de herwaardering van de gulden ZATERDAG 25 MAART 1961 Nogmaals Binnenlandse markt losmaken van exportprijspeil? So. 2673 Frankering bij abonnement: Terneuzen 49e Jaargang Zeeuws 1A.NÖBOUWBIAÖ MET name voor onze bodemproduktie voor de veredelingsproduktie ligt de zaak gunstiger zal 1" als gevolg van de herwaardering van de gulden het exportprïjspeil in guldens dalen, bij nagenoeg gelijkblijvende produktiekosten. De grootte van de prijsdaling zal bij een aantal produkten echter ge matigd worden door het feit dat onze grootste afnemer, West-Duitsland, met hetzelfde percentage heeft gerevalueerd, terwijl bij de gegarandeerde produkten de ontwikkeling zal leiden tct een grotere af hankelijkheid van de landbouw van overheidsbijdragen. Als gevolg van deze matigende factoren, be hoeft niet gevreesd te worden, dat de economische positie van land- en tuinbouw ernstig in het gedrang zal komen. Volgens inlichtingen, verkregen van het departement van Landbouw, is dit de zienswijze van Minister Marijnen op de gevolgen van de herwaardering van de gulden voor de landbouw. De Minister stelt wel in het algemeen, dat de maatregel een vrij sterk nadelig effect zal hebben op de concurrentiepositie van de agrarische sector in het internationale handelsverkeer. De revaluatie heeft voor enkele takken van de land- en tuinbouw bepaald minder aantrekkelijke kanten, al treden enkele matigende factoren op. De concurrentiepositie van onze veredelings-landbouw dus van de varkenshouderij en de pluimveehouderij wordt slechts in beperkte mate door de revaluatie van de gulden beïnvloed. TEVENS is het van groot belang dat onze grootste buitenlandse afnemer de Westduitse Bonds- republiek, die ruim van onze land- en tuinbouwexport voor zijn rekening neemt met een zelfde percentage heeft gerevalueerd. Het is thans nog niet te zeggen, hoe het guldensprijspeil van de agrarische uitvoer naar de Bondsrepubliek zal reageren op de revaluatie in onze beide landen. Dat hangt mede af van de concurrentie, die onze exportprodukten zullen ondervinden van de import uit landen als bijv. Denemarken en Italië, die niet hebben gerevalueerd. Het is daarbij echter wel zeker, dat deze concurrentie voor een aantal van onze tuinbouw- en akkerbouwprodukten niet van zodanige aard is, dat het prijspeil op de Duitse markt met het volledige revaluatiepercentage van 4,74 zal dalen. Voor een aantal produkten zal de prijsdaling op de Duitse markt en derhalve de daling van ons exportprijspeil geringer zijn of zelfs geheel achterwege kunnen blijven. Voor een aantal produkten met name uit de zuivelsector zal het exportprijspeil in guldens weliswaar ten naastebij met het revaluatie-percentage dalen, maar het daarmee samenhangende nadeel zal voor een belangrijk gedeelte worden opgevangen door het garantiebeleid. De revaluatie van de gul den zal bij de gegarandeerde produkten niet zozeer leiden tot een verslechtering van de economische positie van onze landbouw, maar tot een grotere afhankelijkheid van de schatkist bij het in stand houden van een voor onze landbouw redelijk economisch klimaat. Deze situatie pleit volgens de zienswijze van Minister Marijnen opnieuw voor het streven het binnenland prijspeil losser te maken van het exportprijspeil ter vermindering van de afhankelijkheid van de landbouw van overheidsbijdragen en teneinde de wanorde in het internationale ruilverkeer in de agrarische sector minder sterk te laten doorwerken op de binnenlandse markt. IR. C. S. KNOTTNERUS, tekent, naar aanleiding van deze namens het Departement van Land bouw gegeven zienswijze van de Minister aan, dat hieruit blijkt dat de Minister de gevolgen van de herwaardering van de gulden iets optimistischer bekijkt dan hijzelf in zijn artikel van de vorige week. Ir. Knottnerus vervolgt dan: „Daar wil ik nu maar niet meer op ingaan. Wij zullen gauw ge noeg zien hoe ernstig de moeilijkheden zullen zijn, al blijft natuurlijk altijd de mogelijkheid over dat sommige verschijnselen niet als gevolg van de revaluatie kunnen worden aangemerkt en dan kan het verschil van mening tot in het oneindige wor den voortgezet. Waar ik echter wel op in wil gaan is de opmer king dat de Minister meent te moeten streven naar het losmaken van de binnenlandse prijs van het export prijspeil. Deze opmerking is n.l. interessant genoeg om daarop eens voort te borduren. Er zijn hier n.l. veel mogelijkheden. Ik denk dan in de eerste plaats met de Minister aan de groep van de zuivelprodukten, maar ook zou ik mij voor kunnen stellen dat een systeem van verschillende prijzen zou kunnen worden toegepast op aardappelen en tarwe. Vooral met het oog op het feit dat in ver band met de Euromarkt het heffingensysteem onder de loupe wordt genomen zit hier, dacht ik, wel perspectief. Dit heffingenstelsel is immers niets anders dan dat het binnenlandse prijspeil of liever het prijspeil binnen de Euromarkt wordt losgekoppeld van de wereldmarkt. Voor de zuivelprodukten schijnt dit nog niet zo'n eenvoudige zaak te zijn. De deskun digen zijn zich hierover nog zwaar aan het beraden. Waarschijnlijk is om die reden de zuivelsector niet opgenomen in het versnellingsbesluit van 20 de cember 1960. Het is dus beslist gewenst dat de zuivel hier haast maakt, want zo de mogelijkheid aanwezig is schijnt nu de tijd rijp voor verwezen lijking, althans op de Nederlandse markt. HAT ik ook de aardappelen hier noem vindt natuurlijk in belangrijke mate zijn oorzaak dat dit jaar weer bijzonder duidelijk is gebleken, dat onze binnenlandse prijs staat en valt met de export. Onze consumenten willen voor goede aardappe len een goede prijs betalen. Dat blijkt uit het feit, dat de Eigenheimers tot vandaag aan de dag een goede prijs opbrengen en hoewel veel stedelingen consumenten het verschil tussen Eigenheimers en Bintjes misschien niet kennen en er velen zijn die de laatste voor dezelfde prijs als Eigenheimers op tafel krijgen, is de prijs die de boer voor de Bin-i tjes ontvangt beneden alle peil. Nu is de export van aardappelen wel belangrijk maar de binnenlandse markt neemt een veel groter kwantum. Wanneer dit veel grotere deel tot waar de zou kunnen worden gebracht dan zou dit een bijdrage zijn aan de bedrijfszekerheid in de akker- bouwsector hetgeen een van de doelstellingen is van de landbouwpolitiek. DIJ de tarwe ligt de zaak geheel anders. Onze regering heeft met de revaluatie de export bemoeilijkt. Dit betekent dat de opbrengst van de z.g. vrije produkten die in hoofdzaak voor de export worden geteeld ik denk aan erwten, vlas, uien. acfiteruit zal gaan. Een inkrimping van deze teelten zal hiervan waarschijnlijk het gevolg zijn. De boer zal dan nog meer in het graan moeten vluchten, omdat hiervoor nu eenmaal systemen zijn waardoor deze produkten tot waarde kunnen worden gebracht. Dit is dan wel tegen de wens welke Minister Marijnen in Sas van Gent heeft geuit, maar hij wist toen ook nog niet dat er een revaluatie op komst was. Ik maak n.l. uit de mededelingen welke namens de Minister zijn gedaan op, dat hij van mening is veranderd en dat hij de afzet op de binnenlandse markt zoveel mogelijk wil bevorderen om daar door de overheidsbijdragen zo gering mogelijk te doen zijn. Nu is er natuurlijk op de binnenlandse markt nog een enorme afzetmogelijkheid voor tarwe. Ik weet wel dat veel bevolkingsgroepen en 'vooral de bakkers dit momenteel zullen tegen spreken maar ik ben er evenzeer van overtuigd dat zodra de Amerikaanse tarwe aanzienlijk duurder zou worden dan de Nederlandse of de Franse, deze bezwaren als sneeuw voor de zon verdwenen zou den zijn. Ik vraag mij dus af of de Minister zover zou willen gaan dat hij het heffingensysteem zou willen toepassen op Amerikaans graan. Hij zou daarmee m.i. meerdere vliegen in één klap slaan. In de eerste plaats de mogelijkheid van afzet voor Nederlandse tarwe verhogen, in de tweede plaats een bijdrage leveren tot een Europees be leid. In de derde plaats zou hij, doordat dit on herroepelijk een verhoging van de broodprijs tot gevolg heeft, een bijdrage leveren tot afkoeling van de oververhitte conjunctuur. Het wil mij voorkomen dat deze laatste maat regel toch binnen afzienbare tijd in verband met de gemeenschappelijke landbouwpolitiek zal moe ten worden getroffen. Het lijkt mij dat het bijzon der moeilijk zal zijn deze maatregel te treffen in een periode van depressie. Het ligt dus zeer voor de hand deze maatregel momenteel door te voeren, nu de conjunctuur blijkbaar zo hoog op loopt, dat men er geen raad mee weet. Voor de landbouw zou het slechts een kleine tegemoetkoming z|jn in de verliezen die door de revaluatie worden geleden." In dit nummer worden, naar aanleiding van een door het Instituut voor Landbouwbedrijfsgebouvven gehouden donateursdag, verschillende aspecten van de relatie tussen bedrijfsvoering en de gebouwen behandeld. De foto laat een in 1959 gebouwde moderne Zeeuwse, zeer doelmatig ingerichte boerderij zien.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1961 | | pagina 1