Ziekten en Ziektenbestrijding in Blauwmaanzaad Vervolg ,.IS BLAUWMAANZAAD EEN GESCHIKT NOODGEWAS 388 De heer P. VERHAGE van de R. L. V. D. Axel/Goes Zeer terecht staat bij het aanduiden van dit onderwerp dc bestrijding op de tweede plaats. Vooral omdat men bij bestrij dingtegenwoordig direkt denkt aan de toepassing van chemi sche middelen. Want deze middelen zijn bij blauwmaanzaad van veel minder betekenis dan bij vele andere landbouwgewassen. Bij een gewas als blauwmaanzaad staat het optreden van ziekten en beschadigingen in zeer nauw verband met de mate waarin, en de wijze waarop, de cultuurmaatregelen worden uitgevoerd. VRUCHTWISSELING. MET het oog op het optreden van vroege akker- thrips is vlas totaal ongeschikt als voorvrucht. Ook na andere gewassen als gerst, tarwe of erw ten kan dit insect van betekenis zijn, maar dan is meestal een tijdige toepassing van de geëigende chemische middelen afdoende. Aaltjes-aantastingen zijn niet of weinig van be tekenis. Het is echter bekend, dat een vrijlevend aaltje, met name Pratylenchus pratensis in blauw maanzaad moeheidsverschijnselen kan veroorzaken en het gewas ernstig in zijn groei kan remmen. Dit aaltje komt op tal van gewassen voor. Het is niet bekend in hoevèrre het hiér in het zuid westelijk zeekleigebied schade van betekenis ver oorzaakt. ZAAIZAAD EX ZAAIZAADBEHANDELING. BLAUWMAANZAAD verliest snel zijn kiem- kracht; gebruik van overjarig zaad moet daar om ten sterkste worden ontraden. Verder staat het tere kiemplantje bloot aan de aanvallen van diverse bodemschimmels en is zaaizaad behandeling met 6 gram thiram (T. M. T. D.per kg zaad, onder alle omstandigheden noodzakelijk. Deze be handeling heeft niet alleen de opkomst van een groter aantal planten dat voordeel is, vooral bij gebruik van veel zaaizaad, maar betrekkelijk maar vooral een grotere weerstand van de bovengekomen planten tot gevolg. BEMESTING EN GEBREKSZIEKTEN. IJET is gebleken, dat blauwmaanzaad zeer sterk kan reageren op een tekort aan opneembaar fosforzuur in de grond. Onvoldoende beworteling wordt door fosforzuurgebrek ongetwijfeld in de hand gewerkt. Bij een slechte struktuur zullen beide faktoren elkaar nog, in een voor de plant ongunstige zin, versterken. Bij kaligebrek kan eveneens de groei geremd worden, terwijl de vatbaarheid voor valse meel dauw toeneemt. Ga dart bij uw perceelskeuze ook de bemestingstoestand na en zorg dat deze tere juffer ook in dit opzicht niets tekort komt. De stikstofbemesting is elders in dit blad door Dr. Ir. Van Roon behandeld. AANTASTINGEN IN JONGE PLANTEN. DEEDS tijdens de opkomst kan men plantjes aantreffen, die een bruinzwarte verkleuring en een insnoering vertonen, die veel doet denken aan wortelbrand bij bieten. De planten genezen van deze aantasting niet; wèl kan men ze voor kómen. Zaadontsmetting is tegen deze verdor- ringsziekte de remedie. Kort na de opkomst kan men reeds valse meeldauw aantreffen. De zieke planten meestal een gering percentage van het totale aantal vallen op door een bleekgele kleur en sterk naar beneden gekruld blad met aan de onderzijde daarvan een laagje grijs schimmelplu is. De ziekte breidt zich niet uit, is-in deze vorm dus niet besmettelijk. Soms groeien de planten er door heen en vormen dan vroeg afgestorven, loze bollen. De liesmetting vindt plaats in en vanuit de grond. Bestrijding heeft dus geen zin, dit in tegenstelling met hetgeen Mededeling 92 van de Plantenziekten- kundige Dienst hierover schrijft. Aangezien de spo ren van de schimmel in de grond overblijven, zou de vruchtwisseling zeer ruim moeten zijn. Maar jammer genoeg blijkt deze ziekte ook in stand ge houden te worden door 't zusje van blauwmaan zaad, de klaproos, en mogelijk ook door andere onkruiden, zoals meldè, muur en herderstasje. Grondontsmetting is wel mogelijk, maar onder onze omstandigheden waarschijnlijk niet rendabel. Volgens de rassenlijst is er verschil in vatbaar heid tussen de rassen. De schade valt meestal mee. Men zou het min of meer kunnen beschouwen als een natuurlijke dunning. AOK de lichtgele larven van de blauwmaanzaad- v snuitkever kunnen de jonge planten en met name de wortels ervan beschadigen. In 1957 richt ten deze grote schade aan, vooral daar waar zij op traden naast kiemschimmels (onontsmet zaad) en verder waar de struktuur te wensen overliet. Totaal onvoldoende beworteling had toen verdro ging en legering tot gevolg. Een mogelijkheid tot bestrijding ervan is niet bekend. ONKRUIDBESTRIJDING. DEZE staat vanzelfsprekend in nauw verband met de. grondbewerking tijdens de. eerste ont wikkeling. Chemische middelen bieden momenteel nog weinig perspectief. Drie dagen vóór de op- komst kan een middel als PCP in olie de dan aan wezige zaadonkruiden opruimen. Meestal heeft dit niet veel zin het middel is ook niet goedkoop en toepassing lijkt dan ook alleen verantwoord in die gevallen waar op zeer onkruidrijke grond bij wijze van spreken, een laag zaadonkruid verwacht kan worden. In noodgevallen wordt wel naar natriumarseniet gegrepen. De kans op beschadiging en opbrengst derving is echter steeds aanwezig. Aangezien ge bleken is dat opname van arsenicum in het zaad in een niet-toelaatbare hoeveelheid, voorkomt, moet dit middel als onbruikbaar van de hand worden gewezen. (Zie verder pag. 189, le kolom.) niet bekwaam is. Is aan deze eis voldaan, dat be tekent vroege zaai een gewas ,.met kleren" aan. Late zaaisels vormen te weinig blad en bol en brengen dus als regel minder op. Het gebeurt wel eens, dat een fors ontwikkeld gewas in opbrengst achterblijft. Dan is in zo'n geval de bolvulling niet goed geweest tengevolge van minder gunstig bloeiweer of eec storm deed het veld strijken en het laat gezaaide gewas bleef overeind. Men moet er echter op rekenen, dat zulke verschijnselen tot de uitzonderingen behoren. De kans op goed bloei en oogstweer neemt toe, naarmate men vroeger zaait DE VERPLEGING AL eerder is vermeld, dat aan het plantverband de nodige aandacht moet worden besteed. Proe ven toonden aan, dat 30 a 50 planten per vierkante, meter het best voldoet. Uiteraard is het op één zet ten uit de tijd. Wat dat betreft beschikte men vroe ger over meer mogelijkheden. Overdwars schoffe len, gebruik van de handhak of van de dunmachine zijn daarvoor in de plaats gekomen. Essentieel is, dat de overblijvende pollen niet te dik zijn. De rijenafstand is minder belangrijk. Men zal echter moeten bedenken, dat bij een nauwe rijenafstand het verhoudingsgewijs moeilijker is een regelmati ge stand te krijgen Boven 42 cm raakt het land in het algemeen niet vol. Alleen op gronden, waar van men weet, dat er zware gewassen groeien is 45 cm nog mogelijk. Bij gebruik van zaaimengsels is uitdunnen vaak niet nodig. Staat echter het blauwmaanzaad te dik, dan kan gerust worden doorgeslagen. Gebleken is, dat de ondervrucht na dien er niet minder om staat. Chemische onkruidbestrijding is in feite (nog) niet mogelijk. Schoffelen naar behoefte is dus noodzakelijk. Wij willen er gaarne op wijzen, dat ■het aanaarden niet alleen de stevigheid van het gewas aanmerkelijk verhoogt, maar ook een uit stekend „bestrijdingsmiddel" is, dat na herhaald schoffelen als laatste bewerking veel onkruiden vernietigt. Dit aanaarden kan niet op alle grond soorten en onder alle omstandigheden. Het kan indien de grond het veroorlooft het best gebeu ren bij een gewashoogte van 40 a 50 cm en bij een rijenafstand van 40 cm ietsruimer dan de meest gebruikte afstand, n.l. 331/3 cm). Het gladio- lenploegje is hiervoor heel geschikt, maar ook aardappelaanaarders kunnen worden gebruikt. PEN middel om zich van hogere opbrengsten te verzekeren is het gedeeld toepassen van de stikstofgift. De tweede gift wordt verstrekt ca 1 week voor de bloei, reden waarom deze bemestings methode pas hier ter sprake wordt gebracht. Om droogterisico te vermijden zou men twee derde van de totaal toegebrachte gift bij het zaaien en éénderde tegen de bloei kunnen toe passen. Deze verdeling van de stikstof over twee giften bezorgde ons in een groot aantal proeven 1015 meer zaad. In totaal moet 1 a 2 baal meer stikstof worden gegeven dan aan een stevige wintertarwe als Heine's 7 of een daar mee wat de stik stof vraag betreft overeen komend ras. Het is ons gebleken, dat de praktijk zeer ver schillend over de hoogte van de gift denkt of minder fraai uitgedrukt niet erg goed van de stikstofbehoefte op de hoogte is Een te zware be mesting verhoogt de kans op legering en alle na delige gevolgen vandien. Proefsgewijs kan in plaats van kalksalpeter de tweede gift in de vorm van verspoten ureum wor den toegepast. Blauwmaanzaad verdraagt vrij hoge concentraties. Men zal echter minstens 12 dagen voor de bloei moeten spuiten, d.i. halverwege het doorschieten, omdat een latere behandeling niet alleen moeilijker uitvoerbaar is, maar ook schade door verbranding veroorzaakt. In dit groeistadium is het nuttig het perceel nog eens te controleren op het voorkomen van steen raket. Het geel bloeiende onkruid is vrij gemakke lijk te herkennen. De afrijping ervan valt samen met die van blauwmaanzaad, zodat het vóór de oogst zou moeten worden verwijderd. DE OOGST UET maaidorsen van stam is een aantrekkelijke methode bij een staand gewas, dat goed uitge rijpt is en vrij van enig onkruid (vooral van nacht schade). De bollen moeten echter kraakdroog zijn en een scherpe nacontröle op het zaad blijft nood zakelijk. Bijna altijd is onmiddellijk nadrogen nood zakelijk. Ideale omstandigheden voor maaidorsen van stam zijn bijna nooit aanwezig. Zelfbinderen en dorsen uit hok of schelf is in de meeste gevallen de aangewezen weg. Hierbij laat men een stevig gewas zo lang mogelijk staan. De zaadkwaliteit wordt er door verhoogd (vooral de kleur, minder het gewicht van de korrel) en de droogperiode na het maaien kan korter zijn. In sommige streken zijn spreeuwen en soms ook vinkachtigen bijzonder agressief. Er is maar één kruid tegen gewassen: ruiteren of schelven en deze behoorlijk afdekken met een kleedje, een rietkapje, een stromuts of (vers opgebrachte) ruigte van klaver, e.d. Gebruikelijk is uit het hok of schelf te dorsen met een rijdende maaidorser. Men werkt zo snel, maar soms ook te snel De moderne maaidorser slaat vooral droog, hard stro tot pulver en om alle zaad in de zak te krijgen moet op de reiniging worden toegegeven. Doorschoning op het bedrijf met de oude wanmolen is daarom aanbevelens waardig, speciaal wanneer het zaad met helemaal droog is. Blauwmaanzaad broeit enorm snel. Deze nazorg is dus belangrijk; verbroeid zaad heeft een zeer geringe consumptie-waarde. Bij het dorsen moet beschadiging ten koste van tijd en geld vermeden worden. Ranzig, slecht rie kend zaad lusten onze afnemers nietOns produkt had tot voor kort een uitstekende naam. Wij zullen die moeten behouden door prima zaad te leveren willen onze concurrenten, vooral Polen, niet een deel van de markt veroveren. Ook al worden kwa liteitsverschillen niet helemaal voldoende gehono reerd,. laat ons verder zien dan vandaag en zorgen, dat het zaad onbeschadigd en droog naar de han delaar gaat, d.vv.z. dorsen wanneer het ook wer kelijk kan en niet te scherp en met een zo laag mogelijk toerental van de dorscylinder. Langjarig onderzoek heeft aangetoond, dat elke wijze van dorsen tot beschadiging aanleiding geeft. Maar er zijn grote verschillen in de methode Voorzichtig heid is dus geboden. VOORZICHTIGHEID GEBODEN DIT is dan tenslotte het motto. Blauwmaanzaad eist nu eenmaal een zorgvuldige behandeling. Een aardige illustratie van de „min of meer nood zakelijke" verruwing van de teelt vinden we in de volgende vergelijking. Over de jaren 1932 tot en met 1938 brachten ras sen proef velden 25 meer op dan de praktijkper celen. Dit is eigenlijk wel een groot verschil, ge zien de resultaten van soortgelijke proefvelden met andere gewassen. Het typeert al de gevoeligheid van blauwmaanzaad voor cultuuromstandigheden. Maar het verschil is over de periode 1946 tot en met 1958 nog veel groter, n.l. bijna 45 Wij kunen dus wel aannemen, dat de achteruitgang van de structuur door het toenemend gebruik van trekkers en ander zwaar rijdend materiaal niet de enige verklaring vormt voor de lagere opbrengsten van de laatste 15 jaar. Wie blauwmaanzaad in het bouwplan wil handhaven, zal de teelt niet als een nood- gewas mogen behandelen, integendeel, de verzorging zal zo goed moeten zijn als de omstandigheden dit toelaten.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1960 | | pagina 4