Ontwikkeling landbouwpolitiek
Bij stijgend loonpeil aanpassing van de bedrijfsvoering
CUBAANSE SUIKER NAAR
RUSLAND
BOUWPLAN EN
ONDERNEMERSRISICO
BLAUWMAANZAAD
ZATERDAG 12 MAART 1960
207
Kostprijsverlagende rationalisatie één der belangrijkste opgaven van de
landbouw
JJJEN volwaardige Nederlandse
landbouwpolitiek, die pas
send in een algemeen sociaal-
economisch kader actief en
doelbewust wordt gevoerd, heeft
tot verschillende goede resul
taten geleid.
Enkele resultaten: een belang
rijke produktiviteitsstijging- in de
laatste tien jaar, handhaving van
het inkomenspeii der weidebe-
drijven in de laatste zuivelcrisis
en een landbouwexport op zeer
hoog niveau (omstreeks 4 mil
jard in 1959).
In het melkprysbeleid is de
laatste jaren steeds duidelijker
aan het licht getreden, dat het
prijsmechanisme van vraag* en
aanbod aan de produktiekant
grotendeels is uitgeschakeld. Wjj
zien dan ook een produceren „op
de garantie". De Minister stelde
hierbij nadrukkelijk, dat dit do
individuele boer niet euvel is to
duiden.
De minister van Landbouw en Visserij, mr.
V. G. M. Marijnen, heeft op de Algemene
Vergadering van de Friese Maatschappij
van Landbouw te Leeuwarden een inleiding
gehouden. Wij ontlenen daaraan enige van
de belangrijkste passages.
j\E twee grote staatslieden van deze tijd, Eisen-
c hower en Chroesjtsjef. reizen voor de aan
staande Topconferentie heel wat landen af om hun
komende positie te versterken. Zo heeft het Ameri
kaanse staatshoofd juist een reis naar verschil*
-jende Zuid-Amerikaanse landen achter de rug. Dit
kan cok gezien worden in het kader van ©en tegen-,
zet tegenover de Russische pogingen invloed ill
deze landen te verkrijgen.
Nog pas geleden is de vice-premier van de Sow-
Jet-Unie Mikojan teruggekeerd van een bezoek
«au Mexico en Cuba. Vooral met dit laatste land
werden op handelspolitiek terrein belangrijke over
eenkomsten afgesloten. Zo zal Rusland in de
komende vijf jaar 5 miljoen ton suiker kopen.
Dit suikerverdrag is niet onbelangrijk, als men
weet, dat Cuba verreweg het grootste suikerpro
ducerende land van de wereld is en de export
overschotten van dit land vrijwel beslissend zijn
voor de suikerprijs op de wereldmarkt. Ook onze
suikerbietenteiers hebben groot belang bij deze
wereldprijs. Zij immers zullen datgene, wat zij
meer voortbrengen dan de binnenlandse cosumptie
tegen deze wereldprijs moeten afzetten.
Het is interessant te zien over welke hoeveel-
heden het nu gaat. Cuba heeft een normale oogst
van 5/2 miljoen ton en een eigen verbruik van
300.000 ton per jaar. De Verenigde Staten hebben
voorkeursrecht voor de afname van 3 miljoen ton.
Rusland nam in 1958 slechts 187.000 ton af en in
t 1959 niet meer. Wel plaatste eind vorig jaar Rus-
tand een contract van 845.000 ton.
Ofschoon de suikeroogst in Rusland de laatste
jaren sterk toenam en volgens Sowjet-cijfers de
oost van Cuba in 1959 overtrof, is er het verbruik
nog sterker toegenomen. Het nu afgesloten vijf
jarige contract wijst op een verwacht eigen tekort
in ueze jaren. Op de wereldprijs van suiker kan
dit contract slechts dan invloed uitoefenen, wan
neer Cuba zijn produktie niet gaat opvoeren.
IjE winter raakt voorbij en met het mooie, droge.
weer kunnen de belangrijke voorjaarswerk
zaamheden volop beginnen. De dorpsvergaderingen
zijn voor het grootste deel achter de rug. Hier en
daar druppelen er nog wat na, maar dat heeft niet
veel meer te betekenen.
De boeren gaan hun zaaiplan uitvoeren en straks
zullen de mei-inventarisatie-cijfers uitwijzen hoe
veel er van alles is uitgezaaid.
Het uitdenken van het bouwplan wordt er niet
gemakkelijker op. Naast de bekende problemen
van de vruchtwisseling en vruchtopvolging, gaan
de financiële kansen een hoe langer hoe groter rol
Spelen. Er zijn in de akkerbouwsector nog een paar
gegarandeerde produkten, maar als wij het rijtje
bekijken, blijkt dit maar klein te zijn. Alleen cle
tarwe wordt nog volledig gegarandeerd. Of de
grote uitzaai van wintertarwe hiervan een gevolg-
is, weten wij pas als wij de cijfers van de zomer-
tarwe er straks bij kunnen optellen. De suiker-
garantie geldt slechts voor de in eigen land te
verbruiken hoeveelheid. Hier zit dus een onzeker
element. Dan zijn er nog de voedergranen. Hier
voor geldt een minimumgarantie. Van de vrije uit
loop naar boven profiteert de boer al jarenlang
niet.
De teelt van alle andere gewassen is in meerdere
of mindere mate speculatief. Jammer genoeg veelal
in meerdere mate!
En dan zyn er nog mensen, die beweren, dat de
boer geen ondernemersrisico meer aandurft!
De samenstelling van een verantwoord bouwplan
is verre van gemakkelijk geweest. Wij zijn met
velen uiterst benieuwd naar wat er uitgekomen is.
Tot besluit van de door de Z. L. M. gehouden
biauYvniaanzaadmiddag gaf Dr. Ir. C. W. C. van
Beekom, Rijkslandbouwconsulent voor de Zeeuwse
Eilanden, een samenvatting van de door de ver
schillende sprekers besproken problemen, die hij
de feelt en verwerking van blauwmaanzaad een
rol spelen.
Het verschil tussen de proefveldopbrengsten en
de opbrengsten in de praktijk, dat voor de oorlog-
het aanvaardbare percentage van 25 te zien gaf,
is na de oorlog opgelopen tot 45 Als mogelijke
oorzaken noemde Dr. Ir. Van Beekom de door de
mechanisatie plaats hebbende verruwing van de
grondbewerking, die gezien de hoge eisen die het
blauwmaanzaad aan het zaadbed stelt, nadelige
invloed uitoefent. Tevens is de vruchtopvolging en
het aantal planten per m zeer belangrijk.
Blauwmaanzaad moet zeker niet uitsluitend als
noodgewas gezien worden. Vraag en aanbod zijn
mocilyk op elkaar af te stemmen, terwijl de afzet
een produkt van konstante kwaliteit vraagt, waar
aan veelal niet voldaan wordt.
TAAK RIJKSLANDBOUWVOORLK HTING
HOOR de boer is de garantieprijs een vast ge-
geven bij zijn produktiebeleid, evenals de
kwaliteit van zijn grond. Ook het advies van de
Rijkslandbouwvoorlichtingsdienst die de indivi
duele boer aanraadt de melkproduktie van zijn
bedrijf uit te breiden in een situatie, waarin wij,
nationaal gezien, beslist niet méér melk kunnen
gebruiken is aanvaardbaar. Mr. Marijnen is het
dan cok niet eens met diegenen, die de ministers
van Landbouw verwijten dat zij zelf mede schul
dig zijn, omdat de Landbouwvoorlichting de boer
in deze richting' geadviseerd zou hebben. De mi
nister is van mening', da.t een Rijkslandbouw voor
lichtingsdienst geen taak kan hebben voor dit
soort landbouwpolitieke doeleinden. De taak van
een landbouwvoorlichter is, de individuele boer
voor te lichten in de richting die het gunstigst
is voor de bedrijfsresultaten van diens eigen be
drijf en geen andere. Daarentegen kan de be
windsman niet ontkennen, dat de ministers van
Landbouw door het gevoerde garantiebeleid mede
schuldig zijn aan ongewenste produktiestijgingen.
STERKE NADELEN
DE nadelige gevolgen van de situatie in de
zuivelsector blijkeneen vergroting van de
produktie, die, gelet op de te verwachten afzet,
allesbehalve verantwoord lijkt.
In de kostprijsontwikkeling van de melk is de
laatste zes jaren geen spoor terug te vinden van
het effect van 'n kostprijsverlagende rationalisa
tie. De stijging van 't loon- en prijspeil in deze ja
ren en de herziening van de uitgangspunten der
kostprijsberekeningen in 1957 is praktisch voor
100 0 o tot uitdrukking gekomen in 'n stijging van de
kostprijs voor melk. Een en ander heeft er toe ge
leid dat in de laatste zes jaar de garantieprijs
voor de melk met ruim 40 is gestegen en dat
wij onze claim van beste en voordeligste zuivel-
land in Euromarktverband hebben verspeeld. Ter
wijl in 1946 en ook nog in 1954 de kostprijzen van
de melk in Denemarken en in Nederland op een
ongeveer gelijk niveau lagen is het thans volgens
indicatieve gegevens zeker, dat de Deense kost
prijs nu lager ligt dan de Nederlandse, en zelfs
beduidend lager da,n de kostprijs waarvan wij
uitgaan voor de garantieprijsberekening.
Het verbreken van een te strakke kop
peling van garantieprijzen aan automa
tisch geregistreerde kostprijzen, is van
het grootste belang voor een evenwich
tige landbouwpolitiek op lange termijn.
Dit behoeft geen aanslag te betekenen op
het garanderen van een verantwoord
boereninkomen op goed geleide bedrij
ven. „Wat dit betreft kunt U op mij
rekenen", zo verklaarde dc Minister.
STIJGEND LOONPEIL
HET is te verwachten, dat bij de voortgaande
economische ontwikkeling het loonniveau
zal blijven stijgen. Van de regering kan alleen
verwacht worden dat zij het economische klimaat
schept, dat gunstig is voor een dergelijke ontwik
keling. De hogere beloning van de landarbeid
dient bekostigd te worden uit de bedrijfsresulta
ten en dat is allereerst de taak van de boer als
zelfstandige ondernemer. De aanpassing van de
bedrijfsvoering' aan deze situatie van hoge lonen
vereist dan ook primair de grootst mogelijke aan
dacht voor de arbeidsproduktiviteit op de boer
derij. Hiervoor kunnen de voortschrijdende tech
niek en de mechanisatie de oplossing brengen,
doch alleen bij een zodanige toepassing, dat ra
tionalisatie bereikt wordt op een wijze, die win
der kost dan de produktie met veel handenarbeid.
Dit is een der belangrijkste opgaven in de land
bouw. Na de oorlog is de Nederlandse landbouw
reeds in behoorlijke mate gemachaniseerd en is
de arbeidsproduktiviteit snel gestegen, doch van
een kostprijsverlagende rationalisatie hierdoor is
nog maar nauwelijks sprake. Om dit te bereiken
zal de Nederlandse boer misschien met veel ge
woonten en tot dusver verantwoorde inzichten
moeten breken.
Een veel hechtere samenwerking bij
het gebruik van machines, een verdere
vereenvoudiging van de bedrijf sstruc*
tuur, een zekere bedrijfsvergroting en
toepassing van geheel nieuwe bedrijfs
systemen zullen in deze richtinggevend
moeten zijn om een zo optimaal mogelijk
gebruik van machine- en gebouwen
kapitaal in onze landbouw te bewerk
stelligen.
WAARDERING EN BEZORGDHEID
IN de naaste toekomst zal de samenwerking
in de Europese Economische Gemeenschap
van grote invloed zijn op de beleidsvoering. Tij
dens de overgangsperiode zal een gemeenschap
pelijk landbouwbeleid moeten worden opgebouwd,
waarvoor de Europese Commissie van de E. E. G.
een opzet heeft ontworpen.
Er is echter bezorgdheid over de voorstellen der
Commissie. Voor de zo sterk op export ingestelde
Nederlandse landbouw is handhaving van een
concurrerende exportmogelijkheid naar derde
landen van essentieel belang. Onvoldoende reke
ning is gehouden met het feit. dat de gemeen
schappelijke markt voor een groot aantal land-
bouwprodukten een exporterende gemeenschap
zal zijn of dat spoedig zal worden. Daardoor be
vatten de voorstellen vrijwel geen garanties voor
het handhaven van concurrerende export naar
landen buiten de Gemeenschap.
Het is duidelijk, dat de export van veredelings
produkten naa,r derde landen staat of valt met
het handhaven van een behoorlijke import van
voedergranen door de Gemeenschap. Het feit dat
er in het voorgestelde graanbeleid geen of al
thans onvoldoende waarborgen zijn geschapen
voor het handhaven van een behoorlijke import
van. voedergranen, betekent daarom, dat de voor
stellen ook geen waarborgen bevatten voor het
onder alle omstandigheden handhaven van een.
concurrerende export van veredelingsprodukten
naar derde landen. Hetzelfde geldt voor het voor
gestelde gemeenschappelijke zuivelbeleid.
Wij kunnen dit ten enenmale niet accepteren.
Wij zullen dan ook met grote nadruk moeten
eisen, dat in het gemeenschappelijk landbouwbe
leid garanties worden opgenomen voor het hand
haven van onze export naar markten buiten
Gemeenschap.