Landbouwlonen 1961-1962
r
239
EEN AFSCHEID!
ELECTRICITEIT, WATER
LEIDING EN TELEFOON
IN DE LANDBOUW
VOEDERBIETEN
EN VERGELINGSZIEKTE
HOOFDAFDELING ADVISEERT OVER LONENARBEIDSTIJDVERKORTING
EN VAKANTIEDUUR
ft
Wist U dat
Wist 11 dit dan hebben wij u niets nieuws verteld, wist u het niet, onthoudt het dan
en doe er in voorkomende gevallen uw voordeel mee.
Niet meer met de boot naar Noord-Beveland
Maar over de dam met zijn allen
naar Kamperland op 22, 23 en 24 juni
ZATE U DAG 25 MAART 1961
ITOOR de Chr. Lagere Landbouwschool te Mid
delburg wordt 1961 een jaar van historische
betekenis. In ruim 20 jaar tijds onder de eminente
leiding van de heer J. K. Voogd uitgegroeid tot
een der grootste landbouwscholen in ons land,
staat zij nu voor een geheel nieuw begin. Wegens
het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd
gaat de heer Voogd per 1 mei a.s. de dienst ver
laten.
De heer W. Fase, directeur der 1.1. s. te Oude-
lande, werd benoemd tot zijn opvolger. Het nieuwe
leerplan waarover elders in dit nummer meer
zal per september a.s. worden ingevoerd. De
school wordt intussen zo ingrijpend uitgebreid, dat
beter van nieuwbouw kan worden gesproken.
Een nieuwe leiding, een nieuw gebouw, een nieuw
leerplanBij velen zal juist nu behoefte bestaan
de grote waardering voor de persoon en het werk
van de heer Voogd die ook door zijn collega's als
nestor werd geacht tot uitdrukking te brengen.
Bijdragen in een gezamenlijk aan te bieden hulde
blijk kunnen gestort worden op giro 172503 der
Z. L. M. te Goes. (Bij voorkeur vóór 5 april).
UET Centraal Bureau voor de Stastistiek heeft
de uitkomsten bekend gemaakt van de Land
bouwtelling 1960 betreffende de aansluiting van
land- en tuinbouwbedrijven op de openbare nuts
bedrijven.
Hieruit blijkt dat nog 19.000 land- en tuinbouw
bedrijven, d.i. ruim 6 procent, niet zijn aangesloten
op het elektrisch net.
In Zeeland zouden volgens deze gegevens 1417
bedrijven 11 nog niet aangesloten zijn.
Voorts is komen vast te staan, dat tweederde
van de bedrijven op de openbare watervoorziening
Is aangesloten. Dit percentage varieert per pro
vincie van 91 in Noord-Holland tot 38 in Gelder
land. Voor Zeeland zijn dit 2166 bedrijven of ong.
17
Interessant is de ontwikkeling van de telefoon
aansluitingen in de landbouw; deze is n.l. in tien
jaar verdrievoudigd, zodat nu 34 procent van de
land- en tuinbouwbedrijven over een eigen tele
foonaansluiting beschikt, tegen 12 in 1950. Naar
provincie bezien ligt Zeeland hier met 48 procent
vooraan. Een duidelijk verschil tonen voorts de
gemiddeld grotere zeekleibedrijven met 48 procent
t.o.v. de gemiddelde kleinere zandbedrijven, waar
van 29 procent op de telefoon is aangesloten.
DEN laatste waarschuwing in deze kolommen
in verband met de naderende datum 1 april.
De datum waarop de „Verordening bestrijding
Vergelingsziekte bij bieten" in werking treedt.
Deze verordening vermeldt onder meer, dat het
een ondernemer in Zeeland verboden is, na deze
datum bieten of afval van bieten voorhanden of
In voorraad te hebben, voorzover daaraan blad
vorming voorkomt. Dit verbod geldt niet Voor
zover het bieten betreft, welke kennelijk bestemd
zijn voor zaadwinning. Echter dienen dan de even
tueel op de bietenplanten aanwezige bladluizen, op
zodanige wijze bestreden te worden, dat zij geen
gevaar opleveren voor de gezondheid van de
bieten gewa ss en in de omgeving.
Overtreding van de artikelen in deze verordening
Zyn strafbare feiten. Neemt dus, indien dit nog
niet gebeurd is, tijdig Uw maatregelen. Een ge
waarschuwd man telt voor twee.
IN de Hoofdafdeling Sociale Zaken van het Landbouwschap is overeenstemming bereikt over een aan
1 contracterende partijen in de provincies uit te brengen loonadvies voor de akkerbouw en veehou
derij, contractjaar 1961/1962. De voorstellen zijn inmiddels ter goedkeuring aan het College van Rijks-*
bemiddelaars voorgelegd, terwijl partijen werd geadviseerd op basis hiervan te beginnen met het overleg
over de voor het per 1 mei a.s. aanvangende nieuwe contract jaar af te sluiten c. a. o.
Aan de hand van L. E. I.-cijfers heeft de Hoofdafdeling als haar mening uitgesproken, dat tenge
volge van produktiviteitsstijging, voor maatregelen ten behoeve van de landarbeiders beschikbaar is
4.63 Indien contracterende partijen het loonadvies volgen zullen de loonkosten dus met dit percentage
stijgen.
In tegenstelling tot vorig jaar toen C. B. S.-cijfers werden gebruikt heeft de Hoofdafdeling zich
thans gebaseerd op gegevens van het L. E. I. Dit is een gevolg van het o.i. juiste standpunt, dat de door
het L.E.I. gemaakte kostprijsberekeningen ook kunnen worden gebruikt om jaarlijks 't produktiviteits-
verloop in de akkerbouw en veehouderij vast te stellen. Het vorig jaar was dit niet mogelijk, omdat
toen niet over bruikbare cijfers van het L. E. I. kon worden beschikt.
Intussen moet worden afgewacht, of ook de loontoetsende instanties zich met het door de Hoofd
afdeling gewijzigde uitgangspunt voor de produktiviteitsberekening kunnen verenigen. In velband hier
mede zij volledigheidshalve opgemerkt, dat indien wederom C. B. S.-cijfers zouden zijn gehanteerd een
geringere produktiviteitsstijging uit de bus was gekomen.
Aan contracterende partijen is voorgesteld:
een loonsverhoging die met inachtneming van de voorgestelde verkorting van de arbeidstijd voor
weeklonen neerkomt op 3,3 Ten aanzien van de basisuurlonen betekent het voorstel een ver
hoging met 8 cent voor alle categorieën arbeiders.
een verlenging van de vakantieduur met 2 dagen, waardoor de vakantie wordt gebracht op 15 dagen
per jaar. De Koninginnedag, die dit jaar op 1 mei wordt gevierd, komt in mindering op de vakantie,
een verkorting van de arbeidstijd met globaal 50 uur per jaar.
TEN aanzien van de veehouderij is de Hoofdafdeling van oordeel, dat in die gebieden waar de jaar
lijkse arbeidstijd meer dan 3050 uur bedraagt, de arbeidstijdverkorting op 50 a 60 uur zou kunnen
worden gesteld. Daar waar de arbeidstijd thans 3020 a 3050 uur bedraagt zou de arbeidstijdverkorting
op 50 uur kunnen worden gesteld, terwijl in die gebieden waar de arbeidstijd reeds 3000 uur of minder
bedraagt, de arbeidstijdverkorting minder dan 50 uur kan zijn.
Voor de akkerbouw wordt een arbeidstijdverkorting voorgestaan van ongeveer 50 uur, met dien
verstande, dat in gebieden waar de jaarlijkse arbeidstijd tot nu toe circa 2550 uur of minder bedraagt,
eventueel met een arbeidstijdverkorting van minder dan 50 uur kan worden volstaan.
Het loonadvies voorziet in de mogelijkheid om zowel in de akkerbouw als in de veehouderij te komen
tot de invoering van een aantal vrije zaterdagen. In de akkerbouw zou dit aantal op 13 punten kunnen
worden gesteld, door contracterende partijen uiteraard nader te regelen. Dit advies geldt niet zonder
meer ook voor de veehouderij. De Hoofdafdeling heeft n.l. rekening willen houden met de bijzondere
moeilijkheden welke een volledig vrije zaterdag hier in vele gevallen met zich brengt; vandaar dat zij
erop heeft gewezen, dat bij het sluiten van de c. a. o. voor de veehouderij behalve aan volledig vrije zater
dagen ook kan worden gedacht aan: vrije zaterdagen die ingaan na het ochtendmelken of aan compen
serende vrije middagen op andere dagen van de week. Ook hier is dus de nodige ruimte gelaten voor
het overleg in de provincies.
N. A. V.
r\NZE Inkomstenbelasting berust op het beginsel dat men belasting moei betalen naar wat men
dragen kan? Dit is het z.g. draagkrachtsbeginsel.
Een van de artikelen der wet die met dit doel gegeven zijn is art. 51. Dit artikel behandelt de z.g.
buitengewone lasten. O.a. betreft dit uitgaven ter zake van ziekte, invaliditeit, sterfgeval en andere
dergelijke uitgaven ten behoeve van de belastingplichtige, diens eigen-aangehuwde en pleegkinderen
en bepaalde familieleden. j
Dit artikel is logisch passend in het systeem van de wet. Als twee belastingplichtigen hetzelfde in
komen genieten, kunnen ze daarom nog niet evengoed eenzelfde belastingbedrag opbrengen.
Het al of niet gehuwd zijn, het kindertal e.d. maar ook de gezinsomstandigheden, b.v. ziekte kan
hierin een grote rol spelen. Verkeert men nu in dergelijke omstandigheden, dan kan men aan de
inspecteur van belastingen verzoeken hiermede bij het vaststellen van de aanslag rekening te houden
A LS eerste voorwaarde geldt echter dat deze las ten zodanig zijn dat zij op het vermogen om be-
lasting te betalen een aanmerkelijke invloed hebben. De bedoeling is duidelijk. Als hier geen
bepaalde grens was vastgesteld zou men de aanschaf van een tube asperientjes wel eens als een
buitengewone last kunnen beschouwen, m.a.w. over allerlei vrij onbetekenende postjes een brief
aan de inspecteur kunnen schrijven. Dit heeft nu geen zin, want dergelijke kleine uitgaven hebben
geen aanmerkelijke invloed op iemands vermogen om belasting te betalen.
J\JU zouden hier allerlei vragen kunnen rijzen, wanneer wel en wanneer niet van aanmerkelijke
invloed sprake is. Om dit te voorkomen zijn twee bepalingen in art. 51 opgenomen.
In de eerste plaats is pas van buitengewone lasten sprake als een belastingplichtige tengevolge
van die lasten groter uitgaven heeft dan het merendeel van de belastingplichtigen die overigens in
dezelfde omstandigheid verkeren.
In de tweede plaats is bepaald dat deze uitgaven meer bedragen dan 6 procent van het zuiver
inkomen. Dit percentage wordt nog weer verminderd met een half procent voor elk kind waarvoor
men kinderaftrek geniet.
GENIET men dus een inkomen van 8.000,dan is de grens als men gehuwd is en geen kinder-
aftrek geniet 6 van f8.000,f480,heeft men drie kinderen dan is de grens 6
(3 x V2) 4,5 van f8.000,f360,Zijn deze bedragen bereikt of overschreden dan komt
het volle bedrag als buitengewone last in aanmerking.
MEIJERS.
Voor advertenties in de tenloonstellingsgids, die
ter gelegenheid van deze Z. L. M.-manifestatie in een
oplage van tenminste 14.000 exemplaren zal ver
schijnen en gratis- aan de bezoekers van deze
tentoonstelling uitgereikt zal worden, kunt u zich
wenden tot de Fa P. J. v. d. Sande te Terneuzen.