Geld laat zijn meester geen gebrek lijden.
DE OUDERDOMSVERZEKERING.
ZITDAGEN
80EKH0UBBUREAÜ
Bataaf Bruinebonen
waarin opgenomen het NOOED-BRABANTSCH LANDBOUWBLAD
Officieel Orgaan van de Zeeuwsche Landbouw Maatschappij (Z. l. m.)
de Noord-Brabantsche Maatschappij van Landbouw en andere Verenigingen
No. 2220. Frankering bij abonnement: Terneuzen ZATERDAG 24 APRIL 1954.
hierboven schreven. Onze voor-
en niet geheel verantwoorde aan-
Het is een oud, in Zeeland zeer bekend spreekwoord, dat we
ouders gebruikten het om te waarschuwen tegen lichtvaardige
wending van beschikbare geldmiddelen.
Het heeft zijn betekenis, ook in onze tijd allerminst verloren. Ruime voorraad geldmiddelen
(kas-, giro- en banksaldi) geven veel gemak, maarleveren ook menigmaal groot gevaar op.
Als we hier de vraag zouden stellen, wie rijker is, A. die 30 ha gronden bezit met een waarde
van ƒ100.000,of B. die een vordering heeft op de Boerenleenbank van ƒ90.000,en ƒ10.000,
kasgeld, zouden we vrijwel steeds ten antwoord krijgen dat beide even rijk zijn.
Het antwoord zou niet fout zijn, maar toch lang niet volledig. Laten we ons voorbeeld eens iets
uitbreiden en de balans opstellen van A. die eigenaar-boer is en van B. die pachter is.
BALANS voor A.
Gronden en Gebouwen
Inventaris
Kas
Bank
Inventaris
Effecten
Boerenleenbank
Kas
150.000,—
28.000,—
1.000,—
1.000,—
180.000,—
BALANS voor B.
Hypotheek
Zuiver vermogen
28.000,—
15.000,—
40.000,—
17.000,—
100.000,—
Blijkens deze balansen zijn boer A. en boer B.
even rijk.
Een gesprek met beide zal echter lang niet dit
idee wekken. Boer A. zit te kampen met een
scherp gebrek aan geldmiddelen en zal zich arm
voelen, boer B. zwemt in de geldmiddelen en kan
zich rijk wanen.
Boer A. zit moeilijk, Boer B. zit gevaarlijk. Met
zjjn overvloed aan geld, dat „zijn meester geen ge
brek laat lijden," zal hij gemakkelijk tot uitgaven
kunnen komen die niet of minder goed verant
woord zijn.
Dit laatste zal niet het geval zijn als B. zich zijn
„gevaarlijke" positie volkomen bewust is, maar
„kelderzien" door een „geldsluier" is niet ieder
gegeven.
Bovenstaande overdachten we toen men ons
wees op de situatie, welke ontstaan kan als nu of
straks grote gelduitkeringen aan de rampschade-
slachtoffers worden gedaan.
In hun vermogen heeft een zeer ingrijpende wij
ziging plaats. Hun goederenvermogensbestand
delen als inventaris en voorraden, hun boomgaar
den zijn verwoest en hiervoor in de plaats komen
nu grote geldbedragen.
Niet onmogelijk is, dat hierdoor bewust of on
bewust de gedachte bij sommigen zou gevormd
worden van „rijk" te zijn.
Hier nu past juist een zeer grote voorzichtigheid.
We spraken boven reeds van een geldsluier die
een goed overzicht van de juiste vermogenspositie
bemoeilijkt.
Hoewel we nu waarheden gaan verkondigen,
waarvan vele lezers mogelijk zeggen, dat het waar
heden „als koeien" zijn, we nemen dit graag en
willen ze toch beslist eens neerschrijven.
Zuiver vermogen
80.000,—
100.000,—
180.000,—
100.000,-
100.000,—
Laten onze rampslachtoffers zich in hun geld-
overvloed niet vergissen en geen verkeerde conclu
sies hieruit trekken.
Het weer in cultuur brengen van hun bedrijf
zal zeer grote bedragen vorderen en het zal ge
ruime tijd duren eer dit bedrijf weer in zoverre
hersteld is, dat het een normale winst oplevert.
Het tegenwoordige prijspeil is hoog. Nieuwe
machines, opnieuw in te planten boomgaarden en
deszelfs onderhoud in de eerste moeilijke jaren,
zullen veel geldmiddelen vragen en het leven is
duur. Ook voor levensonderhoud in de eerste niet-
winstgevende jaren zullen aanzienlijke bedragen
nodig zijn.
En dan is er nog een zeer belangrijk punt. De
rampschadeuitkeringen, voor zover ze het bedrijf
en de bedrijfsmiddelen betreffen, vormen posten
welke in principe belast zijn voor de Inkomsten
belasting.
Laten onze lezers zich eens de fiscale positie
indenken van iemand die in 1954 b.v. 6000,-
verdiend heeft en die een uitkering krijgt voor
een verwoeste boomgaard van ƒ70.000,Als de
boomgaard op de inventaris voorkwam voor
10.000,volgt hieruit een winst van 60.000,
en een zeer groot geldmiddelensaldo.
Nu voorziet onze wetgeving in deze zaak door
de mogelijkheid deze 60.000,te reserveren en
deze dus voorlopig buiten de Ink. Belasting te hou
den. Maar dan ook zoveel mogelijk reserveren en
niet uitgeven! Hoe één en ander fiscaal geregeld
worden kan, willen we in dit artikel niet behande
len. Het gevolg van één en ander is, dat het ge
noemde rampslachtoffer over veel geldmiddelen
beschikt en gevaar zou kunnen lopen onvoldoen
de rekening te houden met de grote behoefte aan
deze middelen in de eerstkomende jaren.
Als het waar is dat een gewaarschuwd man dub
bel telt, is naar we hopen dit artikel niet zonder
nut geweest.
M.
Zoals bekend zal zijn heeft de Sociaal Economische Raad op verzoek van de Regering advies uit
gebracht omtrent een wettelijke regeling van de ouderdomsvoorziening. Dit advies heeft zij neer
gelegd in een lijvig rapport van ongeveer 150 blz., dat als afzonderlijke publicatie van de S. E. R. in
druk is verschenen en verkrijgbaar is gesteld.
De S. E. R. heeft nogal wat tijd nodig gehad voor hij het rapport definitief kon samenstellen.
Dit is een gevolg van het feit, dat het rapport een compromis is tussen de verschillende menin
gen, welke sinds jaren op het gebied van de ouderdomsvoorzieningen bestaan. Gedurende 30 jaren
heeft men aan dit probleem gedokterd en zijn er verschillende vormen van beperkte ouderdoms
verzekeringen ingevoerd. Ook de z.g. Noodwet-Drees was een voorlopige regeling.
Het S. E. R-rapport biedt thans de mogelijkheid tot definitieve oplossing van dit vraagstuk te
komen.
W1SSENKERKEWoensdag 28 April in Hotel „De
Kroon".
OOSTBURG: Woensdag 28 April in Café „De
Windt".
ZHERIKZEE: Donderdag 29 April in Hotel „Huis
van Nassau".
MIDDELBURG: Donderdag 29 April in Café „De
Eendracht".
Hieronder willen wij in het kort de inhoud van
het rapport samenvatten.
VOOR IEDEREEN.
In de eerste plaats zal de wettelijke ouderdoms-
verzekering zich volgens het plan van de S. E. R.
niet alleen uitstrekken tot alle Nederlanders boven
de 65 jaar, maar tot alle ingezetenen. Voorts zal
zij gelden èn voor zelfstandigen èn voor loontrek-
kenden èn voor hen die leven van een inkomen
uit vermogen. Men is tot deze oplossing ge
komen, omdat scheiding van de bevolking in groe
pen zodanige administratieve werkzaamheden zou
nodig maken, dat een geheel nieuw apparaat zou
moeten worden opgebouwd en dit laatste heeft de
S. E. R. tot iedere prijs willen vermijden. Men
wil de administratie zo eenvoudig en goedkoop
mogelijk houden.
De Raad was eveneens van oordeel, dat de ouder
domsvoorziening niet aan een inkomengrens moest
worden gebonden. Natuurlijk is de vraag hoe
hoog de uitkeringen zouden moeten zijn een punt
van uitvoerige studie geweest. Tenslotte is men
tot de conclusie gekomen, dat het ouderdoms
pensioen voor gehuwden ƒ1260,per jaar zou
moeten bedragen en voor een ongehuwde 756,
per jaar.
Het ouderdomspensioen zal ingaan op 65-jarige
leeftijd. De weduwe van een in het genot van
ouderdomspensioen gesteld man zal eveneens
ƒ756,— ontvangen, mits zij bij het overlijden van
de man 60 jaren oud is. Overlijdt de man, die een
uitkering van wettelijke ouderdomsvoorziening
geniet, op een tijdstip dat de vrouw nog geen 60
jaren is, dan moet zij op haar pensioenuitkering
wachten tot haar 60ste jaar. Overlijdt de man
evenwel vóór zijn 65ste jaar dan ontvangt de
vrouw niets voor zij zelf 65 jaren is geworden.
De gemeenteclassificatie zoals de Noodwet-Drees
die kent zal voor de ouderdomsverzekering niet
van toepassing zijn. Voor het gehele land gelden
dus dezelfde uitkeringen.
De S. E. R. heeft als zijn oordeel uitgesproken,
dat de uitkeringen afhankelijk moeten zijn van de
lonen. Hieruit volgt dat blijvende loonbeheersing
noodzakelijk zal zijn.
De wettelijke ouderdomsverzekering zal worden
gefinancierd volgens het omslagstelsel, d.w.z. dat
ieder jaar de uitkering zal geschieden uit de op
brengst uit de premie over dat jaar.
KONINKLIJK KWEEKBEDRIJF
EN ZAADHANDEL
D. J. van DER have
KAPELLE-BIEZELINGE
een oogstzeker ras.