WENKEN BIJ DE VEULENGEBOORTE. Paard en paardensport Weeroverzichi over de maand Januari 1954. 2EEUWSCH LANDBOUWBLAD 111 DE GEBOORTE VAN HET VEULEN. Iedere paardenfokker weet wel hoe moeilijk het is te beoordelen, op welk moment de merrie zal gaan veulenen. Het losser worden van de kruis platen, de zwelling van het uier, het z.g. „kegelen" d.i. het optreden van enigszins ingedroogd melk achtig vocht aan de toppen van de spenen, wijzen er wel op dat de geboorte van het veulen niet lang meer op zich zal laten wachten, maar niemand weet dit precies. Men moet dus 's nachts waken en de merrie vrijwel doorlopend in de gaten hou den. Men zorge van tevoren voor een ruime goed gereinigde box, met veel schoon stro er in. Men neme bij voorkeur de merrie de ijzers af en zeker bij lastige merries. Wanneer de geboorte gaat be ginnen zij men op zijn hoede! Wanneer de met vocht gevulde vruchtvliezen (blazen) verschijnen en bersten moeten benen en hoofd van het veulen snel komen. De merrie perst met. zeer sterke kracht en bij normaal verloop moet het veulen er dan ook spoe dig zijn. Het kan ook nodig zijn dat men mee helpt trekken. Mocht het veulen in de vruchtvliezen blijven zitten dan moet men deze snel verscheuren, Hoewel deze weken in het teken van de hengsten- keuringen staan, wil ik het er dit keer toch niet over hebben. Ik had grondige redenen om ver stek te laten gaan bij deze hoogst belangrijke ge beurtenissen. Hetgeen natuurlijk zeer spijtig is. Hoewel ik er veel over heb horen vertellen, zal ik me niet laten verleiden er iets over op papier te zetten. Maar op de Centrale Keuring hoop ik toch ijs en weder dienende aanwezig te zijn ge weest. Daarom wil ik ditmaal iets vertellen uit het wereldje der landelijke ruiters. Op de vergadering van de Gewestelijke Bond hoorden we veel goede geluiden: bereidheid mede te werken aan de tentoonstelling te Goes, ruiter kamp te Renesse, misschien nog een cross-country in de Wouwse plantage en een bloesemrit op Na tionale feestdag (nu Koninginnedag). Maar het be langrijkste van al was wel het feit, dat we hoorden, dat de Schouwse Ruiters dit jaar weer een achttal in het veld hopen te hrengen. Dat is wel iets, dat vèr boven de verwachting uit gaat. We moeten veel respect hebben voor deze liefhebbers. Hieruit blijkt ook weer dat de goede eigenschappen van een landelijke ruiter niet ver drongen kunnen worden. Goede eigenschappen als moed, durf en volharding worden bij uitstek door deze sport, die toch dè sport van de boerenjeugd behoort te zijn, ontwikkeld. Er is veel volharding voor nodig om ons landbouwwerkpaard te ontwik kelen tot een veelzijdig landbouwrijpaard. Het ge tuigt ook van volharding om op Schouwen weer met de rijvereniging te beginnen. Men zou zich kun nen afvragen: „Heeft de landelijke ruitersport daar nog bestaansrecht?" Want dit eiland zal straks tot de zwaarst gemotoriseerde gebieden van Nederland behoren. Maar toch zal de boerenjeugd behoefte aan ontspanning hebben. Gelukkig het land dat aan hen de mogelijkheid biedt om zich te ontspannen op een gezonde en landelijke wijze. Deze sport van de jongeren moet vooral gesteund worden door de ouderen. Zorgt dat uw kinderen de liefde voor het paard behouden, want het paard brengt ons steeds weer in contact met de levende natuur en daarmee tot de bron van ons bestaan. Het lijkt er soms op dat de landbouw ook een tak van industrie is geworden. Geen levend wezen meer op de boerderij. Komen deze in de vorm van schade lijke beestjes voor, dan er met de spuit op af, om dat het evenwicht in de natuur zo grondig verstoord is, dat er geen andere uitweg meer mogelijk is. Wee degene die in zijn werk geen ontspanning meer kan vinden. Dat gevaar dreigt sterk in de landbouw als alle poëzie verdwijnt. Maar de landelijke ruitersport houdt de poëzie van het platteland in stand. Schouwen zal het nog niet ontberen, althans voorlopig niet. Want voor de toekomst moeten er weer nieuwe jongeren aantre den. Jongeren die er wel zijn, maar paarden en za dels ontbreken nog. Voor paarden zullen de ouderen moeten zorgen. Dit is nog niet zo eenvoudig, maar waar een wil is, is een weg. Beter de jeugd een ge zonde ontspanning geboden dan dat zij op een knal lende motor naar een of andere grote stad vliegt om er „een bioscoopje te pikken". Voor zadels en hoofd stellen is misschien hulp van buitenaf mogelijk. Ik probeer het maar. Niet geschoten, zeker mis. Mis schien is er onder de lezers nog wel iemand, die er gens op zolder een zadel of hoofdstel heeft liggen en het niet meer gebruikt. Zoudt U dit niet voor dit goede doel voor een zacht prijsje willen afstaan? U kunt een briefje schrijven aan H. van Damme, secretaris van de Gewestelijke Bond voor Landelij ke Rijverenigingen in Zeeland te Heinkenszand. Hij zorgt wel voor de rest. Weet u toevallig dat een buurman nog iets bruikbaars heeft, vraag hem dan ook bij gelegenheid even of hij het niet zou willen afstaan. Zo kunt u helpen de Schouwse Ruiters weer in' het zadel te zetten. Tot volgende keer. TOONTREDER. omdat het veulen anders zou stikken. Komen de eerste delen van het veulen niet snel naar buiten, dan moet zo spoedig mogelijk deskundige hulp worden ingeroepen. Wanneer de merrie perst en er komt niets of de geboorte schiet niet vlug op, dan moet men in afwachting van de komst van de deskundige de merrie op de been houden en mocht ze dan nog persen of weer willen gaan liggen, dan moet men ze in beweging houden: rondstappen. Doet men dit niet en blijft de merrie liggen persen, dan kun nen de geboorte-organen van de merrie ernstig worden beschadigd en eventuele abnormale liggin gen van het veulen kunnen nog meer gaan af wijken, waardoor de verlossing weer moeilijker zal worden. Is het veulen geboren, dan zal de navelstreng meestal afbreken. Soms kan ze nogal nabloeden; men drukke ze dan enkele minuten met schone vingers dicht. Het navelstompje pensele men ter dege met jodiumtinctuur en dergelijke ontsmet tingsmiddelen. Wil de navelstreng beslist niet af breken, dan moet men deze afbinden en de stomp ook weer met jodiumtinctuur e.d. behandelen. Dit afbinden moet gebeuren met een schoon, niet te smal, bandje, dat tevoren al in een ontsmettende vloeistof (b.v. lysol of creoline oplossing) moet worden gereedgehouden, waarna men met een ont smette schaar de navelstreng een paar centimeter onder het bandje afknipt. Dikwijls bindt men de navelstreng veel te lang af; men moet afbinden op de plaats waar ze in normale gevallen afbreekt, dit is ongeveer een vingerbreedte onder de plaats, waar de behaarde huid in de kale navelstreng overgaat; men ziet dat op die plaats een natuur lijke vernauwing bestaat. Het pas geboren veulen kan men, om de adem haling te bevorderen, flink afwrijven met schoon stro en het door de merrie laten schoonlikken. Het verdient aanbeveling de merrie in de gaten te houden, omdat zij bij het eerste zuigen soms naar het veulen wil slaan. Men houdt de merrie dan aan de halster vast, zo nodig met de praam op en opbeuren van het voorbeen aan die kant, waar het veulen gaat zuigen. Men late de veulens liefst niet op de vingers zuigen, omdat daardoor smetstof kan worden afgelikt. Tenslotte zij er met de meeste nadruk op ge wezen, dat tijdens en ook na de geboorte van het veulen zoveel mogelijk rust moet heersen in de stal. TERUGBLIJVEN VAN DE NAGEBOORTE. De aard van de verbinding tussen de vruchtvlie zen (nageboorte of haam) met de binnenzijde van de baarmoeder is zodanig, dat deze vruchtvliezen spoedig moeten loslaten, om de gedachte te be palen, een half uur na de geboorte van het veulen. Is de haam ten dele naar buiten gekomen, dan kan men deze opknopen door het leggen van een knoop in de nageboorte. Dit is nodig om te voor komen, dat de merrie de haam aftrapt, want dan kan er een stukje van in de baarmoeder blijven zitten. Deze stukjes laten dan zeer moeilijk los en de nadelen hiervan kunnen even erg zijn, als wan neer de gehele haam blijft zitten. Blijft de gehele haam of een stukje er van vast zitten in de baarmoeder, dan gaat dit vrij spoedig in ontbinding over en er ontstaan giftige stoffen, die baarmoederontsteking veroorzaken. Bovendien komen deze giftige stoffen in het bloed en versprei den zich met de bloedsomloop door het gehele lichaam. De merrie wordt dan ernstig ziek met hoge koorts en door hun inwerking op de hoef- lederhuid, d.i. dat gedeelte van „het leven" van de hoef, dat direct binnen de hoornschoen ligt, treedt De werkgroep „Gezondheidszorg, Voeding en Verpleging" van het centrum Paardebe- langen heeft een goed initiatief genomen met de publicatie van dit eerste artikel: „Wen ken bij de veulengeboorte". Het zal wel niet bij dit eerste blijven, om dat de werkgroep zich heeft voorgenomen een „Paardengezondheidskalender" uit te geven. En omdat een kalender toch zeker maan delijks wat nieuws moet brengen, ligt het in de bedoeling iedere maand een artikel samen te stellen, waarin ziekten bij paarden en hun bestrijding, alsmede wenken bij de voeding, verpleging en verdere opfok worden gegeven. Aan het verzoek van het Centrum om deze artikelen op te nemen geven we dan ook gaarne gevolg. REDACTIE. „hoefbevangenheid" op. De merrie wordt dan stijf en kan moeilijk van de plaats. Probeert men haar te laten lopen, dan zet zij haar voorbenen (de voor hoeven worden veel eerder aangetast dan de ach terhoeven) met korte pasjes naar voren en brengt zij haar achterbenen verder naar voren om de voorhoeven zoveel mogelijk te ontlasten. Doorzakken en draaien van het hoefbeen kan de hoef ook blijvend van vorm veranderen, waardoor de merrie voorgoed minder of onbruikbaar kan worden. Wanneer de haam na 8 uur nog niet vanzelf is afgekomen, moet men deskundige hulp inroepen, ten einde deze af te doen halen, waardoor de ge noemde ziekten practisch steeds uitblijven. Het zelf afhalen van de haam, ook het z.g. „afmelken", is steeds af te raden, omdat afbreken van de haam daarvan het gevolg kan zijn. Tenslotte nog dit: de baarmoeder van een mer rie bestaat uit een holte met twee gesloten uit lopers naar voren (zgn. hoorns). De vruchtvliezen liggen hier overal tegen de wand aan en hebben dus dezelfde vorm. Het achterste gedeelte van de vruchtvliezen scheurt open om het veulen bij de geboorte te laten passeren. Zijn de vruchtvliezen afgekomen en spreidt men ze uit, dan ziet men dat zij de vorm van een broek hebben, dus aan de ene zijde zijn zij open en aan de andere zijde ziet men de beide „pijpen" (zeer ongelijk van grootte), die echter aan het eind dicht moeten zitten. En op dit laatste moet men steeds letten, wanneer de haam is afgekomen. Ziet men, dat de „pijpen" beide dichtzitten, dan weet men ook dat de gehele haam er af is en dat er niets is blijven zitten! Het feit, dat uitbreidingsplannen, streekplannen e.d. alleen maar ter visie liggen, zoals de betrok ken wetten bepalen, werkt een rustige raadpleging dezer plannen uiteraard niet in de hand. Aange zien de landbouw ten zeerste bij deze plannen be trokken is en het van grote waarde moet worden geacht, dat de georganiseerde landbouw haar oor deel over deze plannen tijdig bekend kan maken, besloot het Dagelijks Bestuur van de Stichting voor de Landbouw overeenkomstig een voorstel van de Commissie Grondgebruik aan de minister van Wederopbouw te verzoeken bij de betrokken besturen er in een circulaire op aan te dringen, dat de uitbreidings- en streekplannen ook ver krijgbaar worden gesteld. Mocht de practijk uit wijzen, dat dit geen resultaten afwerpt, dan zal op wijziging van de verschillende wetten aangedron gen worden. Het zachte weer, dat tot einde 1953 duurde, werd gevolgd door een koude eerste week van het nieu we jaar. 's Nachts daalde de temperatuur tot enkele graden beneden het vriespunt. De lage temperaturen overdag maakten dat het gemiddel de over de eerste 10 dagen van Januari voor het eerst sinds enkele maanden belangrijk beneden de normale waarde bleef. De tweede decade bracht echter weer herstel van het voor de tijd van het jaar zachte weer en in verschillende delen van het land werd over de tweede decade een temperatuurgemiddelde van t 3 a 4 C. boven normaal be haald. De 15e werden overal maximumtempera turen boven 10° C. gemeten! De 21e kwam defini tief een einde aan het zachte weer en zette een periode met strenge vorst in, die tot begin Februari zou duren. Men moet vele jaren teruggaan om een winter te vinden waarin strenge vorst zonder een beschermend sneeuwdek voorkwam. De koude werd aangevoerd bij winden uit Ooste lijke richting, daardoor waren de temperatuurver schillen tussen O. en W. Nederland gering. Van de 27e tot het einde van de maand kwamen 's nachts temperaturen voor, tussen 10 en 15° onder nul. Overdag kwam het kwik niet boven nul. De derde decade talde dan ook verscheidene ijsdagen. Door J. J. POST Het temperatuuroverschot van de tweede decade werd geheel teniet gedaan door de koude in de derde dacade. De maand als geheel was ongeveer 2° C. kouder dan normaal. Neerslag viel er gelukkig voor de geïnundeer de gebieden deze maand wat meer. Vlissingen tapte in de gehele maand ongeveer 50 mm af (tegen 59 normaal). Het aantal uren zonneschijn bleef belangrijk boven normaal. De Bilt registreerde 106 uren tegen 54 normaal; de vorstige derde decade telde 60 zonne-uren, de sombere twee decade 12. Het is nog te vroeg om uit te maken of deze win ter, beoordeeld naar de klimatologische gegevens een werkelijk strenge winter moet worden ge noemd; de derde wintermaand (Februari) is net begonnen. Wanneer men temperatuurgemiddelden over de afgelopen twee wintermaanden berekent dan blijkt, dat deze gemiddelden nog maar weinig van de normale waarden afwijken. Wij hebben er echter al eens eerder op gewezen, dat het bereke nen van dergelijke gemiddelden gevaarlijk is en vaak een onjuist beeld te zien geeft. Volgende maand hopen wij nader terug te komen op de ka rakteristiek van de winter 19531954.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1954 | | pagina 7