Alba tarwe
INTEELT IN DE FOKKERIJ
ZATERDAG 18 SEPTEMBER 1954.
waarin opgenomen het NOORD-BRABANTSCH LANDBOUWBLAD
Zaai
izeker prima korrelkwaliteit
ficonomisch-Technologisch Institu i1-
voor Zeeland
MIDDELBURG
No. 2241. Frankering bij abonnement: Terneuzèn
42e Jaargang.
ZEEUWSCH LANDBOUWBLAD
Officieel Orgaan van de Zeeuwsche Landbouw Maatschappij (Z. L. M.)
de Noord-Brabantsohe Maatschappij van Landbouw en andere Verenigingen
getracht wordt de dieren te fokken, moet evenwel
onvermijdelijk leiden tot inteelt.
In een goed gedreven fokkerij is inteelt dan ook
te beschouwen als een onmisbaar (of onontkoom
baar iets. Waarom Omdat we er bij deze
werkwijze zeker van kunnen zijn, dat alle; begerens
waardige eigenschappen waarvoor onze fokdieren
TN de praktijk van de veeteelt ook van de paardenfokkerij wordt dikwijls de vraag gesteld:
„Is inteelt schadelijk We zullen hier wat nader op ingaan, zonder het gehele wezen van de
inteelt uit te werken. In een beknopt artikel is dit ook niet mogelijk, omdat we ons dan uitvoerig op
het terrein van de moderne erfelijkheidsleer moeten gaan begeven en de inhoud voor de meeste lezers
onduidelijk of onbegrijpelijk zou worden.
Ook onder de paardenfokkers wordt er verschillend over de inteelt als fokmethode gedacht. Naast
voorstanders, staat een groter deel der fokkers er wat huiverig tegenover, al willen ze de toepassing
ervan ook niet radicaal afschaffen. Waarop berusten dan deze meningsverschillen Uiteraard in
belangrijke mate op zeer uiteenlopende ervaringen, welke met inteelt zijn opgedaan. We komen hier
nader op terug.
In wetenschappelijke kringen zijn o.a. de be
grippen „nauwe inteelt", „verwijderde inteelt" en
„vrije generatie" gangbaar. Een „vrije generatie"
is het geslacht dat ligt tussen de beide met inteelt
gepaarde dieren en hun gemeenschappelijke voor
ouder. Bij „nauwe inteelt" hebben we te doen met
paringen van ouderdieren met hun kinderen of van
broers en zusters onderling. In deze gevallen hebben
we met geen enkele „vrije generatie" te maken.
Ook wanneer er sprake is van. één vrije generatie
zoals bij paring van ouderdieren met kleinkin
deren of van kleinkinderen onderling spreken
we nog van „nauwe inteelt". Onder het begrip
„verwijderde inteelt" valt dus alle andere verwant
schapsteelt.
Zelfs nauwe inteelt is in onze
paardenfokkerij; geen zeldzaamheid.
Is dit uit fókkundig oogpunt geoor
loofd? Het antwoord-op deze vraag
kan niet simpel luiden „ja" of
„neen". In de allereerste plaats zal
dit afhangen van de erfelijke samen-
stelling van de dieren, -die men op Êmmm
elkaar inteelt. Zijn bijv. de verwante
dieren die men paart fokonzuiver
voor een groot aantal goede eigen
schappen de dieren zijn hierop
niet doorgefokt dan zal men juist
door inteelt toe te passen de kans
op samenkomen van ongewenste
eigenschappen in het te verwach
ten jonge dier vergroten.
Dergelijke fokonzuivere ouderdie
ren kunnen n.l. naast de goede
eigenschappen ook slechte in onder
drukte (zgn. recessieve) toestand
bezitten. Deze kunnen naast de f||
goede niet tot uiting komen, maar
afgesplitst in de geslachtcellen, die
de kiem-dubbelcel vormen, waaruit
het jonge dier groeit, zich wél zelf-
standig manifesteren. -
Door inteelt met-op goede eigen- J V,
schappen onvoldoende doorgefokte
dieren wordt de kans op minderwaardige nakome
lingen dan ook zeer vergroot, wat de fokkerij zo-
we] technisch als economisch schaadt.
Stelselloze inteelt of inteelt „in het wilde weg"
kan dus heel funeste gevolgen hebben. Wanneer
men begint met dieren van één ras in te telen, dan
moet daaraan steeds een periode van zuivere teelt
zijn voorafgegaan.
D.w.z. de fokkers dienen eerst door een oordeel
kundige teeltkeus en door jaren- of generatieslang
uitselecteren van de slechte en minder goede fok
dieren, te komen tot een hoge mate van fokzuiver-
heid. Fokzuiverheid bij beide te paren dieren voor
dezelfde en dan liefst goede, dus begerenswaar
dige eigenschappen.
Door paring van dieren die in kwaliteiten, waar
bij ook het type een grote rol speelt, elkaar het
meest benaderen, of harmoniëren, kan men op de
duur komen tot een grondslag van vrij hoge fok
zuiverheid. Een dergelijke basis is geschikt om door
inteelt te versterken.
Inteelt is, streng genomen, op zichzelf meer nut
tig dan schadelijk. De fokmethode beoogt immers,
wanneer zij gepaard gaat met strenge selectie
een sterke zuivering in de vee- of paardenstapel.
Maar tegelijk heeft de toepassing van inteelt een
behoudend karakter. Er wordt n.l. zorg voor ge
dragen dat binnen een bepaalde bloedlijn geen
nieuwe ongewenste erffactoren (van dieren van
vreemd bloed) binnenkomen en de verkregen fok
zuiverheid in gevaar brengen.
In ons land wordt zowel in de paardenfokkerij/
als die van rundvee en kleinvee doelbewust naar
raszuiverheid gestreefd. De zuivere teelt, waarin
Foto „Het Zuiden", Den Bosch.
zodoende fokzuiver zijn geworden, in de paarden-
of veestapel behouden blijven. Wij behoeven dan
niet het risico te lopen deze eigenschappen weer
geheel of gedeeltelijk verloren te zien gaan door
paringen met niet-verwante dieren, die deze eigen
schappen in het geheel niet, of in de fokonzuivere
vorm, bezitten.
Hieraan zit echter meteen het volgende vast:
Wordt door inteelt de zekerheid van vererving der
goede eigenschappen groter, dan geldt dit in de
zelfde mate voor de slechte. Wij dienen dus hierbij
wel' te bedenkèn, dat dit gevaar groter zal zijn naar
mate de veestapel sterker fokonzuiver is, m.a.w.
meer ongunstige eigenschappen in zich heeft, die' in
zgn. recessieye vorm uiterlijk niet waarneembaar
zijn. Door nu inteelt toe te passen, wordt de kans
groter dat dergelijke eigenschappen samenkomen in
de nakomeling. Het resultaat is zelfs, dat deze die"
slechte eigenschappen niet alleen uiterlijk vertonen,
maar er ook fokzuiver voor zijn.
Wanneer wij het bovenstaande aandachtig over
zien, dan zal het duidelijk zijn, dat de naar voren
gebrachte gevaren de methode van inteelt zelf in
het geheel niet raken. De gevaren zijn alleen ge
bonden aan de aard van het fokmateriaal dat men
bezigt. We moeten echter niet over het hoofd zien,
dat de praktijk soms waar te nemen degeneratie
verschijnselen aan inteelt toeschrijft.
Deze verschijnselen kunnen zijn: te grote ver
fijning ehvetzwakkirig'van het gestel'(constitutie),
weinig'groeikracht en grotere sterfte in de jeugd,
verminderde vruchtbaarheid, e.d. De verklaring hier
van komt echter voor een groot deel voor rekening
van de aard van het uitgangsmateriaal (fokzuiver
heid).
Inteeltproeven met kleine, daartoe geschikte
dieren, zoals ratten en marmotten), waarbij van een
uitgeselecteerd (gezuiverd) fokmateriaal wordt uit
gegaan, laten, na enige generaties nauwe inteelt,
nog degeneratieverschijnselen zien. Opmerkelijk
hierbij is echter, dat deze in veel gevallen zijn weg
te werken door voortgaande inteelt (tevens selectie),
waarbij o.a. de voeding wordt verbeterd.
Het is ons in de fokkerij van paarden en andere
landbouwhuisdieren ook niet vreemd, dat de dieren
gevoeliger worden ten aanzien van de voeding en
verpleging, naarmate het ras meer veredeld wordt
(fokzuiver voor meerdere hoogwaardige eigenschap
pen). Dit kan echter het gevolg zijn van eën meer
veeleisend prestatievermogen en niet van inteelt als
zodanig.
Mogelijk ook van een combinatie van deze twée.
De thans nog wel heersende mening van sommige
onderzoekers, dat inteelt (met selectie) leidend
tot „volkomen" fokzuiverheid van de dieren in
de veeteelt onbestaanbaar is als gevolg van de zgn«
lethale (recessieve en de dood veroorzakende) fac
toren, waarvoor de dieren dan ook fokzuiver zijn
geworden, is nooit bewezen. Het is wél opmerkelijk,
dat, wanneer in een sterk ingeteelde veestapel on
verwant bloed wordt ingevoerd, de groeikracht en
ook het aantal nakomelingen, of liever de vrucht-
baarhéid, weer toeneemt.
Bij een nuchtere beschouwing van de fokkerij
van landbouwhuisdieren in diverse
landen blijkt, dat er vrijwel geen
teelt is, die tot grote resultaten
heeft geleld,'of daarbij Is doelbewust
inteelt toegepast.
Zo is het moderne ras van het
Texelse vleeswolschaap practisch
gevormd door inteelt op 1 ram, het
Friese stamboekvee terug te voeren
tot een tweetal excellerende stieren,
wier bloedlijnen in de stamvader
Adema 197 zijn samengesmolten. In
de paardenfokkerij zien we een ana
loge ontwikkeling. Ik behoef hier
maar even te herinneren aan de be
tekenis, die Indigène du Fosteau op
de Nederlandse Trekpaardfokkerij
heeft gehad en meer in onze tijd de
hengst Nico van Melo.
In de inteelt vinden de fokkers
een maehtig hulpmiddel. Het is en
blijft echter een tweesnijdend
zwaard, dat met grote vaardigheid
en fokkennis gehanteerd moet wor
den.
Het reeds eerder genoemde zuive-
rende karakter van de inteelt kan
immers catastrophale afmetingen
aannemen door het grote aantal
mislukkingen in de nakomelingenschap.
Samengevat zou ik willen zeggen, dat in een goed
gedreven fokkerij inteelt nuttig en noodzakelijk is,
mits:
1. De fokker beschikt over dieren met voldoende
fokzuiverheid.
2. Hij voeding en verpleging doelmatig en op peil
houdt.
3. Hij oppast yoor degeneratieverschijnselen en
zorgt voor het behoud van krachtige en gezonde
dieren, door strenge en voortdurende selectie.
De Rijksveeteeltconsulënt,
Ir W. L. HARMSEN.
(Advertentie)