De Nederlandse landbouw Europese Gemeenschap in de De organen van de E. E. G. ZATERDAG 9 MEI 1959 369 4. DE RAAD VAN DE E. E. G. IN de eerste plaats iets over de Raad, het lichaam, dat is aangegewezen om in vrijwel alle aangelegenheiden, die voor de opbouw en de wer king van de E. E. G. van betekenis zijn, de beslis sing te nemen. De Raad bestaat uit de vertegenwoordigers van de zes landen, die deel uitmaken van de E. E. G. en die ieder één lid van de Raad aanwijzen. Deze wijze van samenstelling waarbij elk lid, groot of klein, één lid aanwijst, welke leden elk op zijn beurt gedurende een half jaar als voorzitter van de Raad optreden, maakt bij oppervlakkige kennis neming een zeer democratische indruk. Gaat men echter de bepalingen inzake het stem recht in de Raad na, dan blijkt dat de betekenis van de verschillende leden voor de te nemen be sluiten, geenszins gelijk is. Afhankelijk van de aard der beslissingen, die door de Raad genomen worden, bestaan er verschillende regelingen ten aanzien van het stemrecht. Voorzover in de ver dragen van Rome niets naders is bepaald, wat het stemrecht betreft over bepaalde besluiten, wordt beslist met gewone volstrekte meerderheid van stemmen waarbij de invloed van de vertegenwoor diger van elk land, groot of klein, dezelfde is. Vrijwel zonder uitzondering wordt echter voor zover het aangelegenheden betreft, die van belang zijn voor het beleid van de E. E. G., in de verdra gen wel iets naders bepaald wat het nemen van besluiten door stemming in de Raad betreft. Als regel is in dergelijke gevallen bepaald, dat beslui ten genomen worden, hetzij met eenparigheid van stemmn, hetzij met een bepaalde zogenaamd „ge kwalificeerde" meerderheid. Als eenparigheid van stemmen wordt vereist heeft elke vertegenwoor diger in de Raad één stem; het maken van onder scheid in het stemrecht zou in dat geval ook geen enkele zin hebben, daar immers elke tegenstem, ook als deze door de vertegenwoordiger van het kleinste land wordt uitgebracht, het nemen van een besluit kan verhinderen. Als echter geen eenparig heid wordt vereist maar een bepaalde meerderheid voorgeschreven is, bestaat er geen gelijkheid van stemrecht doch brengen de vertegenwoordigers der drie grote landen, Duitsland, Frankrijk en Ita lië, elk vier stemmen uit, de vertegenwoordigers van België en Nederland elk fwee stemmen en de vertegenwoordiger van Luxemburg één stem. Bovendien is bepaald, dat als op deze wijze ge stemd wordt over een aangelegenheid, waarover volgens de verdragen op voorstel van de Commis sie moet worden beslist, een meerderheid is voor geschreven van minstens 12 stemmen, zodat hoog stens 5 stemmen tegen kunnen worden uitge bracht, om tot aanvaarding van het voorstel door de Raad te komen. Betreft het een aangelegen heid waarbij een voorstel van de Commissie niet is voorgeschreven, dan wordt bovendien voor het aannemen van het voorstel vereist dat minstens vier leden van de Raad het voorstel steunen. Hoewel de drie Benelux vertegenwoordigers in de Raad samen slechts 5 stemmen uitbrengen zo dat ook als zij alle drie tegenstemmen de vereiste meerderheid van stemmen wel bereikt kan worden, zal toch in het laatstgenoemde geval het voorstel zijn verworpen daar het slechts door drie leden van de Raad zou worden ondersteund, UET zou ons veel te ver voeren en voor de lezers ook nauwelijks te verwerken zijn als hier een opsomming werd gegeven van de wijze van stem men, die in elk geval, dat zich kan voordoen, dient te worden toegepast. Wij bepalen er ons toe te vermelden, dat het gemeenschappelijk landbouw beleid zal moeten worden vastgelegd in verorde ningen, beschikkingen of richtlijnen, die door de Raad op voorstel van de Commissie dienen te wor den vastgelegd. Besluiten op dit gebied kunnen gedurende de eerste twee étappes van de over gangsperiode slechts met eenparigheid van stem men, daarna slechts met de hierboven aangegeven gekwalificeerde meerderheid van stemmen wor den genomen. Dit betekent dat besluiten op het gebied van het landbouwbeleid in de eerstvolgende jaren, nl. ge durende het tijdvak, dat loopt tot 1 januari 1966, met de mogelijkheid van een verlenging van de periode met enkele jaren, slechts met algemene stemmen genomen kunnen worden. Daarna kun nen zij met minstens 12 stemmen vóór het aan hangige voorstel, zonder dat het voorstel door minstens vier vertegenwoordigers in de Raad ge steund behoeft te worden, worden aangenomen. O ALS wij in ons vorig artikel zagen staat omtrent het gemeenschappelijk land bouwbeleid van de E.E.G. nog vrijwel niets vast. Praktisch alle mogelijkheden zijn opengehouden en het zal dus afhangen van de besluiten, die in de eerstvolgende over gangsjaren genomen zullen worden, welke kant het met dit landbouwbeleid uitgaat. Het is dus van groot belang, op welke wijze de beslissingen, die de E.E.G. zal moeten nemen, tot stand komen en welke organen daarbij een rol spelen. Van de diverse organen, die ten behoeve van de E.E.G. door de verdragen van Rome in het levéfi zijn geroepen, zijn er twee te noemen, die voor het te vormen beleid, zo wel op landbouwgebied als in het algemeen, van beslissende betekenis zijn, n.l. de Raad en de Commissie, waarover in bijgaand ar tikel meer. Uit deze stemverhouding blijkt dat Nederland met 2 stemmen op den duur slechts een bescheiden in vloed uitoefent. Als Nederland het aannemen van een bepaald voorstel op gebied van het landbouwbeleid na af loop van de tweede etappe van de overgangs periode zou willen verhinderen dan behoeft onze vertegenwoordiger de steun van minstens één der vertegenwoordigers van de drie grote landen daar diens 4 tegenstemmen naast de 2 Nederlandse nodig zijn, om tot het gewenste aantal tegenstem men van minstens 6 te komen. Omgekeerd zal een voorstel, dat van Nederlandse zijde wordt ondersteund, slechts dan door de Raad met vol doende meerderheid worden aangenomen, als naast de Nederlandse vertegenwoordiger, minstens de vertegenwoordigers van óf de drie gróte landen, ófwel van twee grote landen en België, vóór stem men. Het is natuurlijk ten zeerste te wensen en het zal in het belang zijn van de toekomstige samen werking in de E. E. G. als de Raad besluiten kan nemen met algemene instemming van de ver tegenwoordigers der landen. Toch is het geens zins van belang ontbloot, te weten hoe ver de in vloed van elk der landen kan gaan. Hoewel er in de eerstvolgende jaren, in elk geval tot 1 januari 1966, geen besluiten tegen de zin van Nederland Het gebouw van de E. E. G." 23-27 Avenue de la Joyeuse Entrée te Brussel, by avondlicht genomen kunnen worden, toch moet men er reke ning mee houden, dat daarna Nederland een der gelijk besluit niet zal kunnen verhinderen als het alleen staat of te weinig steun heeft. Ook in de overgangsperiode kan het aanvaarden van een compromis, waarvoor de medewerking van Nederland vereist zal zijn, misschien zijn .'e verkiezen boven het onder alle omstandigheden vasthouden aan eigen mening met de kans dat later een besluit wordt genomen waartegen grote bezwaren bestaan. Dat daarbij elk geval op zich zelf bekeken dient te worden, spreekt van zelf. DE COMMISSIE VAN DE E.E.G. THANS nog iets over de Commissie. De beteke nis van dit orgaan is in de verdragen van Rome minder scherp omschreven dan die van de Raad. In het algemeen kan men zeggen, dat de Commissie een toeziende, voorbereidende en uit voerende taak heeft, terwijl dit lichaam daarnaast in enkele gevallen, zij het van minder betekenis voor het algemeen beleid, beslissingen kan nemen. De Commissie bestaat uit negen leden die, zo als in de verdragen van Rome nadrukkelijk is vastgelegd, worden benoemd in onderlinge over eenstemming door de regeringen der bij de E. E. G. aangesloten landen. Dit geschiedt op grond van hun algemene bekwaamheden, terwijl hun onaf hankelijkheid gewaarborgd dient te zijn. Niet meer dan twee leden mogen van dezelfde nationa liteit zijn. Deze bepaling en het totaal van negen leden geeft aanleiding tot de veronderstelling, dat men bij de samenstelling van de Commissie ge dacht heeft aan twee leden, die de nationaliteit van elk der drie grote landen hebben en één lid, afkomstig uit elk der Benelux landen, wat dan ook in overeenstemming is met de huidige samen stelling. Dit is overigens geen voorschrift; er zou van kunnen worden afgeweken. Onafhankelijk van hun nationaliteit dienen de leden der Commissie het algemeen belang van de Gemeenschap als richtsnoer van hun activiteit te beschouwen. Zij mogen geen instructies vragen of aanvaarden noch van een der regeringen, noch van enig ander lichaam. In dit opzicht draagt de Commissie dus een geheel ander karakter dan de Raad. Deze laatste bestaat immers uit leden, die juist als ver tegenwoordigers der landen beschouwd dienen te worden en die dus wel degelijk zullen handelen, rekening houdende met het belang van hun land en overeenkomstig de instructies die hen worden gegeven. Er bestaat overigens een nauw contact tussen de taak van de Raad en van de Commissie, wat reeds hieruit blijkt, dat in vele gevallen de Raad slechts kan besluiten op voorstel van de Com missie. Het laatste woord, de beslissende stem berust echter bij de Raad. WAT het totstandkomen van een gemeenschap pelijk landbouwbeleid betreft dient nog te worden vermeld, dat voorgeschreven is dat de Commissie binnen twee jaar na de inwerkingtre ding van het verdrag voorstellen voor een derge lijk beleid zal indienen. Daar deze periode op 31 december a.s. eindigt, werkt de Commissie dus thans onder de druk van een tijdslimiet aan haar voorstellen waarbij een uitgebreid overleg plaats vindt terwijl talloze groe pen en groepjes van belanghebbenden zich naar Brussel spoeden om de Commissie en het ambte lijk apparaat, dat zij heeft opgebouwd, een uiteen zetting te geven van hun inzichten en daarbij de belangen, die zij ten aanzien van het algemeen landbouwbeleid van de E. E. G. koesteren, te be pleiten. Met belangstelling wordt uitgezien naar de voor* stellen der Commissie, die dus nog in de loop van dit jaar vaste vorm moeten aannemen. Daarna zal blijken hoe deze voorstellen in het bijzonder door de Raad worden ontvangen en binnen welke ter mijn definitieve besluiten inzake het landbouw beleid genomen zullen worden. Een andere ter mijn dan de gestelde overgangsperiode is wat dit betreft in de verdragen niet vastgelegd. Er zou over de organen van de E. E. G. nog wel meer te vermelden zijn, o.a. wat betreft de verga dering van parlementsleden, die overigens slechts een adviserende taak heeft, het Hof van Justitie, dat de rechtspraak verzorgt, en het Economisch Sociaal Comité, dat in bepaalde gevallen door de Raad en de Commissie moet worden geraadpleegd. Wij menen ons echter wat de organen van de E. E. G. betreft thans tot het bovenstaande te moeten beperken. Wij hebben thans in een drietal artikelen een overzicht gegeven van enkele der belangrijkste grondslagen van de Euromarkt, van het gemeen schappelijk landbouwbeleid van de E. E. G. en van de wijze waarop binnen deze gemeenschap beslui ten tot stand komen. Wij menen onze aandacht nu te moeten richten op het te voeren landbouw beleid waarbij wij ons voorstellen in de eerste plaats het onderwerp „de Graanpolitiek" van de E. E. G. aan de orde te moeten stellen. Daarover echter meer in een volgende bijdrage. N. H. B.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1959 | | pagina 5