Notul en INHOUDSOPGAVE ZEEUWSCH LANDBOUWBLAD van de Vergadering van het Hoofdbestuur der 7^. L. M., gehouden op Dinsdag 2 Juni 1953 te 11 uur in het „Huis van Nassau" te Zierikzee Opening. Aan het begin van de vergadering spreekt de Voorzitter, Ir. M. A. Geuze, een rede uit die elders in dit nummer is opgenomen. Installatie nieuwe Hoofdbestuur. De Voorzitter deelt mede, dat de voordrachten, welke van de Kringen zijn ontvangen, hebben uit gewezen, dat het nieuwe Hoofdbestuur nagenoeg gelijk is gebleven aan het aftredende Hoofdbestuur. De Kring Oost Zuid-Beveland kreeg in verband met stijging van haar ledental een derde zetel toe gewezen, welke door de heer J. van Maldegem uit Waarde wordt ingenomen. Namens de Coöpera tieve verenigingen is aangewezen de heer J. Noote- boomMol. De Voorzitter spreekt een hartelijk woord van welkom tot de beide nieuwe leden en vertrouwt dat de samenwerking prettig en vruchtdragend zal zijn. Spreker roept de medewerking van het nieuwe Hoofdbestuur in en zegt dat in de komende tijd een zware taak op zijn schouders zal komen te rusten. Door te werken in de geest, waardoor de Z. L. M. als algemene standsorganisatie is groot geworden, kan in de komende jaren weer veel in het belang van het agrarische volksdeel worden gedaan. Na ook een welkomstwoord te hebben gesproken tot de nieuwe plaatsvervangers, verklaart de Voor zitter het Hoofdbestuur voor geïnstalleerd. Aanwijzing nieuw Dagelijks Bestuur. De Voorzitter stelt ingevolge artikel 29 der Sta tuten de aanwijzing van het nieuwe Dagelijks Be stuur aan de orde. Voorgedragen worden door de Kring Schouwen- Duiveland: de heer A. M. Geluk; door de Kring Tholen en St. Philipsland: de heer C. J. J. Kooy- man; Kring Noord-Beveland: de heer G. M. F. Bom; Kring Oost Zuid-Beveland: de heer P. Scheelede Putter; Kring West Zuid-Beveland: de heer J. M. Klompe; Kring Walcheren: de heer A. W. Cevaal; Kring West Zeeuws-Vlaanderende heer M. de Bruijne; Kring Axel: de heer A. Haak en de Kring Hulst: de heer J. W. Scheele. Namens de Tuinbouwcommissie worden de heren Agenda Algemene Vergadering der Z. L. M. Zitdagen Boekhoudbureau der Z. L. M. Zitdagen Secretariaat der Z. L. M. Openingsrede van de Voorzitter der Z. L. M., Ir. M. A. Geuze, op de Hoofdbestuursvergadering te Zierikzee. Notulen van de vergadering v,an het Hoofdbestuur der Z. L. M. Zitdagen Zeeuws Voorlichtingsinstituut op Verzeke- ringsgebied. (Z. V. V.) Zitdagen Zeeuws Voorlichtingsinstituut voor de Brandverzekering. (Z. V. B.) Zitdagen Adviesbureau voor Oorlogs. en Waternood- schade. Van Boerderij en Organisatie. Verkeerde Stijl. Verdient uitryden van mislukte gerst op „zoute" grond aanbeveling? Kwade harten in erwten. Provinciale Commissie voor de Rundveefokkerij in Zeeland Rundveekeuring te Kortgene. Het aanhouden van slachtpaarden als gebruikspaarden verboden. Centrale aankoop van gebruiksvee. Korte Berichten. Ledenraadsvergadering van de „Zecova." Kweek- of strekgras in overstroomd grasland. Tuinbouw: Afscheid Ir. W. van Soest. Bestrijding aardappelmoeheid. Tentoonstelling „De Melkweg." Voor de Plattelandsvrouw: Woningten toonstelling te Goes. Korte wenken voor de praktijk. Paard en Paardensport. Noord-Brabantsche Maatschappij van Landbouw. Bram uit de Slikhoek. P. J. J. Dekker en D. Dorman aangewezen en na mens de L. J. G. de heer A. J. Doelman. Op voorstel van de heer C. A. Polderdijk wordt de voordracht bij acclamatie en onder applaus door de vergadering aangenomen. De Voorzitter constateert dat de instemming waarmee deze benoeming wordt aanvaard, duide lijk het vertrouwen tot uiting brengt dat de leden van het Dagelijks Bestuur genieten. De nieuw gekozen leden verklaren de herbenoe ming te aanvaarden, waarna de Voorzitter de wens uitspreekt, dat in dezelfde prettige sfeer, eendrach tig samenwerkend, het nieuwe Dagelijks Bestuur veel tot bloei der Z. L. M. en de landbouw in het algemeen mag bereiken. Notulen. De notulen van de vergadering van het Hoofd bestuur van 17 December 1952 worden ongewijzigd goedgekeurd en vastgesteld. Hierna geeft de Voorzitter het woord aan de heer A. M. Geluk, Voorzitter van de Kring Schouwen- Duiveland. De heer Geluk wijst er op, dat <3e omstandig heden, waaronder de Kring Schouwen-Duiveland het Hoofdbestuur der Z. L. M. moet ontvangen wel geheel anders zijn, dan oorspronkelijk in de be doeling heeft gelegen. Als men bedenkt, zo gaat de heer Geluk verder, dat in normale omstandigheden het Hoofdbestuur met muziek afgehaald zou zijn van de boot en men beziet thans de verwoestingen en de algehele ontreddering, dan beseft men, hoe pijnlijk dit voor de Kring Schouwen-Duiveland moet zijn. Spreker stelt het niettemin op prijs, dat het Be stuur toch zijn Hoofdbestuursvergadering in Zie rikzee houdt, vooral ook, omdat het stempel, door de overstromingsramp op Zierikzee gelegd de ernst van de toestand voor de leden van het Hoofdbe stuur accentueert. Spreker zegt, dat Schouwen-Duiveland kort na de 1ste Februari voor 9/10 gedeelte onder water heeft gestaan. Thans zijn nog circa 14.000 ha aan de inwerking van eb vloed blootgesteld en kan men een steeds voortschrijdende verwoesting aan gebouwen en gronden constateren. De heer Geluk vraagt het Hoofdbestuur zich bij de bestudering van de wet op de watersnood terdege te realiseren, dat het eiland Schouwen-Duiveland ongeveer 500 doden heeft te betreuren, dat daarnaast duizenden stuks vee en kleinvee zijn verloren gegaan, dat een enorme schade is toegebracht aan gebouwen en materiaal, en dat het voor velen nog lange tijd zal duren, alvorens men naar de eigen omgeving kan terugkeren. De bevolking staat voor een periode van 510 jaar van hard werken en zwoegen, zonder kans op vooruitgang in financiële zin. Niettemin, aldus de heer Geluk moet men weer aanpakken en trachten de zaak weer op te bouwen, al schijnt er geen toe komst meer te zijn. Spreker memoreert de grote morele steun, die de beVolking van het eiland van het Koninklijk Huis heeft mogen ontvangen en het medeleven van het gehele Nederlandse volk, blijkende uit de over stelpende gaven in het Nationaal Rampenfonds. Naast deze steun en hulp worden we nu gecon fronteerd met de nuchtere realiteit van het ont- werp-wet op de watersnoodschade, waarvoor spr. de hulp en steun der Z.L.M. inroept. De organisa tie kan bij de behandeling van de wet zeer veel voor ons doen, zo besluit de heer Geluk zijn toespraak. De Voorzitter dankt de heer Geluk voor diens toespraak en zegt dat de Z.L.M. al het mogelijke zal doen verbetering te brengen in de toekomst mogelijkheden van de getroffenen. De Zeeuwen hebben door de eeuwen heen blijk gegeven van een taaiheid en moed en ook nu weer staan we voor de taak te vechten voor de toekomst van ons en onze kinderen, een toekomst, welke weer kan sen moet bieden op herkrijging van welvaart en geluk. Hiervoor zal veel moed en inspanning moe ten worden opgebracht en alleen zullen we dit niet bereiken, aldus de Voorzitter. Wij hebben als Zeeuwen het recht op de steun van het gehele volk in deze zware tijden en wij behoeven dringend deze hulp, wil het Zeeuwse Volk niet afglijden in een positie van armlastige landgenoten. Wet op de watersnoodschade. De Voorzitter ge#ft hierna het woord aan de heer Kostense, die artikelsgewijze de wet op de watersnoodschade aan de orde zal stellen. De heer Kostense begint met er op te wijzen, dat in de toelichting op de wet is omschreven, dat de gevolgen van de ramp van zodanige omvang zijn, dat de schade slechts door het gezamenlijke Neder landse volk zal kunnen worden gedragen. Voor uitkeringen ingevolge deze wet zullen alle getroffenen, ongeacht de nationaliteit, in aanmer king komen. Het principe der wet is gebaseerd op de wet op de materiële oorlogsschade. De artikelen 1 en 2 der wet, inhoudende alge mene bepalingen over het begrip getroffene, recht hebbende enz. geven geen aanleiding tot op- of aanmerkingen. Bij de behandeling van artikel 3, handelend over de uitleg der schade wordt gediscussiëerd over de stormschade. De heer Kostense zegt in zijn toelichting hierop, dat voor uitkering inzake stormschade slechts die genen in aanmerking komen, die in de overstroom de gebieden woonden of wonen. Ten aanzien van artikel 6, waarbij wordt be paald, dat de taxatie der schade zal geschieden door organen aan te wijzen door de Overheid, deelt de Voorzitter mede, dat de agrarische schade zal vallen onder de Rijksdienst voor Landbouwherstel, welke een deel der uitvoering detacheert aan het orgaan van de Prov. Voedselcommissaris. Artikel 8, waarbij is aangegeven het opgeven der schade, geeft de Voorzitter aanleiding er op te wijzen, v^n hoe groot belang het is, de registratie in goede b£nen te leiden. De registratie en het op geven naar beste weten houdt in, dat geen mis bruik van vertrouwen mag worden gemaakt. De heer Meijers deelt mede, dat het Boekhoud bureau de deelnemers bij de opstelling der schade aangiften zoveel mogelijk behulpzaam zal zijn en voor vastlegging der aangiften zal zorgdragen. De heer Scheelede Putter voegt hieraan toe, dat alle leden der Z. L. M. van de diensten van het Boekhoudbureau in dit opzicht kunnen gebruik maken. De heer Kostense behandelt vervolgens artikel 9, waarbij wordt bepaald,- dat zo nodig 25 van de waardevermindering van in natura herstelde gron den ten laste van de eigenaar of gebruiker komt. De Voorzitter is van mening, dat hiertegen stel ling moet worden genomen. De heer Dekker merkt op, dat waardeverminde ring meestal zal optreden op die plaatsen, waar stroomgaten zijn ontstaan. Deze gronden zijn door gaans gelegen op plaatsen waar reeds eerder over stroming plaats vond, waardoor de kans bestaat dat deze gebieden onder de bijzondere bepalingen der wet worden gerangschikt. De Voorzitter zegt, dat hoewel dit in vele geval len opgaat, er toch ook gevallen zijn, waar voor de eerste maal overstroming heeft plaatsgevonden, waardoor de kans bestaat, dat men 25 zelf moet dragen van de eventuele waardevermindering. Spreker is van mening, dat afgezien van de kans op integrale vergoeding er op dit punt meer zeker heid aan de getroffenen moet worden gegeven. Uitvoerig wordt voorts gesproken over artikel 11 der wet over de uitkeringen voor verloren gegane boomgaarden. De heer Dekker wijst erop, dat de huidige bepa lingen gunstiger zijn dan die der wet op de Mate riële Oorlogsschade. In Zeeland is de situatie ech ter vaak zo, dat niet de eigenaren de boomgaarden hebben ingeplant, doch de pachters. In dit verband zou gepleit moeten worden een mogelijkheid te scheppen voor de pachter, om voor kapitaalschade- uitkering in aanmerking te kunnen komen. Voorwaarde hiertoe is, dat een rechtsgrond moet worden gevonden, waarbij de pachter recht van op stand heeft. Het gaat er om, aldus de heer Dekker, dat bewezen moet worden, wie de investering heeft gedaan. Bovendien zal er dan ook nog wel gezocht moeten worden naar een tussenvorm. De Voorzitter kan zich geheel met het standpunt van de heer Dekker verenigen en stelt voor dit over te nemen. Aldus wordt besloten. Op een vraag van de Voorzitter of de eigenaar zonder fiscale bezwaren de schadevergoeding of een deel daarvan aan de gebruiker kan overdragen, antwoordt de heer Meijers bevestigend. Spreker voegt er aan toe, dat dit dan wel als inkomen voor de gebruiker zal worden aangemerkt. Ten aanzien van de schade aan houtopstanden vraagt de Voorzitter of ook siertuinen e.d. hier onder vallen. De heer Kostense antwoordt bevestigend. De Voorzitter wijst erop, dat niet moet worden gerooid alvorens taxatie door Staatsbosbeheer heeft plaatsgehad. Omtrent artikel 12 en 13 handelend over het her stel van beschadigde onroerende goederen merkt de Voorzitter op, dat hier toch het beginsel naar draagkracht is binnengeslopen. De vergadering is het eens met de opmerking van de Stichting voor de Landbouw, dat het per centage $an 60 tot ernstige onbillijkheden voert, met name bij vergelijking met het bepaalde in arti kel 13. Het is verder gewenst, dat voor herstelbare schade boven ƒ3000,de vergoedingsmaatstaven gelden, welke in het ontwerp zijn opgenomen met betrekking tot onherstelbare schade. Tenslotte concludeert de vergadering, dat zowel voor herstel als vo'or nieuwbouw een gelijkwaar dige regeling dient te gelden, terwijl ook de aftrek van de helft van het percentage voor meerdere panden dient te gelden. Ook kassen en warenhuizen dienen gelijkgesteld te worden met bedrijfspanden. Inzake artikel 16, handelend over het verlies en onherstelbare schade aan roerende goederen, merkt de Voorzitter op, dat voor een oud werktuig nog minstens 40 vergoeding wordt gegeven. De heer Geluk merkt op, dat er voor de diverse werktuigen normen zullen worden vastgesteld voor de waardevermindering door de watersnoodschade. Deze normen zouden als vergoedingsbedragen gel den, waaruit dan de herstelkosten enz. betaald moeten worden.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1953 | | pagina 2