Voor en tegen van de verschillende trekkracht bepalingen 592 ZEÈUWSCH LANDBOUWBLAD. ■7IEHIER eén onderwerp waarover geen enkele mening nog goed gefundeerd kan zijn. Een onder- werp ook waarvan een exacte bestudering nog nauwelijks een aanvang nam en waarover nog vele woorden zullen worden gesproken alvorens het laatste er van is gezegd. Wij zuilen zoveel mogelijk de voetangels en klemmen, waaraan dit vraagstuk zo rijk is, vermijden, inmiddels rustig vaststellende dat gebruikswaardebepalingen in trekpaardfokkerskringen tot voor kort, practisch gesproken van nul en gener waarde werden geacht. Een aangeboren en dus erfelijke aanleg voor alles wat van een goed landbouwpaard mag worden verwacht, is één der typische kenmerken van het ras, zo redeneerde men. De practijk selecteert het sporadisch voorkomende, niet deugende individu weg. Gekeurd werd op uiterlijk waarneembare eigen schappen alleen en als gevolg daarvan werd in dezelfde richting gefokt. Het trekpaard, zo was de algemeen heersende opvatting, maakt reclame voor zichzelf in de practijk op de boerderij, waar automatisch uitgeschakeld wordt wat niet aan de eisen voldoet. Prestatieproeven en in cijfers uitgedrukte gebruikswaarden zijn niet alleen onnodig, maar kunnen ook uiterst moeilijk worden gerealiseerd en de enige doeltreffende propaganda die voor het ras kan worden gemaakt is gelegen in het etaleren van elite-materiaal op locale-, provinciale-, nationale- en zelfs internationale keuringen en tentoonstellingen. Deze opvatting, begrijpelijk in een tijd dat het paard de universele trekkracht vormde op de boerderij een opvatting die overigens reeds toen niet werd gedeeld door leidende warmbloedfokkers uit het Noorden is thans niet zonder meer te handhaven. Immers vervult motorgeronk en benzinestank de na-oorlogse, agrarische lucht en verscheen op de hippische kust een kaper die wel door niemand meer wordt onderschat. Gouveriier c'est prevoir, maar wie heeft zulks kunnen voorzien Verwijten maken staat gelijk met de hand in eigen boezem steken. Wel zou het goed zijn geweest tijdiger te be denken dat het niet alleen de exterieure eigenschap pen zijn die door teeltkeus en selectie kunnen wor den verbeterd, maar ook de interieure, i.c.;karakter, prestaties enz. Mocht men al tevreden zijn, er is de vergrotende trap: goed, beter en best. Het F.H.- veeslag is van huis uit productief, maar controle op melkgift en vetgehalte en de mogelijkheid van een doelbewuste en stelselmatige fokkerij als gevolg daarvan, is allesbehalve zonder resultaat gebleven. Het Engels volbloed beheerst van ouds de renbaan; snelheid was typerend voor het ras, maar naast ge- perfectionneerde trainingsmethoden is "het vooral ook een strenge selectie op snelheid gèweest, die deze in de loop der jaren nog aanzienlijk heeft op gevoerd. Gemaakte tijden werden vastgelegd en vormden eén leidraad voor de fokkers. De Leghorn was oök een halve eeuw terug al productiever dan de meeste pluimveerassen, maar het zijn niet alleen de verbeterde opfokmethoden, voeding en huis vesting geweest die een sterk verhoogde productie tot gevolg hebben gehad. Valnestcontröle maakte doelbewuste fokkerij mogelijk en de resultaten bleven niet uit. Men heeft dat altijd wel geweten, maar tot een toepassing van deze wetenschap kwam het in de trekpaardenfokkerij niet. De sterke stimulans ont brak, zoals ook het wetenschappelijk element in de fokkerij van het paard in tegenstelling tot de fokkerij van kleine huisdieren goeddeels ontbrak en nog. ontbreekt. Toegegeven, paarden zijn weinig geschikt mate riaal om te experimenteren, hoe dan ook; weinig vrucÜtbaar, laat rijp en relatief kostbaar; honden, rattén, pluimvee en cavia's lenen zich daartoe beter. Maar een volledig acceptabel excuus is dit niet. Toegegeven, het trekpaard is altijd een uitste kend landbouwpaard geweest en het is dit, in weer wil van de vaak wat gewijzigde taak, nog. Wie het zwaarste kaliber zoekt, vindt dit in het ras; wie prijs stelt op wat lichtere uitvoering kan terecht in de middenmaat, terwijl ook de lichtste editie haar aanhangers telt. Toegegeven, dat in onze langjarige fokkerij op exterieur brillante resultaten werden bereikt, toe gegeven ook dat de uiterlijke eigenschappen waarop op keuringen speciaal werd gelet en diis werd ge fokt, t.w. onder meer: een massief, diep, mals en evenredig lichaam, volume, breedte en een korte rug, een zwaar en droog geraamte, forse spieren, ruime gewrichten en sterke standen, goede voeten en correcte, vlotte gangen, niet alleen uit esthetische overwegingen verantwoord waren, maar ook op utiliteitsgronden een doorgaans betrouwbare basis vormden. Doorgaans, want er is geen absolute correlatie tussen de exterieure eigenschappen en de werkelijke waarde van het betreffende paard in zijn dagelijks werk op het bedrijf. Elke paardengebruiker zal dat weten. Immers, trekvastheid, trekkracht, uithou dingsvermogen, karakter, temperament enz. kunnen sterk uiteenlopen bij paarden van practisch gelijk waardig exterieur. Deze innerlijke eigenschappen zijn onmogelijk vast te stellen aan de hand van het exterieur alleen. Op de tweede plaats mag misschien de vraag worden gesteld of ons trekpaard in een deel zijner vertegenwoordigers niet een beetje „overfokt" is geworden op bepaalde punten, m.a.w. of in de loop der jaren de tentoonstcllingseisen wel steeds in overeenstemming zijn geweest met het doel waarop de trekpaardfokkerij tenslotte was en is gericht. Men moet zich soms matigen in een fokkerij en soms streeft men een doel voorbij wat, als alle overdrijving, schaadt. Inmiddels, we zeiden het reeds, hebben trek paardmensen nooit veel op gehad met trekproeven, krachtmetingen en gèbruikswaardebepalingen in welke vorm ook en, eerlijk gesproken, wij ook niet, maar de toestanden zijn aanzienlijk veranderd en thans is het zo, dat men ook in onze kringen niet meer algemeen afwijzend staat en mag staan tegen over alles wat deze zaken betreft. Al wordt dan ook voorlopig niet veel anders dan een afwachtende houding gedemonstreerd, er is een zekere goodwill groeiende en dat is maar een goed ding in een tijd dat letterlijk niets mag worden nagelaten om, zo mogelijk, met cijfers te boekstaven niet alleen wat onze paarden waard zijn in hun werk, maar ook om daarmee winst te doen in de fokkerij zodra men er in is geslaagd een systeem te ontwerpen dat prac- Foto Ir Brummel. De remwagen in ruste tisch bruikbaar is, hetgeen weliswaar geen sinecure zal blijken, maar daarom nog niet onuitvoerbaar moet worden geacht. Men had en heeft wellicht in 't buitenland rem- wagens, waarmee trekkracht en uithoudingsver mogen worden gemeten; een ieder herinnert zich de remrosmolen van Prof. Visser, waarmee wel is ge demonstreerd op tentoonstellingen, maar waaraan dit bezwaar kleefde, dat de noodzakelijk circulerende af te leggen baan o.m. te veel afwijkend was van het normale werk op de boerderij om uiteindelijk te kunnen voldoen. Hoe ingenieus ook gevonden, is de waarde van al deze krachtmeetapparaten nooit veel hoger aangeslagen dan die van zeer attractieve, nogal spectaculaire en derhalve veel toeschouwers trekkende wedstrijden op tentoonstellingen en der gelijke. In het Noorden des lands worden i.v.m. toe te kennen praedicaten proeven afgelegd, zowel door hengsten als merriën onder het zadel, voor de boe renwagen en in het werk thuis. Men lijkt niet on tevreden over het systeem. In Goes zag men onlangs demonstraties en wed strijden met een ten dele nieuw, verbeterd systeem remwagen, op verzoek van de werkgroep Paarden- gebruik van het Centrum Paardenbelangen, gecon strueerd door het Instituut voor Landbouwtechniek en rationalisatie, waarvoor uit de aard der zaak grote belangstelling bestond. Een belangstelling, die in niet mindere mate werd getoond bij latere demonstraties elders. Over de urgentie van een gebruikswaardebepa ling voor paarden in het algemeen en over de rol die deze remwagen mogelijk in de toekomst daarbij kan vervullen, werd onlangs door Dr. Ir. B. J. B. Groeneveld, Rijksveeteeltconsulent voor de Paar denfokkerij en Ir. L. H. Huisman, plv. Directeur van het I.L.R., een radio-vraaggesprek gehouden en met belangstelling werd van de inhoud daarvan door ons en ongetwijfeld vele anderen kennis ge nomen. Wij ontlenen een en ander aan dit vraag gesprek over een probleem," dat blijkbaar ook voor hen, die hier „het paard bij de teugel hebben gevat", nog talrijke moeilijkheden biedt. Opgemerkt wordt o.m. dat Nederland weliswaar vele bedrijven telt waar het paard slechts naast de tractor wordt ge houden en de laatste misschien, voor zover mogelijk, het zware werk doet, maar dat neemt niet weg dat er nog altijd 94000 éénpaards- en 30000 tweepaards- bedrijven zijn, die in verreweg de meeste gevallen niet over motorische trekkracht beschikken en daar voor in vele gevallen ook nimmer in aanmerking zullen komen. Het komt er dus nog wel terdege op aan wat men met paarden kan doen en de tijd dat een arbeidsuur meer of minder er niet op aan kwam, ligt al ver achter ons. Onnodig te zeggen dat de trekkracht zo rationeel mogelijk moet worden be nut. Eigenlijk kan men met de nieuwe remwagen vrijwel alles doen wat men wil. Nagegaan kan worden welke vracht een paard kan lostrekken, ook kan men zien op welke wijze een paard een constant gehouden vracht overwint; trekhouding, trekvast heid, tempo en uithoudingsvermogen zijn daarnaast factoren die van belang zijn en de aandacht vragen. Een technische uiteenzetting betreffende de con structie van de nieuwe remwagen wordt gevolgd door de vraag of het zin heeft een-paard, dat een levend wezen is en onder bepaalde omstandigheden verschillend reageert, voor de remwagen te spannen. Het antwoord luidt bevestigend, immers neemt men ook mensen exafnens af en hebben de harde werkers met de beste vóóropleiding de beste kans van slagen. We zouden willen opmerken dat goede training en opleiding inderdaad de prestaties voor de remwagen gunstig zullen beïnvloeden, maar dat uit nervositeit geboren „examenvrees" een niet uitsluitend onder 't mensdom voorkomende kwaal is, maar, zoals in Goes duidelijk bleek, ook bij paarden aangetroffen wordt. De ongewone entourage, het moeilijk op af stand te houden publiek, het ietwat schrikwekkend uiterlijk van de remwagen zelf, waren voldoende sommige paarden, die in vertrouwde omgeving waarschijnlijk behoorlijke prestaties zouden hebben laten zien, tot hypernervositeit te brengen, in welke overprikkelde toestand zij zelfs tot starten niet waren te bewegen. Mag men hieruit de conclusie trekken dat het aanbeveling verdient het paard in vertrouwde omgeving, zonder opdringend publiek, voor de remwagen te spannen en dat tentoonstel lingen e.d. een weinig geschikte omgeving vormen voor een zo zuiver mogelijke beoordeling Enerzijds zeker, maar anderzijds is het ook weer zó, dat juist die deelnemers, welke de rust en de kalmte van het betrouwbare landbouwpaard eigen zijn, zich juist daar door genoemde, hoogst waarde volle eigenschappen onderscheiden. Het vraaggesprek, na dit intermezzo, min of meer op de voet volgend, wordt erkend dat men met de trekkrachtproeven nog maar aan het begin staat en het nog geruime tijd zal duren voordat van werke lijke resultaten kan worden gesproken. Geëxperi menteerd is er nog weinig, de mogelijkheden zijn nog -lang niet ten volle uitgebuit en de remwagen verkeert feitelijk nog in een stadium van ontwikke ling. Wensen en opmerkingen uit de practijk zijn altijd welkom, medewerking van de zijde der fok kers is nodig, want zoveel mogelijk zal met de rem wagen moeten worden gewerkt en dat niet alleen op tentoonstellingen, maar liefst ook voor langere tijd onder omstandigheden, die de practijk het meest benaderen. Zo zal men tenslotte ervaring krijgen en er achter komen welke betekenis moet worden toegekend aan de cijfers die worden verkregenJ Weliswaar zal het onderzoek nimmer met de prac- tijkeisen overeen komen, maar er dient naar ge streefd deze zoveel mogelijk te benaderen. Na veel studie en practijk kunnen de resultaten dus, voor zichtig geoordeeld, worden getoetst aan de betekenis die ze voor de fokkerij kunnen hebben. Van de fokkers wordt gevraagd het materiaal, dat zijn de paarden, te willen leveren om de proefnemingen ook in de toekomst geregeld te kunnen doen plaats vinden. Dat in dit beginstadium van onderzoek vrij wel uitsluitend op tentoonstellingen, fokdagen e.d. werd gewerkt, vindt zijn oorzaak in het feit dat het publiek kennis kan maken met de remwagen, maar vooral ook omdat men daar de benodigde trekkracht in ruime mate voorhanden vindt. Men zal echter op deze weg niet blijven voortgaan, om dat een rustiger sfeer te verkiezen is en men aller minst gesteld is op het op tentoonstellingen nu een maal onvermijdelijke wedstrijdelement. Proef nemingen zijn sedert nog genomen in Beers ten huize van de heer A. Bens, op de Wester V te Delft en nadien nog in Schinnen. Gehoopt wordt tenslotte dat binnen niet al te lange tijd op tastbare resul taten voor fokkerij en landbouw door middel van deze remwagen inzake de gebruikswaardebepaling kan worden gewezen. Wij zouden aan het aan genoemd vraaggesprek ontleende tot slot nog willen toevoegen, dat ook het „practijk-examen" in het kader der actie „Gra dering Merriën" een belangrijke bijdrage kan be tekenen voor de gebruikswaardebepaling, welk examen zal worden afgenomen tijdens normale, mo gelijk in sommige gevallen iets verzwaarde, arbeids- verrichtingen op het bedrijf. Een systeem van be proeving dat het voordeel bezit niet voor 80 of 90 maar geheel bij de eisen van de practijk aan te sluiten. Ook hierom zal men goed doen zijn mer riën, zo zij althans aan zekere minimum-eisen voor deelname voldoen, ter verkrijging van het praedicaat Elite- of Prestatiemerrie aan een onderzoek te doen onderwerpen. Mogelijk, zelfs waarschijnlijk lijkt het ons dat in de toekomst óók hierbij goede diensten zal kunnen bewijzen deze veelbesproken remwagen, waarvan men de waarde voor de practijk natuurlijk niet moet over-, maar zeker niet mag onderschatten vóór en aleer men er meer van weet. Gebruiks waardebepaling: een moeilijke, zéér moeilijke zaak, maar beslist nodig in onze tijdhelaas. Jammer dat men er serieus aan begonnen ispas nu COLENBRANDER.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1954 | | pagina 12