I. De lange weg van een
bestrijdingsmiddel
Het Borgstellingsfonds voor de Landbouw
VERHOUDING VERENIGINGEN
VOOR BEDRIJFSVOORLICHTING
MET OVERHEID EN LANDBOUW
ORGANISATIE.
598
Wanneer in Iran de oogst wordt verwoest door
sprinkhanen of in Amerika de katoenoogst gevaar
loopt, zegt ons dat niet veel en we lezen er rustig
over heen. De onderzoekers van het Koninklijke
Shell Laboratorium in Amsterdam hebben er wel
belangstelling voor, omdat hun maatschappij een
organisatie is die over de hele wereld vertakkingen
heeft. Het is voor hen net zo belangrijk, als voor
ons de mogelijkheid het aardappelcystenaaltje te
bestrijden.
Hoe deze maatschappij nu precies in elkaar zit,
is een zaak die voor aandeelhouders belangrijker
is dan voor gebruikers van bestrijdingsmiddelen.
Volstaan we hier met de vermelding dat de
Koninklijke Shell één van de twee holding com
pany's is, die de aandelen bezit.
De Bataafse Petroleum Maatschappij B.P.M. is
de technische maatschappij, terwijl daarnaast nog
aparte maatschappijen voor de verkoop en het ver
voer van de producten bestaan.
Het onderzoek is verdeeld over de U.S.A., Enge
land en Nederland en verschaft aan 4500 mensen
werk. In Amsterdam werken op het eiland in het
IJ, dat naast de proeftuin geheel volgebouwd is
met grote laboratoria, alleen al 1200 mensen, ter
wijl speciaal voor motoren nog een laboratorium is
opgericht in Delft. Zoals we dit wel meer zien bij
grote maatschappijen, houdt ook de Shell het werk
terrein niet strikt beperkt tot het zoeken naar
betere toepassingen. Er is zelfs een apart gebouw
voor het zuiver wetenschappelijk onderzoek, dat
de stof levert voor de afdeling Toegepaste weten
schap. Heeft deze afdeling wat gevonden, dan
gaat de afdeling Ontwikkeling aan het werk, die
de ontdekking zover klaar moet maken, totdat in
een proeffabriek kan blijken, dat ook fabricage
op grote schaal mogelijkjs. Zo moeten vaak vele
honderden nieuwe verbindingen opzij gezet wor
den, voordat nieuwe vondsten gedaan worden, die
voldoen aan alle eisen die men daaraan meent te
moeten stellen. En dat zijn er heel wat, vooral op
het gebied van de bestrijdingsmiddelen.
Eén van de moeilijkste vraagstukken is in de
regel in welke vorm het middel in de handel ge
bracht moet worden om het beste effect er mee
te verkrijgen. In de eerste plaats kan getracht wor
den een oplossing te maken. Lukt dit niet, dan is
een emulsie (te vergelijken met melk) mogelijk.
Een volgende mogelijkheid is het maken van
een spuitpoeder, waarin veelal een vulstof ver
werkt is. Een pasta bestaande uit vaste stof met
olie en hulpstoffen die emulgeerbaar is, behoort
ook tot de mogelijkheden, evenals een stuif middel,
waarin een vulstof verwerkt kan worden.
Bij dit alles is het hechten van de stof, vooral
in verband met de regenbestendigheid, van groot
belang. Zo is de vorm waarin het middel uiteinde
lijk op de markt wordt gebracht nogal eens ver
schillend.
We hebben het Amsterdamse laboratorium spe
ciaal bezocht met het oog op de ontwikkeling van
nieuwe bestrijdingsmiddelen en de verbetering
vqtt-reeds bestaande. Wat een belangrijk onder
deel van het werk is, daar veel gemaakt kan wor-
déq uit de bijproducten van de aardolie. Al staat
dit zeker niet voorop, wanneer gezocht wordt naar
nieuwe bestrijdingsmogelijkheden.
De fabricage van de groeps-insecticiden is dus
danig ingewikkeld, dat er in Pernis een aparte
fabriek voor bestrijdingsmiddelen gebouwd wordt,
die voor de gehele wereld zal produceren.
Want als er ergens geen verschil van mening
over mogelijk is, dan is dat wel over de noodzaak
de bestrijding van ziekten en plagen in de land
bouw nog effectiever te doen zijn en het gevaar
voor mens, dier en gewas zoveel mogelijk te be
perken.
De nieuwe insecticiden (insecten-dodende mid
delen) van de Koninklijke Shell zijn aldrin, diel-
drin, endrin en isodrin. Ze zijn reeds ongeveer
6 jaar bekend, doch eerst sedert 1952 bezit de Shell
de uitsluitende rechten om deze middelen in de
handel te brengen. Het zijn alle witte kristallijne
stoffen, die onoplosbaar zijn in water, doch op
losbaar in organische oplosmiddelen als acetojh of
kerosine.
De middelen zijn sterk werkzaam, zodat slechts
een geringe hoeveelheid gebruikt behoeft te wor
den om succes te hebben. En dat succes is zeker
mogelijk, gezien de uitkomsten van de proeven
die we onder ogen kregen.
De bestrijding van engerlingen met aldrin
kg actieve stof per ha) gaf t.o.v. het gamma-
isomeer van HCH een meeropbrengst van 12
bij suikerbieten. Als bodeminsecticide heeft het
aldrin wel als grootste voordeel dat het ook invloed
heeft op ritnaalden en engerlingen. De bezwaren
van het DDT en die van het HCH (smaakbeïnvloe-
ding) zijn zododende weggenomen. Het middel
werkt lang genoeg, terwijl het door z'n vluchtig
heid een grote actieradius heeft. Op het gewas,
wormen en nuttige bacteriën heeft het geen in
vloed.
Terwijl het percentage aantasting door de
wortelvlieg van onbehandeld met 46,8 vermin
derde tot 5,5 met 20 gr. 1 stuifpoeder van
aldrin per ha en resp. 2,17 en 1,67 bij hogere
concentraties. Dieldrin is vooral belangrijk voor
de bestrijding van insecten in het koolzaad, waarbij
juist een grote verbetering t.o.v. DDT optreedt,
omdat met DDT wel de glanskever goed bestreden
kan worden, doch in veel mindere mate de snuit-
kever. Zo kan volgens de proeven een met DDT
en HCH behandeld veld het niet zo ver brengen
als een veld dat 3 of 2 maal met dieldrin behan
deld is.
Zodra er een nieuw middel op de markt komt,
dient men zich af te vragen hoe lang de goede
werking zal aanhouden. Het is immers een bekend
feit dat de overblijvende insecten op den duur een
soort van ongevoeligheid voor een bestrijdings
middel krijgen en dat zodoende het effect steeds
minder wordt. In dat licht gezien is het goed dat
er steeds nieuwe middelen verschijnen.
Zo hebben als bodeminsecticide DDT, HCH en
chlordaan elkaar opgevolgd, om nu weer op hun
beurt door nieuwere middelen te worden over
troffen. Ook de nevenwerking is vaak uiterst be
langrijk, omdat men soms met een bestrijding van
de regen in de drup komt. Het middel DDT doodt
immers wel de parasieten van de bladluis, doch
niet de bladluis zelf, zodat een bespuiting tot ge
volg kan hebben, dat een bladluisinvasie op gaat
treden. We zijn met bestrijden steeds bezig het
natuurlijk evenwicht te verbreken en daar ont
komen we beslist niet meer aan. Doch de wijze
waarop we het verbreken, is nog steeds van het
allergrootste belang. Terwijl ook de kosten geen
Door de geschetste gang van zaken wordt in de
practijk bereikt dat, in verband met de meerdere
winstmógelijkheid, gewenste verbeteringen op be
paalde bedrijven worden nagelaten. Het Borg
stellingsfonds voor de Landbouw nu, wil in derge
lijke gevallen borg zijn. Ook kan het fonds moge
lijk helpen in die gevallen waar het gaat om gelden
welke nodig zijn om zich te handhaven als boer;
terwijl er niemand voor wil instaan dat de op te
nemen gelden zullen worden terugbetaald.
Tenslotte mag hier niet vergeten worden dat
het Borgstellingsfonds voor de Landbouw ook kan
helpen wanneer voor het bedrijf mëer gelden nodig
zijn dan voorheen het geval is "geweest, b.v. in
v'grband met uitbreiding van'het bedrijf. -Vooral
voor saneringsbedrijven kan dit laatste van belang
zijn.
In feite komt het er dus op neer, dat het be
doelde fonds borg wil zijn, voor betrouwbare en
bekwame landbouwers, in alle gevallen waar het
werkelijk van belang is om gelden op. te nemen
voor een landbouwbedrijf. Hierbij dient te worden
opgemerkt dat alleen zal worden geholpen wan
neer op andere manier het nodige geld niet be
schikbaar zou komen. Belangrijk is in dit verband
om te weten hoe men de hulp van het genoemde
fonds kan verkrijgen. De normale gang van zaken
is als volgt: De boer die geld wil opnemen, gaat
naar de Boerenleenbank ter plaatse en vult met
behulp van de kassier een aanvraagformulier in.
Het formulier kost 2,50 en de aanvraag wordt,
nadat de Boerenleenbank zich bereid heeft ver
klaard onder borgstelling van het fonds de lening
te verstrekken, naar de Rijkslandbouwvoorlich-
tingsdienst doorgezonden en in behandeling ge
nomen. Blijkt bij de behandeling van de aanvraag
dat het geld inderdaad nodig is, dan zal het fonds
borg willen zijn. Het borg zijn betekent, dat het
fonds instaat voor de teruggaaf van het, in dit
verband opgenomen geld bij de Boerenleenbank.
Het borg zijn gaat echter niet verder dan 50
van de in totaal voor het bedrijf benodigde gelden.
Is, om een voorbeeld te noemen, reeds f 1000,
door de betrokken boer uitgegeven voor kunstmest
en wil hij nu 1000,lenen voor verbetering van
zijn stal, dan moet op het aanvraagformulier wel
worden aangegeven dat de boer zelf ook reeds
1000,uitgaf voor de aankoop van kunstmest. Is
in het betrokken jaar nog niets uitgegeven dan
kan ook een ïn het laatste jaar aangebrachte ver
betering in gebouwen of werktuigen ter waarde
van 1000,borden vermeld. Pas dan kan het
fonds bórg zijn voor de volle 1000,die nog
moeten worden geleend. Het te lenen bedrag be
draagt nu immers 50 van de totale uitgave
(ƒ1000,— 1000,— ƒ2000,—).
De aflossing van het geleende bedrag wordt in
overleg met de betrokken boer geregeld en hangt
af van de besteding van het geld en de mogelijk
heden in verband met de opbrengsten van het be
drijf. Gelden, nodig voor kunstmest, zullen echter
vlugger moeten worden terugbetaald dan geld
nodig voor de bouw van een stal.
De te betalen rente wordt door de Boerenleen-
bezwaar mogen zijn, wat b.v. met het aaltjes-
dodende middel DD het geval is, daar de kosten
per ha gauw 1200,belopen. Deze prijs is
overigens ook sterk afhankelijk van de hoeveel
heden die gevraagd wqrden.
Ook de giftigheid voor mens en dier speelt een
geweldige rol en het stemt daarom tot voldoening
dat de gevaren die aan deze nieuwe middelen ver
bonden zijn, niet groter genoemd kunnen worden
dan die van de andere tot nu toe algemeen ge
bruikte middelen. Ongelukken met deze middelen
zijn dan ook, naar men ons mededeelde, nog niet
voorgekomen, terwijl toch de sterke werkzaamheid
een lagere dosering mogelijk maakt. Ook de ge
combineerde toèpassing met kunstmest of het voor
af behandelen van het zaad biedt nieuwe mogelijk
heden, die om verdere ontwikkeling vragen.
Zo merken we steeds weer hoe moeilijk het wel
is om op dit terrein bij te blijven. Middelen komen
en middelen gaan, ómdat duizenden mensen dage
lijks zoeken naar vervangers, die niet alleen de
bewuste ziekte of plaag bestrijden, doch ook het
leven van mensen en nuttige insecten niet schaden.
En juist door deze niet aflatende stroom van mid
delen zullen we ook in de toekomst de planten -
productie, voor zover we dit als mensen in onze
hand hebben, in een richting kunnen leiden die
de hoogst mogelijke productie mogelijk maakt.
B.
bank bepaald en is gelijk aan het bedrag dat nor
maal wordt geëist.
Tenslotte dient nog te worden opgemerkt, dat
het geld zodanig dient te worden besteed, dat in
derdaad verwacht kan worden dat het rendabel is
aangewend. Zulks wordt mede beoordeeld door de
RijkslandbouwVoorlichtingsdienst. Het kan dan
ook niet anders dan verstandig worden genoemd
om, wanneer men een aanvrage wil doen, vooraf
contact op te nemen met een assistent van ge
noemde dienst over de doelmatige besteding, van
het benodigde geld. -
Na kennisname van het bovenstaande zal het'
duidelijk zijn, dat het Borgstellingsfonds voor de^
Landbouw er toe kan bijdragen om een zo goed
mogelijke financiering en uitoefening van liet land
bouwbedrijf te bevorderen.
De boer is en blijft echter degene, die verant-
woprdélijk is voor aflossing en rente en het be
nodigde geld dient aan te vragen. Pas daarna kan
worden geholpen.
Goes, 4 September 1954.
Dr. Ir. C. W. C. VAN BEEKOM,
L. NIEUWENHUIJSE.
In de tweemaandelijkse vergadering van de
R,aad voor de Landbouwvoorlichting in onze pro
vincie werden 2 hoogst belangrijke onderwerpen
aan de orde gesteld.
Het eerste (betrof de verhouding tussen de Ver
enigingen voor Bedrijfsvoorlichting en de Land
bouworganisaties enerzijds en die tussen deze ver
enigingen en de Overheid anderzijds.
De Raad was van oordeel, dat de Verenigingen
voor Bedrijfsvoorlichting epn nuttige functie ver
vullen, maar dat het niettemin, gewenst zou zijn
met de .besturen van deze verenigingen van ge
dachten te wisselen omtrent haar plaats in de
agrarische samenleving.
Omtrent de wenselijkheid het landbouwkundig
onderzoek in de provincie te coördineren en te ver
breden liet de Raad bijgestaan door daartoe uitge
nodigde vertegenwoordigers uit het bedrijfsleven
en Hoofden van Dienst, zich inlichten door de heer
Ir J. D. Dorst.
De daaropvolgende gedachtenwisseling leidde
tot het besluit om deze voor landbouwend Zeeland
belangrijke aangelegenheid verder in studie te
nemen. Op de eerstvolgende vergadering van de
Itaad zal daarom deze kwestie nogmaals aan de
orde worden gesteld.
-
Goes, 13 September 1954.
»o.
Het opnemen van gelden voor een landbouwbedrijf vindt meestal plaats bij een Boerenleenbank.
Deze banken zijn voor de boer immers de meest juiste plaats voor credietverlening.
Toch kan het voorkomen dat men als boer niet gemakkelijk naar bedoelde bank gaat om de voor
zijn bedrijf benodigde gelden op te nemen. De oorzaak van dit schromen kan velerlei zijn. Een
belangrijk punt is echter vaak dat het stellen van zekerheid voor het op te nemen crediet moeilijk
heden zal geven. Voor de allernoodzakelijkste gelden zal immers wel een familielid borg willen zijn.
Zodra het echter gaat om verbeteringen die niet direct noodzakelijk zijn om te kunnen blijven
boeren, b.v. het aanbrengen van drinkwatervoorziening in de stal en andere technische verbete
ringen die een vooruitstrevende boer dient aan te brengen, is het moeilijker een beroep te doen op
familie. De verbetering is volgens de familie dan niet strikt noodzakelijk en men stelt zich liever niet
als borg beschikbaar.