Noord-Brabanische Maatschappij van Landbouw
ZITDAG BOEKHOUDBUREAU.
ALGEMENE VERGADERING
ZEEUWSCH LANDBOUWBLAD. 445
DINTELOORD: Woensdag 30 Juni, 11%—1 uur,
Hotel Rijn.
der Noord-Brabantsohe Mij van Landbouw,
gehouden op 22 Juni 1954 in Café-Restau
rant „De Efteling" te Kaatsheuvel.
Vóór de traditionele zomervergadering der
N. B. M. L. met rijtoer trad deze keer de afdeling
Spang—Capelle als gastheer op. De grote op
komst (220 aanwezigen) het actuele onderwerp
van de spreker Ir Otten, en het gunstige weer tij
dens de interessante rijtoer, maakten dat deze
bijeenkomst zonder meer zeer geslaagd mag wor
den genoemd. Ook vele dames gaven van haar
'belangstelling blijk, wat zeer op prijs werd gesteld.
In zijn openingswoord heette de voorzitter, de
heer W. G. de Waard, alle aanwezigen van harte
welkom, in het bijzonder de spreker voor deze
vergadering, de vertegenwoordigers van K.N.L.C.
en v,a,n zusterorganisaties, Bond van plattelands
vrouwen, jongerenorganisatie, prov. Stichting voor
de Landbouw, de burgemeester van Sprang—
Capelle, de heren consulenten en verdere genodig
den.
Spreker wees in zijn openingsrede op de gunstige
situatie, waarin de diverse concerns als Unilever
en Koninklijke Olie momenteel verkeren, getuige
jaarverslagen en de koersenstijging. Daartegen
over vertoont de wereldmarkt dalende prijzen voor
verschillende landbouwproducten, welke ons met
zorg vervullen. Niettemin verloopt de export van
onze agrarische producten tot nu toe gunstig. In
1953 steeg de agrarische uitvoer met 8 hoofd
zakelijk komend van kaas, eieren, fruit en melk.
We zitten met de moeilijkheid van omschake
ling, omdat de periode van schaarste van direct
noodzakelijke artikelen» is veranderd in een toe
stand van overschotten, wat vooral met granen het
geval is en nog steeds bedreigen de internationale
markt de geweldige graanoverschotten in Amerika.
Men heeft reeds kunnen vernemen, dat Canada de
exportprijs voor tarwe heeft verlaagd met 10 één
achtste dollarcent per bushel, om daarmede Ame
rika te overtreffen, die een verlaging van 10 dollar
cent per bushel toepaste. Hier is derhalve reeds
een begin van een prijzenoorlog aanwezig, hoe
wel Amerika en Canada zeer goed inzien, dat dit
niet de oplossing van het vraagstuk is, evenmin
de gedane suggestie, om tegen lage prijzen, of
geheel gratis de granen af te zetten naar de achter
gebleven gebieden.
De voedergranen verkeren in een ongunstige
situatie en toen in October 1953 door de sterk da
lende prijzen in het buitenland monopolieheffingen
op de voedergranen moesten worden ingevoerd,
dacht men op deze wijze aan de bezwaren het hoofd
te kunnen bieden. Deze heffingen dienen om te
voorkomen, dat de importgranen tegen zodanig
lage prijzen in ons land zouden worden ingevoerd,
dat de teelt in ons land verliesgevend zou zijn. Wan
neer dus buitenlandse granen in ons land komen
tegen prijzen, welke beneden 'n bepaald minimum
niveau liggen, wordt bij import een heffing opge
legd, waarbij wordt uitgegaan van het kostprijspeil
in het binnenland. Deze monopolieheffingen zijn
nodig om het uitgestippeld landbouwbeleid' te effec
tueren, doch een volledige bevrediging geeft zulks
niet, en wat er momenteel met de rogge aan de
hand is, demonstreet dat wel duidelijk. De gemid
delde basisprijs voor de rogge is 21,50, terwijl
de Veenkoloniale teler als kostprijs heeft ƒ24
vandaar en zeer terecht heerst in de Veenkolo
niën grote ontstemming, en zoekt men naar andere
wegen, om de moeilijkheden op te vangen. Het is
onnodig te zeggen, dat deze monopolieheffingen
anderzijds de veehouders treffen en daarom die
nen maatregelen te worden genomen, welke de vee
houders veilig stellen ten aanzien van de kost
prijs, door het verlenen van compensatie. Inder
daad deze materie is uitermate ingewikkeld, doch
nimmer mag een groep van onze agrarische be
volking worden benadeeld door maatregelen, welke
de andere groep nodig heeft.
Ten aanzien van de melkprijs heerst in de zand
gebieden ontstemming. De kostprijzen voor dit
basisproduct lopen in de verschillende productie
gebieden zeer uiteen. Ons bestuur heeft thans een
voorstel ingediend bij het K.N.L.C. om een prijs-
toeslag voor de melk uit deze gebieden te realise
ren, waarbij vooral aan de kleinere bedrijven
wordt gedacht. Een commissie van de Stichting
voor de Landbouw zal zich thans belasten met de
verdere bestudering van dit voorstel. Het gaat
hierbij om de bestaansmogelijkheid van vele onzer
zandbedrijven, waarvan veler inkomen lager is dan
dat van een arbeider. Dit vraagstuk verdient ern
stige bestudering en is niet alleen op te lossen met
spreiding van de pachtprijzen.
Spreker memoreerde voorts de tot standkoming
van het Landbouwschap. De voorbereidingen hier
voor hebben lang geduurd.
Als georganiseerde bedrijfsgenoten krijgen we
hierbij een grote verantwoordelijkheid te dragen.
Het gaat om de afbakening van de taken van over
heid en bedrijfsleven, waarbij wij er ons van be
wust zullen moeten zijn, dat wij de capaciteit en
de moed zullen dienen op te brengen om alle geor
ganiseerde landbouw het vertrouwen dienaangaan
de waardig te tonen. De organisaties hebben tot
taak om dit Landbouwschap bij de bedrijfsgenoten
meer te doen leven. Intussen dienen ook de prov.
commissies van het Landbouwschap te worden in
gesteld, waarover echter in onze provincie nog
geen overeenstemming tussen de organisaties is
Verkregen. Deze zetel/verdeling zal echter niet
gemakkelijker worden, nu door het Bestuur van
het Landbouwschap is uitgemaakt, dat ook het
Land van Maas en Waal en Rijk van Nijmegen bij
Noord-Brabant wordt ondergebracht.
Sinds het in werking treden van de Wet op de
Vervreemding Landbouwgronden zijn de prijzen
der gronden aanzienlijk gestegen. Bij boerderijen
komen de prijzen volgens de normen vaak zó hoog,
dat voor die prijzen geen kopers zijn te vinden. Het
is echter geen wet, dat volgens de prijs van de
normen moet worden verkocht, vraag en aanbod
spelen hierbij weer een, hoewel bescheiden rol.
De arbeidsvoorziening levert in verschillende
gebieden moeilijkheden op. Nu Bureau Oogst-
voorziening per 1 Jan. a.s. zal worden opgeheven,
vraagt het oprichten van z.g. werkgeversvereni
gingen "de aandacht.
Het merkwaardige is, dat in de meeste gevallen
van de collectieve contracten nogal eens wordt
afgeweken in die zin, dat er hogere uurlonen wor
den betaald dan is geregeld geworden. Men kan
vaak ook niet anders, daar bij schaarste van arbei
ders in bepaalde gebieden men toch werkkrachten
moet hebben om het werk gedaan te krijgen. Zulks
wordt nog klemmender in die streken, welke gren
zen aan het rampgebied- Schouwen en Duiveland,
waar men een gunstigere loonregeling heeft, zodat
begrijpelijk is, dat de arbeiders daarheen willen
trekken. Ook de werkgelegenheidspolitiek geeft
vaak grote moeilijkheden, want nog steeds worden
de lonen in de aanvullende werken ter bestrijding
van de werkloosheid zó opgevoerd, dat ze komen
te liggen boven de lonen van het vrije bedrijf. Het
is steeds moeilijker voor de boer en vooral voor de
veehouder om voldoende arbeidskrachten te krij
gen tegen een loon in het collectieve contract op
genomen.
Een zeer urgente aangelegenheid is wel het z.g.
Deltaplan, waarover Dr Ir Mesu op de algemene
vergadering van de Z. L. M. een zeer interessante
beschouwing heeft gegeven, en waaruit blijkt, dat
de afsluiting van de zeearmen vérstrekkende ge
volgen zal hebben, ook t.a.v. de zoetwatervoorzie
ning, en het tegengaan van de verdere verzilting.
De waterhuishouding in het Zuidwesten van ons
land zal door de voorgestelde afsluiting geheel wor
den gewijzigd. Men heeft uitgemaakt, dat de af
sluiting der zeegaten uit een oogpunt van veilig
heid ver te verkiezen is boven verhoging en ver
zwaring van 700 km dijk. Met belangstelling
wordt de verdere gang van zaken bij de verdere uit
werking en uitvoering dezer werken gevolgd. Ook
houdt ons momenteel bezig de verbinding Antwer
penMoerdijk, waarover een rapport is versche
nen, van de heren Cauwelaert en Van Steenberghe.
Zeer speciaal voor Brabant, zijn hiermede grote be
langen gemoeid, en het feit, dat daarbij gerekend
moet worden op een verlies van goede cultuur
grond ter oppervlakte van 1000 a 1200 ha stemt
ons nu niet direct optimistisch.
Een en ander wordt thans nader bestudeerd door
de betreffende Stichtingscommissie. Vervolgens
gaf spreker nog enkele bijzonderheden omtrent de
afdeling Capelle, die als afdeling Vrijhoeve—
Capelle reeds in 1883 bij de Noord-Brabantse Mij
'van Landbouw was aangesloten. Zij is thans de
grootste afdeling der N.B.M.L. Spreker memo
reerde voorts nog de verzetsheld Jan de Rooij, die
zeer belangrijk ilegaal werk verricht heeft, en
voor wiens nagedachtenis binnenkort een monu
ment zal worden onthuld.
Spreker wekte tenslotte allen op om hun werk
kracht en kennis mede in dienst te stellen van de
organisatie om hierdoor het landbouwbelang te
dienen.
Een bijzonder woord van welkom richtte spreker
tenslotte nog tot een der oudste leden, de heer E.
van der Beek uit Genderen, die steeds met zijn or
ganisatie mee blijft leven.
Hierna werden aan de orde gesteld de notulen
van de algemene Vergadering van 2 Februari 1954
te Breda, welke onveranderd werden goedgekeurd.
De heer B. J. Elsman kreeg hierna de gelegen
heid om namens de afdeling SprangCapelle een
welkomstwoord te spreken, waarbij hij verschillen
de bijzonderheden vertelde omtrent de te maken
rijtoer.
Burgemeester Smit van SprangCapelle gaf
vervolgens een kort historisch overzicht van zijn
gemeente. De oorspronkelijke gemeente Sprang is
zeer oud, de oude N. H. kerk en toren dateren resp.
uit 1300 en 1464. De oude klok uit deze toren werd
jammer genoeg door de Duitsers geroofd. De vee
teelt was ook vroeger hier reeds van grote beteke
nis.
Reeds in 1767 werden maatregelen uitgevaardigd
tegen besmettelijke veeziekten. Spreker stelde het
zeer op prijs deze vergadering mee te maken en
wenste de N.B.M.L. alle succes toe.
De heer Bos, adjunct-secretaris van de Z. L. M.,
feliciteerde met de grote opkomst voor deze ver
gadering en wees op de goede samenwerking tus
sen beide organisaties.
Mevrouw Minnaert sprak namens de Bond van
Plattelandsvrouwen en wekte daarbij op tot actief
meewerken in de organisatie.
Hierna werd door de voorzitter het woord ver
leend aan de spreker voor deze vergadering, de heer
Ir Otten, over het onderwerp:
„Bestaanszekerheid en Landbouwpolitiek".
Niet dan met enige aarzeling had spreker behan
deling van dit onderwerp op zich genomen. Het
onderwerp immers is niet gemakkelijk. Bestaans
zekerheid in de volle omvang van het woord be
staat eigenlijk niet. Alles hier op aarde is immers
tot ondergang en tot verdwijnen gedoemd, niets
is hier blijvend. Beperken wij ons hierbij tot het
terrein van de landbouw-economie, dan kunnen we
stellen, dat de landbouwer een billijke beloning
voor zijn arbeid toekomt, opdat hij zich een redelijk
bestaan kan verzekeren. Deze beloningen echter
lopen zeer uiteen al naar de grondsoort, en de
grootte van het bedrijf. De regering heeft het
echter zo geformuleerd, dat er een billijke beloning
dient te zijn voor het goed-geleide en sociaal en
economisch verantwoorde landbouwbedrijf.
Wij dienen echter zo rationeel mogelijk ons be
drijf te Voeren. Van invloed hierop zijn o.a. grond
soort, verkaveling, waterbeheersing enz. Onze
kunde, werkkracht en energie zijn daarnaast ech
ter van groot belang. Niettemin weet de boer, dat
wij kunnen planten en nat maken, doch dat het
God is, die de wasdom moet geven. Het ene jaar
wordt ons meer wasdom geschonken dan het an
dere, Soms ook ervaren we door natuurrampen
als watersnood of hagelbuien onze afhankelijkheid.
Behalve op een goede oogst hoopt de boer ook
op goede prijzen voor zijn producten. Indien nodig
kan de Regering hierop invloed uitoefenen door
bepaalde maatregelen, terwijl voorts ook Verlaging
van de kostprijs Van de productie hulpmiddelen
kunnen zijn.
Lijkt het beïnvloeden van de binnenlandse prij
zen vrij eenvoudig, voor het buitenland1 wordt dit
moeilijker. Wanneer een bepaald land zijn grenzen
sluit, is een prijstoeslag geen oplossing meer. Daar
om dient ook in internationaal verband gestreefd
te worden naar zóveel mogelijk evenwicht tussen
productie en afzetmogelijkheid.
De kostprijzen van onze producten. Deze kun
nen ook in de diverse landen zeer uiteenlopen.
Voor 'het produceren van 1 ha graan waren in de
Ver. Staten vóór de oorlog 60 mannen nodig, thans
10 tot 20. In ons land zijn hiervoor 200 mannen
nodig. De opbrengsten zijn echter bij ons ook veel
hoger. We moeten blijven streven naar rationa
lisatie, te hoge prijzen bemoeilijken de afzet. De
wereldconsumptie kan nog belangrijk worden op
gevoerd, waarbij we moeten zorgen, dat we kun
nen blijven concurreren met onze producten.
Ingeval van overschotten is productiebeperking
een oud middel, dat reeds in de tijd van de Oost-
Indische Compagnie werd toegepast. Ook uit de
dertiger jaren kennen we dit. Een regeling van
de productie kan nodig zijn. We kennen dit reeds
bij de pluimveeteelt, ten aanzien van de varkens-
mesterij is het momenteel in studie. De uiteen
lopende kostprijzen van onze melk zijn aanleiding,
dat ook dit punt in studie wordt genomen, waarbij
Vooral de positie van onze zandbedrijven de aan
dacht verdient.
Het valt te betreuren, dat de internationale be
sprekingen inzake de landbouwoverschotten geen
resultaten hebben opgeleverd. In de afgelopen
jaren hebben wij garantieprijzen gekend, die toen
niet ilodig waren. Het getij gaat echter keren en
zullen deze garantieprijzen dan van reëele beteke
nis worden. Wanneer we zien dat internationaal
meest-begunstigingsclausules dreigen te worden
uitgehold, rijst de vraag of de landbouw dan weer
aan het vrije spel der economische krachten zal
worden overgeleverd. Er zijn echter verschillende
redenen, wiaarom dit niet verwacht behoeft te
worden.
Allereerst is de land- en tuinbouw goed georgani
seerd en zijn in de Stichting voor de Landbouw en
Landbouwschap alle agrarische groepen, ook de
werknemers, samengebundeld. Ook hier geldt:
„Eendracht maakt macht". Bij het overleg met de
Regering hebben we documentatiemateriaal van 't
L.E.I., een objectieve instelling die gezag en ver
trouwen geniet. In de dertiger crisisjaren ontbrak
ons dit.
Voorts heeft onze Maatschappij zich ontwikkeld
in de richting van meer bestaanszekerheid Voor
alle bevolkingsgroepen. De sociale wetgeving is
vervolmaakt en zorgt van de wieg tot het graf.
Ook de ondernemers of 'n bepaalde groep hiervan
zal men niet aan hun lot kunnen overlaten. De
(Zie verder pag. 447, le kolom onderaan).