De wereldmarkt voor suiker ZATERDAG 27 AUGUSTUS 1%0 1 No. 2513 Frankering bij abonnement: Terneuzen 48e Jaargang zeeuws landbouwblad waarin opgenomen DE BOERENJEUGD Officieel Orgaan van de ZBBUWSB LANDBOUWMAATSCHAPPlf •n de LANDBOUW JONGBREN GEMEBNSCHAP ZBELAND OINDS in 1959 de nieuwe garantieregeling voor de teelt van suikerbieten in ons land werd in gevoerd hebben de bietentelers een direct belang bij de suikerprijs zoals die op de wereld markt tot stand komt. Volgens deze garantieregeling immers wordt slechts voor die hoeveelheid suiker een vaste prijs gegarandeerd, die in overeenstemming is met de binnenlandse behoefte. Een eventuele meerdere produktie moet worden afgezet op de wereldmarkt tegen de prijzen die daar geiden. In het eerste jaar dat deze garantieregeling van kracht was hebben we met de be perkingsclausule niet te maken gehad, daar de suikerproduktie in ons land niet of niet noemens waard boven de omvang van de consumptie uitging. We mogen wel zeggen: dank zij de droogte in het oogstjaar '59. Nu echter in 1960 de uitzaai wederom zeer groot is geweest, namelijk een 92.500 ha volgens de mei-inventarisatie en de bieten thans goed of zeer goed groeien, kan worden aangenomen dat van de suiker welke in de campagne 1960/61 zal worden geproduceerd wél een deel op de wereldmarkt zal moeten worden afgezet. Het is daarom zeker nuttig om na te gaan hoe die wereldmarkt er eigenlijk uitziet en wat we er van mogen verwachten. WERELDPRODUKTIE EN -CONSUMPTIE OE totale produktie van kristalsuiker in de wereld bedraagt globaal 50 miljoen ton ruwe suiker (één ton ruwe suiker levert 0,92 ton wit- suiker), tegenover nog geen 30 miljoen ton vlak voor de tweede wereldoorlog. Van deze totale pro duktie wordt op het ogenblik een 60 vervaar digd als riet- en 40 als bietsuiker. De totale consumptie, welke zich voor de oorlog rond 25 mil joen ton bewoog, wordt voor het jaar 1959/60 ge schat op ruim 48,5 miljoen ton. Zowel de produktie als de consumptie zijn in de na-oorlogse jaren dus geweldig toegenomen, maar helaas is het niet zo dat beide keurig naast elkaar marcheren. Het is integendeel zo. dat afgezien van oogstfluctuaties van jaar tot jaar de produktie steeds de neiging blijkt te hebben om een halve en soms een hele pas voor te lopen, met als gevolg dat de voorraden in de wereld toenemen. Was in 1956/57 de eind- voorraad 10,2 miljoen ton. in 1959/60 wordt deze geschat op 15,1 miljoen ton, hetgeen in procenten van de totale consumptie in deze jaren uitgedrukt, neerkomt op respectievelijk 24 en 31 OE STRUCTUUR VAN DE WERELDMARKT BIJ een beschouwing van de wereldmarkt voor suiker valt allereerst op, dat van de totale produktie van 50 miljoen ton slechts ongeveer 13 miljoen ton op de markt komt; de rest wordt ge consumeerd of opgeslagen in de produktielanden zelf. Een tweede karakteristiek van de wereld markt is, dat ze in feite bestaat uit twee sectoren: a. de gereserveerde markten, die niet vallen onder de bepalingen van de Internationale' Suikerovereenkomst (I. S. O.); van toe- i JL. O. V_». b. de vrije markt, waarop de I. S. O. passing is. Voor wat betreft de gereserveerde markten kan worden opgemerkt, dat de suiker die hierop wordt aangevoerd door bepaalde exportlanden reeds van te voren zijn bestemming heeft, terwijl ook de hoeveelheden en de verkoopvoorwaarden min of meer vastliggen. Het meest bekend zijn de over eenkomsten die Amerika krachtens de Sugar Act met een aantal exportlanden heeft afgesloten. Amerika importeert op deze manier van de Philip- pijnen, de Dominicaanse Republiek, Peru. Cuba (althans voor tot kort!) en enkele andere landen, jaarlijks een 4,5 miljoen ton suiker tegen prijzen welke doorgaans aanmerkelijk hoger zijn dan de prijzen op de vrije markt. Cuba leverde ongeveer drievierde deel van dit kwantum! Een andere grote importeur, Engeland heeft op een iets andere wijze bindingen aangegaan met tal van exportlanden die tot de Commomwealth behoren op basis van de Commonwealth Sugar Agreement. Deze landen leveren op eveneens gunstige voorwaarden onge veer 2 miljoen ton. Twee andere gereserveerde markten zijn de Sowjet-Unïe met de Staten van het Oostelijk Blok en Frankrijk met de landen van de Franse Gemeenschap, welke laatste groep straks zal worden vervangen voor de Europese Gemeenschappelijke Markt. Wat er dan nog over blijft van de wereldmarkt wordt de vrije markt ge noemd, waarvan de behoefte door de Internatio nale Suikerraad. die de Internationale Suikerover eenkomst ten uitvoer brengt, voor het jaar 1959 werd geschat op 5,5 miljoen ton. Dit is ongeveer 11 van de totale wereldproduktie. FEN eerste consequentie van een dergelijke ■J kleine markt is, dat bij een geringe toename van de vraag c.q. bij een terughoudende vraag de prijzen sterk oplopen resp. dalen. Als de vraag bij voorbeeld toeneemt of afneemt met 5 van de wereldconsumptie hetgeen relatief weinig is. komt dit overeen met een 40 van de vrije markt, het geen enorm veel betekent. We mogen Op deze markt dus sterke prijsbewegingen verwachten wanneer ingrijpende gebeurtenissen in de wereld aanleiding geven tot wijzigingen in de vraag. De sterke prijsstijgingen na het Suez- en na het Korea-conflict hebben dit trouwens wel bewezen. Gewoonlijk is het echter zo, dat de prijzen op de vrije markt onder grote druk staan. Niet alleen is zoals reeds werd opgemerkt, de omvang van de markt zeer klein 11 van de totale wereld produktie. terwijl de voorraden de laatste jaren schommelen tussen 25 en 30 maar bovendien ontvangen tal van exportlanden die ook op de vrije markt aanbieden voor een deel van hun pro duktie behoorlijke prijzen op de gereserveerde markten, zodat ze de rest tegen lagere prijzen kun nen aanbieden om toch gemiddeld nog aardig uit te komen. Als voorbeeld noemen we Cuba. dat op de Amerikaanse markt voor de helft van haar éxportabel kwantum (ongeveer 3 milioen ton) tot voor kort 40 -50 meer ontving dan voor de andere helft, die op de vrije markt werd verkocht. Heeft de vrije markt hierdoor al het karakter van een overschottenmarkt, dit karakter krijgt het nog meer door het feit dat steeds meer lan-. den de suikerproduktie gaan beginnen c.q. uit breiden, waardoor enerzijds de Yraag relatief kleiner wordt, terwijl anderzijds incidentele produktie-overschotten naar de vrije markt toe vloeien. Kenmerkend is dan ook dat. de vraag naar suiker op de vrije markt de laatste jaren vrijwel niet is toegenomen ondanks de enorme toename van het verbruik. DE INTER NATION AI.E SUIKEK- OVEREE NKOMST OM in deze moeilijke situatie toch nog, enigs zins tot een redelijk prijspeil te kunnen komow redelijk zowel voor de exportlanden als voor de importlandèn werd tussen bijna alle import- en exportlanden de Internationale Suiker- overeenkomst gesloten, welke in 1958 wederom, werd vernieuwd. In hoofdtrekken komt de I. S. O. hierop neer, dat aan alle aangesloten exportlanden een bepaald deel, quotum genoemd, van de ge schatte behoefte op de vrije markt wordt toege wezen. (De gereserveerde markten vallen er bui ten). Deze quota kunnen worden verlaagd, resp. verhoogd wanneer de suikerprijs daalt beneden een bepaalde prijsgrens (3,25 dollarcent per Engels pond) of stijgt boven een zekere grens (3,75 dol larcent). Voor de huidige moeilijkheden op Cuba hadden we vrijwel steeds meer te maken met ie benedengrens dan met de bovengrens en ondanks ingrijpen van de Suikerraad kon niet worden voor komen dat het vorig jaar en in de eerste helft van dit jaar de suikerprijs op de vrije markt vaak aan zienlijk lag beneden de genoemde 3,25 c. Toch heeft de I. S. O. volgens deskundigen in de afgelopen jaren een stabiliserende invloed gehad op de vrije markt, ofschoon meteen wordt toegegeven dat meti er niet te veel van mag verwachten. DE HUIDIGE SITUATIE DEKEND mag worden verondersteld, dat Cuba door Amerika onlangs is uitgesloten van verdere leveranties, hetgeen in dit jaar een 700.000 ton suiker uitmaakt. Voor 1961 gaat het echter om een totaal van circa 3 miljoen ton! Ook is bekend dat Rusland en Rood-China steun verlenen aan Cuba, de eerste door reeds in 't voorjaar 1 mil joen ton per jaar te kopen gedurende 5 achtereen volgende jaren en nu weer door overname van de 700.000 ton welke door Amerika werd geweigerd, terwijl Rood-China onlangs ook een half miljoen ton kocht. De vraag waar het nu om gaat is op welke wijze Amerika in haar behoeften voot dit jaar en volgende jaren zal voorzien en op welke wijze Cuba haar produktie en haar afzet zal kunnen organiseren. Zal de weggevallen plaats van Cuba op de Ame rikaanse markt worden ingenomen door de eigen telers en een aantal Zuid-Amerikaanse landen dooi uitbreiding van de produktie? Zal Cuoa in staat zijn haar produktie te handhaven op het huidige peil en zullen de communistische landen de 3 mil joen ton die anders naar Amerika ging. kunnen opnemen en zo ja tegen prijzen die voor Cuba de voortzetting van de produktie mogelijk maken?. En waar blijft de suiker die de communistische landen afnemen? Indien ze in deze landen zelf extra wordt geconsumeerd, dan is dat bepaald gun stig te noemen, maar de mogelijkheid bestaat ook dat ze wordt gereëxporteerd. De gehele toestand is zeer verward en het is onmogelijk om voorspellin gen te doen over de ontwikkelingen die zich in de nabije en iets verdere toekomst zullen voordoen. Wij zullen ons daaraan dan ook niet wagen en in dit artikel derhalve moeten volstaan met een ruwe schets van de achtergronden van de markt waar op straks misschien een Nederlands suikerover- schót van de oogst 1960/61 geplaatst zal moeten worden. Tot slot zij not! opgemerkt, dat de wereldmarktprijs onder invloed van de Cubaanse moeilijkheden op het moment dat we dit schrijven, is opgelopen tot 3,35 dollarcent per Engels pond, hetgeen overeenkomt met een prijs van rond 40 per 1(M) kg wit ingevoerd in Neder land. Wanneer we dan weten dat de garantieprijs in Nederland 62,10 per 100 kg wit bedraagt, dan is duidelijk dat een eventuele export bij dit prijspeil op de wereldmarkt nog hijzonder onaan trekkelijk is. A. W. LUITJENS.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1960 | | pagina 1