Noord-Brabantsche Maatschappij van Landbouw ZITDAG BOEKHOUDBUREAU. ZITDAGEN ADVIESBUREAU ZEEDWBOH LANDBOUWBLAD. 797 ut NIEUWENDIJK: Donderdag 16 December, 11—12 uur, Café v. d. Heuvel. Voor het adviseren inzake oorlogsschade en watersnoodschade zal het Adviesbureau van de Stichting voor de Landbouw in Noord-Brabant zit dagen houden te STEENBERGEN op Donderdag 16 December a.s. in Hotel „Concordia", des voormiddags van 10 tot 13 uur. Verder elke Dinsdagvoormiddag op het kantoor der Provinciale Stichting voor de Landbouw te Tilburg, Spoorlaan 46 en elke Maandagvoormiddag in Café van Dijk te Almkerk. Het is ter bevordering van een vlotte afwerking gewenst, dat men op de zitdagen steeds de beschei den meebrengt over het geval, waarover men advies of inlichtingen wenst. VERSLAG van de Vergadering van het Hoofdbestuur der Noord-Brabantsche Mij. van Landbouw, gehouden op 29 November 1954 te Breda Na een woord van welkom door de voorzitter, dhr. W. G. de Waard, en behandeling van de no tulen en enkele ingekomen stukken, volgde: Benoeming van leden van het Hoofdbestuur: Per 31 December 1954 zijn periodiek aftredend de heren: Adr. Breure Hzn., te Dinteloord; A. Z. Snoek te Nieuwendijk; G. van der Beek te Meeuwen; W. A. Snoep te Ossendrecht; J. Tho massen te Asten; M. J. de Jager te Werkendam; G. N. de Lint te Willemstad; H. de Lorm te Wou- drichem; J. P. Dekkers te Heerle; W. Snoek te Nieuwendijk; D. Janse te Werkendam en P. M. Sneep te Dinteloord. Door de betreffende afdelingen werden geen candidaten gesteld, zodat allen weer werden her benoemd. Benoeming leden Dagelijks Bestuur: Per 31 December 1954 zijn periodiek atredend de heren: J. J. van NieuwenhuijzenJas te De Heen; A. B. Snoek te Almkerk; C. de Zeeuw te Valkenswaard. Nieuwe candidaten werden hiervoor niet gesteld, zodat deze weer werden herbenoemd. Adviserende leden van het Hoofdbestuur: Op verzoek van het Dagelijks Bestuur heeft de heer Ir. W. G. Blauwhof, Rijksveeteeltconsulent voor Noord-Brabant, zich bereid verklaard om als adviserend lid van het Bestuur te willen optreden. Door dhr. Ir. Blauwhof werd deze benoeming inmiddels reeds aangenomen. Bekrachtiging benoemingen: a. als taxateur voor de regeling van tegenvallers in het kader van de rundertuberculosebestrijding voor het district Roosendaal e.o. dhr. P. Eist, Moerstraten te Wouw. b. idem voor de omgeving van Tilburg e.o. dhr. A. J. Verhoeven te Sprang-Capelle. c. idem voor het Land van Heusden en Altena dhr. A. B. Snoek te Almkerk. d. idem voor de omgeving van Eindhoven e.o. dhr. J. M. van der Weele te Valkenswaard. Door Dr. Kirch werd de instelling van deze ta xatiecommissies nader toegelicht. Het is de bedoe ling dat er 5 taxatiecommissies worden gevormd. Hiervan zullen er echter slechts 2 geregeld in functie zijn, nl. een voor de Oostelijke en een voor de Westelijke helft van Brabant. Mochten deze twee commissies in de toekomst niet voldoende blijken te zijn, dan kunnen er één of meerdere bij worden in geschakeld. Door het aantal werkende commissies zo laag mogelijk te houden, kan meer uniformiteit worden verkregen in de wijze van taxeren. De vorming van deze commissies is nog in handen van de Stichting voor de Landbouw. Wel dienen hiervoor reeds nu vertegenwoordigers te worden aangewezen, daar genoemde commissies reeds spoedig met haar werkzaamheden zullen aanvangen. Besloten werd bovengenoemde vertegenwoordi gers namens de N.B.M.L. aan te wijzen in de te vormen taxatiecommissies. Aan deze vertegenwoor digers zal worden bericht dat zij door het Hoofd bestuur voor deze functie zijn benoemd. Mededelingen uit Stichtingsverband: De gevoerde besprekingen over de samenstelling van de provinciale commissie van het Landbouw schap. De voorzitter licht de hierover gevoerde be sprekingen met de N.C.B. en C.B.T.B. nader toe, welke echter tot nu toe geen resultaten hebben opgeleverd. Wel bestaat overeenstemming over het standpunt, dat er geen pariteit dient te bestaan tussen werkgevers en werknemers. De begroting voor het jaar 1955 en de contributie-regeling: Aan de hand van de toegezonden concept begroting werd hierover uitvoerig gesproken. De begroting is gebaseerd op de volgende contributie regeling: a. voor de landbouw f 1,50 per ha., plus een grond- bedrag van f5,per lid. b. grove vollegrondstuinbouw f 1,50 per ha. c. fruitteelt f4,50 per ha. d. fijnere vollegrondstuinbouw f7,50 per ha. e. tuinbouwcultures onder onverwarmd glas f 15, per ha. f. tuinbouwcultures onder verwarmd glas f 22,50 per ha. Voor leden-niet grondgebruikers een contributie van f 10,en van leden-niet grondgebruikers, deel nemers aan verzekeringen f 15,per jaar. De areaalheffing voor het Landbouwschap zal f 3,per ha. bedragen voor landbouwgronden. Van deze heffing zal 90 van de contributie voor de standsorganisaties mogen worden afgetrokken, met een maximum van 42 van de heffing. De voorgelegde contributie-regeling en begroting werd met algemene stemmen aangenomen met de aanvulling, dat het grondbedrag van f 5,voor alle leden-grondgebruikers zal gelden. Bij deze regeling wordt er van uitgegaan, dat aan de afdelingen f3,per lid ten behoeve van de afdelingskas zal worden gerestitueerd. De inning van de contributie zal voortaan vóór 1 Mei dienen plaats te vinden, daar daarna door het Landbouwschap zal worden begonnen met het op leggen van de areaalheffing. Aftrek op deze heffing zal slechts kunnen plaats vinden op vertoon van de lidmaatschapskaart, waaruit blijkt, dat de con tributie aan de standsorganisatie is betaald. Het Landbouwblad: De voorzitter deelt mede, dat door de Z.L.M. een hogere financiële bijdrage voor het Zeeuwsch Landbouwblad is voorgesteld. De huidige vergoe ding is nl., gezien de gestegen kosten, te laag. Door de Stichting Landbouwpérs is echter intussen ook een voorstel gedaan om te komen tot combinatie met „De Landbode". Laatstgenoemd voorstel onder vindt sterke steun van de Kring Oost- en Midden- Brabant. Dhr. de Zeeuw wijst er op, dat het landbouwblad, hoewel in West-Brabant zeer geliefd, niet interes sant is voor een streek als Oost-Brabant. Het Zeeuwsch Landbouwblad is volgens spreker teveel georiënteerd op de kleigebieden, waardoor de zand gebieden hier weinig aan hebben, en niet genoeg van voorlichting worden gediend. Het grondbedrag van f 5,aan contributie zou kunnen worden be steed voor het uitgeven van een Noord-Brabants landbouwblad, gecombineerd met de Landbode. Dhr. de Vos wijst er op, dat dit blad uitgaat van de georganiseerde landbouw en daarom alle steun verdient. De voorzitter brengt naar voren, dat aller belangen gediend moeten worden. Zoals de zand gebieden zeer graag de Landbode zouden willen hebben, is het omgekeerd het kleigebied dat het Zeeuwsch Landbouwblad niet graag zou missen. Anderzijds is het wenselijk om in het Zeeuwsch Landbouwblad meer artikelen geplaatst te krijgen voor het zandgebied en de tuinbouw. Een oplossing hiervoor zou kunnen worden ge vonden, wanneer de N.B.M.L. een grotere plaats ruimte beschikbaar zou kunnen krijgen. Verschillende aanwezigen geven hierna te ken nen, voorstander te zijn van het Zeeuwsch Land bouwblad. Na uitvoerige bespreking wordt besloten de sa menwerking in het Zeeuwsch Landbouwblad te be stendigen en te trachten meerdere medewerkers aan te trekken, die ook voor de tuinbouw en de zandbedrijven actuele copie zouden kunnen leveren. De stand van de rundertuberculosebestrijding: Door Dr. Kirch, Directeur van de Gezondheids dienst voor Dieren, werd hierover een uiteenzetting gegeven. Bij het begin van het zgn. vijfjarenplan, op 20 Mei 1951, telde onze provincie het grootst aantal te saneren bedrijven. Van de 32.542 veebedrijven kwamen op 23.359 bedrijven één of meer reageerders voor. Het reactie-percentage bedroeg 26.3 daalde in 1951—1952 tot 18 in 1952—1953 tot 11 terwijl het over 19531954 was teruggelopen tot 2,8 Sinds 1 Mei 1954 mogen geen reageerders in onze provincie worden gehouden. Tot nu toe zijn in Noord-Brabant ruim 108.000 reageerders geslacht, terwijl aan premies ruim twaalf millioen gulden werd uitgekeerd. Deze premies worden betaald uit de heffing van 25 cent per 100 kg. geleverde melk, het zgn. boeren- kwartje, aangevuld met zgn. Marshallgelden. Waar de meeste provincies minder reageerders hadden en verder met de sanering zijn gevorderd, bestaan er plannen om deze heffing per 1 Mei 1955 te be ëindigen. Dit houdt echter voor onze provincie grote gevaren in, daar dan voor de nazorg niet voldoende reserve aanwezig zou zijn. Bij de bespreking worden ernstige bezwaren tegen voortijdige beëindiging van de heffing naar voren gebracht, welke zullen worden kenbaar ge maakt aan de Gezondheidscommissie voor Dieren te Den Haag. Arbeidsvoorziening De ervaringen van het afgelopen jaar, alsmede de opheffing per 1 Januari 1955 van Bureau Oogst- voorziening, hebben in verschillende afdelingen de mening doen postvatten, dat het gewenst is, dat de werkgeversorganisaties hiervoor verenigingen op richten, die de organisatie van de arbeidsvoorzie ning voor de landbouw in eigen hand gaan nemen. Voorgesteld wordt deze aangelegenheid in de af delingen deze winter nader te bespreken. Het vraagstuk van de kostprijsvcrsehillen: Door de Werkgroep-Prijspolitiek van de Stich ting voor de Landbouw is hierover een nota opge steld, naar aanleiding waarvan door het Dagelijks Bestuur een prae-advies werd uitgebracht, dat door de secretaris nader werd toegelicht. Naarmate meer productiegebieden en bedrijven bij de kostprijsberekeningen van het L.E.I. worden ingeschakeld, blijkt steeds meer, dat tussen de kost prijzen van gebieden en bedrijven onderling grote verschillen bestaan. In de Stichtingsnota worden hiervan verschillende voorbeelden genoemd. Naast grondsoort, meer of minder deskundige bedrijfsvoering enz., speelt daarbij ook de bedrijfs- grootte een grote rol. Het kleine bedrijf is als regel het meest arbeidsintensief. Het volledig mee in calculeren van de arbeid van de boer en zijn ge zinsleden brengt van deze bedrijven uiteraard ver hoging van de kostprijzen teweeg, die mede wordt veroorzaakt door het feit, dat de vaste lasten over een kleinere oppervlakte cultuurgrond moeten wor den omgeslagen. Uit de laatste melkprijsrapporten blijkt zelfs, dat de kostprijs op de zandbedrijven naar verhouding meer is gestegen dan op de weidebedrijven. Er zullen bijzondere maatregelen nodig zijn om tot vermindering van deze kostprijsverschillen te komen, waarbij vooropgesteld wordt, dat een twee- of meer prijzenstelsel nooit een aanvaardbare op lossing zal kunnen brengen en zeker de factoren die aanleiding zijn van deze kostprijsverschillen, niet zal kunnen wegnemen. I. Allereerst zal aandacht dienen te worden be steed aan verbetering van de productie-omstandig heden voor dié bedrijven, die met hoge kostprijzen produceren. Door ruilverkaveling, betere water beheersing, doelmatige inrichting van de bedrijfsge bouwen en sanering van te kleine bedrijven, zullen de verschillen in kostprijs tot een kleinere omvang kunnen worden teruggebracht. Aan deze sanering dient ook een gedeelte der in te polderen gebieden dienstbaar te worden gemaakt. II. Bovengenoemde maatregelen zullen echter pas op de lange duur effect sorteren. De vraag rijst of een fors aangepakt „meerjarenplan" op dit ter rein niet wenselijk is, waarbij Denemarken als voor beeld zou kunnen dienen van wat op het gebied van sanering valt te bereiken. Intussen zullen ech ter tijdelijk maatregelen nodig zijn om de duurst producerende gebieden voor hun belangrijkste pro ducten) tegemoet te komen in de buiten hun schuld hogere kostprijs. Dit kan geschieden door het verlenen van een toeslag per ha. per dier op per geproduceerde hoe veelheid (rogge, melk). Een scheiding naar grond soort zal op dit gebied echter grote moeilijkheden opleveren. Al te veel heerst nog de mening, dat de hoogste kostprijzen vooral op de zandgronden wor den gevonden. Ook verschillende rivierkleigebieden hebben met dezelfde moeilijkheden te kampen. III. Naast bovengenoemde maatregelen zou een groter spreiding van de pachtprijzen kunnen worden overwogen. Verlaging van de pachten voor de zand gronden zal niet mogelijk zijn, terwijl een sterke verhoging van de pachten op de betere gronden evenmin verantwoord lijkt. Een verhoging met en kele tientallen guldens per ha. zal voor nivellering van de kostprijsverschillen weinig betekenis heb ben. Rest nog de reeds meermalen geopperde mo gelijkheid van instelling van een Bodem-egalisatie fonds, waarbij een gedeelte van de pacht van de betere gronden wordt afgeroomd ten behoeve van de minder productieve gronden. Gezien de conse- kwenties die hieraan zijn verbonden, zal oplossing van het vraagstuk niet in laatst-genoemde richting dienen te worden gezocht. Tenslotte werd bij de beschouwingen over dit vraagstuk nog opgemerkt, dat de werkelijke ver schillen tussen de kostprijzen in de verschillende productiegebieden vooral dit jaar niet zo groot zijn, als uit de L.E.I.-berekeningen zou mogen worden aangenomen. In de L.E.I.-berekeningen immers wordt het ar beidsloon ingecalculeerd tegen de officiële C.A.O.- lonen en tarieven. Het tekort aan arbeidskrachten echter voorna melijk in de kleigebieden, brengt mei z:rh mee, dat zwarte en vaak zeer zwarte lonen moeten worden (Zie verder pag. 799.)

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1954 | | pagina 9