BELASTINGRECHT OP DE ERE GALERIJ BELASTINGCOMMISSIE DER Z.L.M. lijks zou misbruiken, zou spreker geen andere woorden hiervoor kunnen vinden dan onkies en onjuist. Bezitspreiding is iets, waarover ons volk het nog lang niet eens is. De belastingen werken reeds sterk in deze richting. Men behandele thans de ene burger gelijk aan de andere. De heer Geuze roemde vervolgens de samen werking tussen het georganiseerde bedrijfsleven en de Overheidsdiensten voor de landbouwsector in onze provincie. Het medeleven met de gedu peerden is overal prachtig geweest en de mensen van Kruiningen en Schouwen en Duiveland kun nen ervan overtuigd zijn, dat dit medeleven in ge heel Zeeland voortduurt. Met kracht zal de Z. L. M. de rechtvaardige wensen blijven verdedigen. Spreker eindigde met een opwekking tot moed en vertrouwen. Moed om voort te werken aan herstel en wederopbouw. Vertrouwen op Hem, die altijd geeft kracht naar kruis. Van de overige sprekers willen wij nog enkele mededelingen van de heren Ir. Dorst en Ir. Van Soest aanhalen. De Voedselcommissaris gaf nog eens een kort overzicht van de geleden schade. Van hen, die ge registreerd zijn bij de P. V. C. hebben er 4500 agrarische schade geleden. Voor hen gelden dus de groene formulieren, waarop alleen behoeft te worden aangegeven, dat men schade heeft geleden. Over enige tijd zullen de P.B.H.'s, geassisteerd door plaatselijke deskundigen op zitdagen de schade gaan optekenen. Men wordt aangeraden een zo nauwkeurig mogelijke opgave te doen. Be waart bijvoorbeeld de briefjes van de S.I.V.A., want hoe meer bescheiden men straks heeft, des te gemakkelijker. Deze briefjes zijn geld waard. Producten, die voor de ramp reeds verkocht waren, doch nog niet geleverd, zijn volgens het Burgerlijk Wetboek alleen voor rekening van de koper als zij gewogen, gemeten of geteld waren. Schade aan de Fruitteelt. De Rijkstuinbouwconsulent, de heer Ir. Van Soest, zette uiteen, dat de tuinbouwvoorlichtings- dienst heel weinig of geen ervaringen heeft met de korte inundatie met zout water. Aan het einde van de oorlog hebben de meeste boomgaarden lange tijd onder water gestaan. Voor zover dus thans beoordeeld kan worden zal het zeker de moeite lonen te trachten die boomgaarden, die korter dan een maand onder water hebben ge staan en waar het zoutcijfer van de grond niet te hoog is te redden. Vandaar dat ook aangeraden wordt deze bomen te bespuiten en te besproeien. Reeds staat vast, dat deze bespuitingen geacht zul len worden te zijn schade-voorkomende middelen en dus vergoed zullen worden volgens de regelen van de komende watersnoodwet. Uitdrukkelijk wees spreker erop, dat het rooien van boomgaarden eerst mag na goedkeuring van zijn Dienst, daar eerst schatting dient plaats te vinden. De vraag of de bomen, die men thans nog tracht te redden weer in volle productie zullen komen, blijft open. Zeker zal hierover deze zomer beter geoordeeld kunnen worden. Hierbij moge door ons opgemerkt worden, dat bomen, waarover men in onzekerheid verkeert straks beter kunnen worden opgeruimd. De fruitproductie in ons land heeft een dergelijk peil bereikt, dat alleen het kwali- teitsfruit behoorlijke winsten oplevert. Men kan beter de gedupeerde fruitteler een zodanige ver goeding geven, dat hij zijn bedrijf weer van voren af aan kan opbouwen, dan dat men hem nog jaren lang laat voortsukkelen met niet geheel volwaar dige bomen. Uit het betoog van Ir. Van Soest bleek, dat deze mening geheel de zijne was. Vergoeding vee. Op de vergadering werd de principiële vraag besproken hoe het verloren gegane vee vergoed dient te worden. Unaniem was men van mening, dat voor een gebied als Oostelijk Zuid-Beveland aan een teruggave in natura van het gebruiksvee de voorkeur werd gegeven boven een uitbetaling in geld. Natuurlijk zou een dergelijke regeling soepel moeten worden uitgevoerd. De heren Dr. Ir. Van Beekom en Meijers gaven nog nuttige wenken op het gebied van de land bouwvoorlichting en de belastingen. Zo kwamen de boeren van Oostelijk Zuid-Beve land in grote getale teneinde hunne belangen te bespreken naar deze leerzame vergadering, waar uit weer bleek hoeveel nuttig werk een organisatie als de Z. L. M. kan doen. Mogen diegenen, die nog niet aangesloten zijn, dit alles eens overden ken. Wij zijn ervan overtuigd, dat zij dan tot onze gelederen zullen toetreden. Schouwen en Duiveland. Wij mochten tevens weer een bezoek brengen aan het zwaar getroffen eiland. De indruk, die men er krijgt is, dat er gewerkt wordt door de overgebleven bevolking zoveel men kan. Maar de moeilijkheden zijn er enorm. Men moet dit met eigen ogen aanschouwen pm er een indruk van te krijgen. Nog staat 4/5 van het eiland onder water. Nog veroorzaken eb en vloed tweemaal per etmaal verder schrijdende verwoestingen. Nog kan men elkaar moeilijk bereiken en is overleg hierdoor soms onmogelijk. Ook hier geldt, evenals voor Kruiningen, één leus. De dijken moeten dicht. Men kan dagelijks in de dagbladen lezen met welke geweldige moei lijkheden Rijkswaterstaat hier te kampen heeft. Men kan de ingenieurs slechts kracht en volhar ding toewensen. Het is verheugend, dat de leiding gevende figu ren van het eiland zelfs onder deze omstandig heden aan de toekomst denken. Zo werd, mede op initiatief van de Kring-voorzitter der Z. L. M., de heer Geluk, de vorige week te Zierikzee opgericht de stichting „Nieuw Schouwen-Duiveland", naar het voorbeeld van „Nieuw Walcheren". Een goed voorbeeld doet goed volgen en daarom hopen wij dat de nieuwe stichting evenveel goed werk mag doen als „Nieuw Walcheren" deed. Wordt de landbouw vergeten? Tegelijkertijd besloten Gedeputeerde Staten van Zeeland een reconstructie-commissie voor Schou wen-Duiveland in te stellen. In de „Provinciale Zeeuwse Courant" van Zaterdag 28 Maart lezen wij hierover, dat gezien de geweldige omvang van de verwoesting niet zal kunnen worden volstaan met herstel van de oude toestand zonder meer. Integendeel, zo menen Ged. Staten, hiermee zal een grondige reconstructie gepaard moeten gaan. Rekening houdende met de vele en uiteenlopende problemen, waarmede de commissie bij haar veel omvattende arbeid te maken zal krijgen, is bedoel de commissie zo breed mogelijk gemaakt. Dan lezen wij een hele serie namen van hoge provinciale en rijksambtenaren en functionarissen, van gemeentelijke autoriteiten en enkele voorzit ters van waterschappen. Tenslotte een industrieel en een vertegenwoordiger van de „Horeca". En dan lezer? Met U verwachtten wij de namen van enige voormannen uit het landbouw-organisatie- leven. Als er één agrarisch eiland was, dan was dat toch zeker Schouwen en Duiveland. De Z.L.M. telt hier bijna 1100 leden. Maar men heeft de land bouw vergeten! Enkele van de bovengenoemden zijn nauw met de landbouw verwant, maar deze zitten uit hoofde van geheel andere functies. En als iemand of iets belang heeft bij een be hoorlijk herstel van het eiland, dan zijn het toch zeker de boeren van Schouwen en de landbouw. Op Zaterdag 4 April is het 40 jaar geleden, dat de heer Jac. Wisse Fzn. in dienst trad op het be drijf van de heer D. A. Timmerman, (voorheen be drijf G. M. Timmerman) te Kattendijke. Wij wensen de heer Wisse alsmede zijn werk gever van harte geluk met dit heuglijke feit. Wij willen slechts hopen, dat dit een vergissing is geweest, een tekortkoming, die hersteld wordt, en vooral geen symptoom, dat de georganiseerde landbouw wel eens meer heeft menen waar te nemen. Anders zou een scherp protest op zijn plaats zijn tegenover een negeren van een groep uit het bedrijfsleven, waaraan het eiland, ja ge heel Zeeland haar welvaart voor een groot deel te danken heeft. Wij weten wel, dat in sommige kringen in onze provincie de woorden industria lisatie en vreemdelingenverkeer toverwoorden zijn, maar voor ons en met ons duizenden in Zee land is het woord landbouw een nuchtere werke lijkheid. De tijden, dat de boeren als onmondig werden beschouwd zijn toch lang voorbij. Men make dit alles spoedig goed en benoeme enkele flinke jonge boeren in deze commissie. Zij zijn op Schouwen en Duiveland gemakkelijk te vinden. En het gaat hier om hun toekomst. Tevens hopen wij, dat deze commissie ten nauwste contact onderhoudt en overleg pleegt met die instanties, die straks aangewezen zullen worden om een eventuele herverkaveling uit te voeren. Laat men elkaar vooral niet in de weg gaan lopen. S. 5. De Wet op de Inkomstenbelasting 1914. Stelsel der wet. Bij de invoering van een directe inkomstenbe lasting stond de wetgever voor de moeilijke keuze welk stelsel aan deze wet moest worden ten grond slag gelegd. Een goed begin was ook hier van zeer grote betekenis. Eén van de belangrijkste vragen was wel, op welke wijze het inkomen moest worden bepaald. Men had hier de keuze tussen twee systemen. Ie. Exacte inkomstenbepaling. 2e. Inkomenbepaling door benadering. Dit behoeft enige toelichting. Per 1 Mei 1915 trad de wet Inkomstenbelasting 1914 in werking. Volgens art. 40 der wet liep het belastingjaar van 1 Mei tot en met 30 April. Per 1 Mei 1916 was dus het eerste belastingjaar vol gens de Inkomstenbelasting voorbij. Pas per 1 Mei 1916 kon dus het inkomen over het eerste belastingjaar worden bepaald. Exacte bepaling van het werkelijke inkomen was dan mo gelijk, daar immers de juiste resultaten volgens de boekhouding over het afgelopen jaar konden worden vastgesteld. Dit stelsel heeft onmiskenbaar grote voordelen en het meest in het oog lopende van die voordelen is wel, dat belasting geheven wordt over het wer kelijke genoten inkomen. Men spreekt daarom van dit stelsel als van het reële stelsel. Naast de voordelen staan evenwel ook nadelen en wel zeer grote nadelen. En dan wel nadelen naar twee zijden, n.l. voor de fiscus en voor de belastingplichtigen. De fiscus heeft als onmiddellijk nadeel van dit stelsel, dat de inkomenbepaling pas mogelijk is na afloop van het jaar. De vaststelling van het inko men en het heffen van de belasting daarover val len dus laat. Gevolg hiervan is, dat de fiscus te lang wachten moet eer de belastinggelden binnen komen, vooral daar de vaststelling en controle van het inkomen pas geruime tijd na afloop van het jaar gereed kunnen zijn. Ook voor de belastingplichtige heeft dit stelsel grote nadelen. Het voornaamste nadeel is wel, dat de belasting te laat kan worden bepaald en te laat moet worden betaald. Dit nadeel is veel ernstiger dan op het eerste gezicht zou worden gedacht. Een gezonde gedachte van elk stelsel van hef fing ener inkomstenbelasting is, dat de belasting over een bepaald inkomen; ook uit dat inkomen moet worden betaald. Deze stelling behoeft stellig geen scherpe ver dediging. De vele, veel te laat opgelegde aansla gen in de laatste jaren, hebben deze duidelijk ge demonstreerd. Toepassing van dit beginsel eist echter, dat de aanslag in het betrokken belastingjaar wordt op gelegd en ingevorderd. Dit was bij exacte inkomensbepaling achteraf niet mogelijk, behoudens het systeem van voor heffingen en voorlopige aanslagen, zoals we die thans kennen, maar welke in de wet Ink.bel. 1914 niet voorkwamen. Bovengenoemde bezwaren der exacte bepaling van het inkomen hebben er toe geleid, dat de wet gever de methode der benaderende inkomensbepa ling heeft gekozen. Dit was neergelegd in art. 12 der wet. Dit luidde: „Voor de heffing der belasting wordt de op brengst bepaald van de bronnen van inkomen, „die bij de aanvang van het belastingjaar voor „de belastingplichtige bestaan. Bedrijven, be- „roepen, handelingen, werkzaamheden en dien sten, die voor dat tijdstip door hun zijn uitge oefend, verricht of bewezen, worden als een „bestaande bron van inkomen aangemerkt, in- „dien zij niet voorgoed zijn gestaakt." Dit stelsel wordt meestal aangeduid als het bronnenstelsel of bronnenfictiestelsel. Uit de per 1 Mei bestaande bronnen van in komen werd afgeleid welk inkomen de belasting plichtige in de toekomst zou genieten.- Dit stelsel doet voor de niet ingewijde tamelijk vreemd aan en is ook gedurende de periode dat het aan de wet ten grondslag heeft gelegen veel misverstaan. Daar het voor een goed begrijpen van diverse bepalingen der inkomstenbelasting van belang is, zullen we in een volgende schets een voorbeeld van de toepassing van dit stelsel geven. M. I. Waardebepaling Onroerende Goederen voor de Vermogensbelasting per 1 Januari 1953. De Belastingcommissie der Z. L. M. heeft in haar vergadering van 26 Maart 1953 de vraag on der het oog gezien, voor welke waarde landbouw gronden per 1 Januari 1953 voor de Vermogensbe lasting zullen moeten worden aangegeven. Zij spreekt als haar mening uit, dat de waarde van de landbouwgronden per 1 Januari 1953, voor wat betreft goede gronden, tot ongeveer 115 van de waarde per 1 Mei 1940 gestegen is. Voor de minder goede gronden is naar haar mening practisch van geen waardestijging sprake. Ter verduidelijking wijst de Commissie er op, dat zij bij de bepaling van dit percentage, gezien de ontwikkeling van onze Pacht- en Belastingwet geving, rekening heeft gehouden met de waarde der bedrijfsgebouwen. II. Waarde aandelen Coöperatieve Verenigingen per 1 Januari 1953. De Commissie adviseert na ingewonnen advie zen tot de volgende waarderingen: Aandelen Coöp. Beetw. Suikerfabrieken: Dinteloord 200, Roosendaal 115, Zevenbergen 115,— Sas van Gent 115, Aandelen Coöp. Vlasfabriek Dinteloord: Oude aandelen ƒ750, Nieuwe aandelen .,500, Aandelen Zeeuwsche Coöp. Kunstmestfabriek: Vlaardingen 250,

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1953 | | pagina 2