Urgentieprogramma voor het platteland Gezondheidszorg Kanttekeningen bij het sociaal-cultureel werk in Zeeland Sociaal cultureel leven Financiering ZEEUWSCH LANDBOUWBLAD In Mevrouw C. W. Willinge PrinsVisser vond het Convent der Algemene Plattelandsorganisa ties een uitnemend leidster die het Congres, gewijd aan het „Urgentieprogramma voor het platte land", niet alleen tot een goed einde wist te voeren, doch de deelnemers bovenal het gevoel gaf dat de aangesneden onderwerpen voldoende van alle kanten belicht werden. Bovendien deed het ons goed te constateren dat samenwerking op een breed vlak tussen agra rische werkgevers en werknemers, de vrouwen en de jeugd van het platteland mogelijk is, zonder dat van een geforceerd samengaan op dit gebied sprake is. Het platteland zal moeten beseffen dat achterstand niet alleen te wijten is aan het gebrek aan begrip van anderen. Een blik in eigen boezem laat zien dat verdeeldheid en plaatselijk chauvi nisme nog maar al te vaak hoogtij vieren. Het befaamde drie zuilensysteem doet afgezien van principiële overwegingen het gevaar ontstaan, dat de grotere plaatsen wel het gewenste krygen al is het dan ook in drievoud doch dat er in kleinere plaatsen helemaal niets komt. Het plaatselijk chauvinisme maakt, dat nogal eens helaas alleen voor een plan wordt geijverd als de eigen gemeente er groter en machtiger door wordt. Komt het project in een ander dorp, dan is men niet bereid te helpen met bijdragen. Inleidingen werden gehouden: over de gezondheidszorg door de heer H. J. Dijkhuis, Geneeskun dig Inspecteur van de Volksgezondheid in Groningenhet sociaal-culturele leven ten plattelande door de heer P. de Vries, secretaris van het N.V.V. en de financiering van deze objecten door de heer W. Harmsma, burgemeester van Opsterland. Het is maar een greep uit de veelheid van mogelijkheden die het platteland nog heeft. De laat ste inleider die door het behandelen van de financiële zijde de deelnemers weer met hun beide benen op de grond plaatste, veranderde terecht het veelgebruikte „achtergebleven" gebieden in „achter gelaten" gebieden. Er zijn nog altijd kleine groepen van mensen op het platteland die een scheppende geest bezitten en die, dank zijn hun ruime blik, weten waar het eigen kunnen ophoudt en steun van de Overheid nodig wordt. Het is deze groep, die van onder op met de initiatieven zal moeten komen. Het platteland neemt met de huidige toestand geen genoegen meer. Vooral in de rampgebieden komt men tot de con clusie dat het anders moet worden dan het geweest is. Het platteland zal zich daarom moeten richten tot de eigen gemeenschap en zien wat daar te bereiken en te verbeteren valt. Van de over heid mag dan verwacht worden dat deze zich meer dan tot nu toe zal richten tot het platteland. GEEF ONS DE WERKTUIGEN. De mogelijkheden van de gezondheidszorg liggen nog altijd meer binnen het bereik van de stads mens, dan van de plattelander. Men denke aan de keuze van huisdokter, het inroepen van de hulp van een specialist, opname in een ziekenhuis, ge bruik van badhuizen, zweminrichtingen, waterlei ding en riolering. Voor de bewoner van het platte land zijn de huisarts, de vroedvrouw en de wijk verpleegster bekenden, die hij een groot vertrou wen schenkt. Het persoonlijk contact is veel groter, omdat men dichter bij elkaar leeft. De begrippen gemeen schapszin en burenhulp hebben op het platteland plaatselijk gelukkig nog betekenis. Het platteland kan hier echter niet tevreden mee zijn. Artsen, vroedvrouwen en wijkverpleegsters moeten voorzien worden van een. goede uitrusting, waardoor ze hun werk op hoog peil kunnen ver richten. De kruisverenigingen moeten streven naar het stichten van moderne wijkgebouwen, die centra zijn van gezondheidszorg. De overheid zal bij de financiering op een dusdanige wijze moeten helpen, dat het particulier initiatief geprikkeld wordt. De huidige methode, waarbij jaarlijks een aantal wijk gebouwen op de begroting geplaatst worden, be vordert het fatalisme. Als men met veel moeite de benodigde gelden heeft bijeengebracht voor de bouw, komen de moei lijkheden vaak eerst recht bij de exploitatie. Het voorbeeld van de provincie Gelderland, die voor dit doel renteloze voorschotten verstrekt, verdient ook in andere provincies navolging. Ook vele scholen zijn oud en uitgewoond en daardoor een volkomen ongeschikte verblijfplaats voor de jeugd. De schoolbesturen schijnen aldus de inleider zich te veel te koesteren in hun jeugdherinne ringen; ze hebben in die school toch immers zelf ook nog gezeten! Ook de bouw van badhuizen en de aanleg van zweminrichtingen behoort tot de noodzakelijke dingen op het platteland. Al deze dingen moeten zover mogelijk op het platteland worden gebracht. Helaas zijn veelal de besturen der organisaties, die menen dat er toch niemand gebruik van zal maken, er zelf minder rijp voor dan de inwoners zelf. De hoge gemiddelde leeftijd van de bestuurs leden en het veelal ontbreken van vrouwelijke be stuursleden, is hier zeker niet vreemd aan. Vooral de kruisverenigingen moeten zich ver nieuwen en in samenwerking met andere organi saties initiatieven nemen. De aanleg van electri- citeit dient zo mogelijk aan die van de waterleiding vooraf te gaan. Hierbij zal een ieder die centraal organiseert, zich dienen te realiseren dat de taak niet is afgelopen als een bepaald percentage voor zien is; hier kan eerst sprake van zijn als allen er van voorzien zijn. Spreker betreurde het dat landbouwers die op hun eigen bedrijf zeer modern werken, op het ge bied van de gezondheidszorg zo enorm achter kun nen zijn. Ook wat de voedingsgewoontes betreft is het platteland nog op de verkeerde weg, omdat het gebruik van melk en eiwitten nog ver onder dat van de stad ligt. Over dit onderwerp spreekt Drs. C. Lou- w.erse op de algemene vergadering der L. J. G., die op Zaterdag 14 November te 14 uur in „De Prins van Oranje" te Goes wordt gehouden. De heren C. Burger en B. Meyers, die vooraf 1 kennis hebben kunnen nemen van de inleiding van de heer Louwerse, zullen de discussie openen. Deze bijeenkomst is voor alle belangstellen- x den gratis toegankelijk, zodat we een ieder die voor dit onderwerp interesse heeft gaarne uitnodigen. HET HOOFDBESTUUR DER L. J. G. GEEF ONS DORPS- EN BUURTHUIZEN. De subsidiepolitiek van de overheid zal zich meer dan tot nu toe moeten richten op de spreiding van de cultuur. Deze subsidies aan gezelschappen moeten b.v. gegeven worden onder voorwaarde dat een aantal voorstellingen op het platteland ver zorgd wordt. Het culturele leven op het platteland wordt aldus de inleider bedreigd door de betere ver keersverbindingen, waardoor de jongeren naar de stedelijke centra, waar ze de passieve ontspanning van bioscoop, dancing en slecht cabaret ondergaan. Dc eigen verenigingen op het gebied van zang, muziek en toneel krijgen last van bloedarmoede; door minder krachten moeten ze zich beperken in hun programma, terwijl ook de financiële resul taten minder worden. Verder speelt het gebrek aan geschikte gebou wen ook een grote rol. Slecht geoutilleerde zalen, zonder een behoorlijk toneel, maken dat men zich in vele dingen moet beperken. Ook het grote ge brek aan goede leiding belemmert de ontplooiing. Door het stichten van dorpshuizen, buurthuizen of gemeenschappelijke verenigingsgebouwen kan men een centrum voor de culturele activiteiten stichten. Het is dan tevens mogelijk in samenXver- king met andere verenigingen cursussen te orga niseren op het gebied van de regie, voordracht, zang, muziek en handenarbeid. Leden en vooral ook bestuursleden van de organisaties kunnen hier aan meedoen. Er kunnen reizende tentoonstellin gen op het gebied van de woninginrichting, maat schappelijk werk, schilder- en tekenkunst en han denarbeid worden gehouden. Vooral boeken en films vormen cultuurgoederen die gemakkelijk ver plaatst kunnen worden, zodat door het rondzenden hiervan nog veel te bereiken valt. Verder zal de zuigkracht van de stad op cultu reel en maatschappelijk gebied ztoveel mogelijk tegengegaan moeten worden. Velen worden naar de steden gedreven, doordat er voor hun kinderen betere opleidingsmogelijkheden liggen. Ook de ge meenteclassificatie maakt dat veelal de meest energieke en bekwame krachten van het platteland verdwijnen. Er is gelukkig nog een aantal perso nen dat een goede verstandhouding stelt boven een hoger salaris, doch deze groep heeft het moei lijk, omdat onze maatschappij de waardering te veel laat berusten op de hoogte van het salaris. Deze gemeente-classificatie is overigens een on derwerp op zichzelf. Op den duur willen velen de verschillende beloning tussen werkers op het plat teland en in de stad wel afschaffen, doch een aan tal meent dat de industrie het lagere loonpeil voor lopig nog nodig heeft om zich op het platteland te kunnen vestigen. GEEF ONS EEN EVENREDIG DEEL. De gezondheidszorg en de sociaal-culturele op bouw zijn onderdelen van een programma van al gehele geestelijke en materiële verheffing van het platteland. De gemeente heeft in het verleden reeds een grote rol gespeeld bij de bepaling van de hoogte van het levenspeil. Ook nu speelt de gemeente een belangrijke rol, wanneer het er om gaat een inhaal programma te verwezenlijken. De mogelijkheden van de gemeenten worden practisch bepaald door de uitkeringen uit het gemeentefonds. Werd er in 1930 slechts 20 millioen gulden door het Rijk uitgekeerd, terwijl de gemeenten zelf 256 millioen gulden aan belastingen hieven, in 1948 waren de verhoudingen wel radicaal gewijzigd met een rijks bijdrage van 278 millioen en nog maar 160 millioen aan eigen gelden. Als uitgangspunt voor de uitkeringen geldt de uitkering die in de jaren 1939 t/m 1941 gemiddeld aan armenzorg en onderwijs werd verstrekt. Hierdoor lopen de bijdragen uiteen van 40,tot 1,05 per inwoner. De steden staan vanzelfspre kend bovenaan; bij vele dingen vervullen ze im mers een zekere centrum-functie. Anderzijds mag toch niet worden vergeten, dat de bestaande achterstand van het platteland op deze wijze niet alleen gehandhaafd blijft, doch zelfs vergroot wordt. De basis der uitkeringen is geheel verkeerd, hoewel het op grond van begrotingstekor ten mogelijk is aanvullingen te ontvangen. Uit de ingediende Rijksbegroting voor 1954 blijkt dat de Regering een begin wil gaan maken met het in halen van de ergste achterstand in de z.g. achter gebleven gebieden. De achterstand van het platte land omvat echter meer dan die van deze achter gebleven of achtergelaten gebieden alleen. Het wetsvoorstel dat bij de Kamers is ingediend en dat in de regeling voor de jaren 1953, 1954 en 1955 voorziet, voldoet aldus de inleider niet aan de minimale eisen die het platteland gerechtvaar digd kan stellen. Terwijl juist verschillende dingen op het platteland, door de verspreide bebouwing in verhouding duurder zijn. De financiering is vaak verwarrend, daar wegens geldgebrek subsidies worden verzocht aan licha men die er eigenlijk krachtens hun werkgebied niets mee te maken hebben. Als de provincie sub sidies geeft aan buurthuizen en de gemeenten om gekeerd weer aan een provinciaal orkest, tracht men eikaars gaten te dempen. Men gaat dan ter- wille van de financiën de taak verleggen en oor delen over zaken die men in feite niet kan beoor delen. Van de overheid mag men verwachten dat deze bepaalde tekorten zal willen dekken. Het is ook niet juist dat bij subsidies die de provincie ontvangt de oppervlakte een rol speelt, doch niet bij de subsidies aan gemeenten. Helaas ontbreekt aan het werk der gemeenten vaak ook iedere lijn, omdat men er niet in slaagt voor de veel omvattende plannen de hulp van alle betrokken departementen tegelijk te verkrijgen. Als krotwoningen worden opgeruimd en door goede woningen worden vervangen, moet men niet later tot de conclusie komen dat ze op een verkeerde plaats liggen, omdat de weg in het kader van de ruilverkaveling verlegd moet worden. Als de gemeentebesturen op het platteland in staat gesteld zullen worden hun taak naar behoren te vervullen, zullen de gemeenten allen in staat gesteld moeten worden een voorzieningspeil te be reiken dat algemeen als minimum aanvaard wordt. De uitkeringen uit het gemeentefonds dienen dan op grond van de thans bestaande behoeften geba seerd te worden. Bedelen is niet nodig als de gemeenten ook zelf bereid zijn de schouders onder het werk te zetten. B.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1953 | | pagina 4