijf. Bij balen stro heeft het geen nut meer
hoge tasen te maken. Dit betekent een relatief ge
ringere afname van het vloeroppervlak dan van de
inhoud van de tasruimte. De vraag naar vloer
oppervlak wordt nog gestimuleerd door de ver
anderde bewaringsmethoden van aardappelen.
Meer en meer wordt het inkuilen vervangen door
de bewaring in cellen met buitenluchtkoeling. Op
de grotere bedrijven komt ook het zelfdrogen van
granen in opgang.
Hoe het verloop is van de gebouwenruimte door
de geschetste veranderingen wordt in de onder
staande tabel vermeld. Daarbij zijn tegenover
Moderne Zeeuwse boerderij (bouwjaar 1959).
elkaar gesteld de moderne en de meer traditionele
oogst- en bewaringsmethoden, waarbij de gedach
ten uitgaan naar een akkerbouwbedrijf van 30
ha, met o.a. 16 ha granen en 8 ha aardappelen.
Verloop van de gebouwenruimte voor een akker-
bouwbedrijf van 30 ha, bij verschillende oogst
en bewaringsmethoden.
Gegevens van het hoge en het lage type gebouw'!
Omschrijving Hoge type Lage type
Omschrijving
Granen;
zelfbinderen
en inschuren
Aaraapp.
inkuilen
Granen:
maaidorsen en
stro persen
Aardapp.
in met buiten
lucht gekoelde
cellen
moderne
methode
tradio-
nele
methode
moderne
methode
traditio
nele
methode
m2
m3
m2
m3
Tasruimte
Opslagruimte aardappelen
Werk- en sorteerruimte
Werktuigenberging
200
100
125
1.600
300
375
120
130
100
150
480
400
300
480
Totaal
425
2.275
500
1.660
Verandering in de vloer
opp. en de inhoud v. d.
tasruimte
100
60
30
Verandering in de vloer
opp. en de inhoud v. h.
totale gebouw
100
118
73
Netto tasruimte 800 m3
Opslagcapaciteit aardappelen 150 ton
Oppervl. werktuigenberging
incl. werkplaats 135 m2
Oppervlakte werkruimte 110 m2
Totaal grondoppervlak van
het gebouw 345 m2
Totale inhoud v. h. gebouw 2.760 m3
Grondopperv. t.o.v. het
hoge type 100
Inhoud t.o.v. het hoge type 100
Bouwkosten 47.000,
800 m3
150 ton
135 m2
110 m2
479 m2
2.874 m3
140
104
41.000,—
Hieruit volgt dat de afname van het vloeropp.
van de tasruimte geringer is dan die van de inhoud.
Uitgaande van maaidorsen en aardappelbewaring
in gekoelde cellen komt men tot lagere gebouwen,
waarbij de vervanging van aardappelen door gra
nen in het bouwplan en omgekeerd wat betreft de
gebouwenruimte weinig effekt meer heeft. Op
zichzelf is dit al een winstpunt voor de flexibiliteit.
Bovendien bestaat de tendens, dat het lage ty'Pe
gebouw goedkoper is dan het hoge, hetgeen blijkt
uit de hierbij vermelde opstelling.
.■:X i
Het lage type gebouw met een groot vloeropper
vlak verdient de voorkeur, omdat daarin bepaalde
wijzigingen, die kunnen optreden in het bouwplan
en in de bedrijfsvoering gemakkelijker kunnen
worden opgevangen.
Voor het weide- en gemengde bedrijf geldt min
of meer hetzelfde. Een veel voorkomende verschij
ning is het gebouw, waar boven de veestalling een
taszolder is aangebracht. Nog afgezien van het
feit, dat men hiervoor een vrij dure dragende zol
der nodig heeft, biedt de grondtas voordelen ten
aanzien van de flexibiliteit.
Wanneer b.v. het hooiaandeel in het ruwvoeder-
rantsoen gedeeltelijk of geheel wordt vervangen
door het kuilvoer de tendens daartoe is momen-
tel aanwezig dan is het veel moeilijker de zolder
tas voor andere aanwendingen te bestemmen dan
de grondtas.
Hetzelfde geldt wanneer het hooipersen meer in
gang zal vinden.
Voor de benodigde tasruimte op het gemengde
bedrijf zullen de betrekkelijk lage gebouwen met
de tassen op de grond veelal de voorkeur verdie
nen boven de hoge typen met het hooi e.d. op zol
der. Naast de grotere aanpasbaarheid bij bepaal
de wijzigingen veranderingen in het voeder
rantsoen, uitbreiding van de veestapel zijn de
bouwkosten in het algemeen ook lager.
(Zie verder volgende pagina)
Gebouwen op akkerbouwbedrijf In Noordoorstpolder m«t aangebouwde
aardappelbewaarplaats.
Open loopstal met verharde voederplaats.