Bedrijfseconomie
Wenken voor stuiven, sproeien en vernevelen I
Paard en paardensport
ft
y
if -tr TÖr
Algemeen.
Gebruik uitsluitend die middelen, welke door de
PlantenziektenkuRÖige Dienst goedgekeurd zijn.
Lees de gebruiksaanwijzing goed.
Bewaar de bestrijdingsmiddelen op een aparte
plaats, liefst achter slot en buiten bereik van kin
deren en huisdieren.
Bewaar emulsies en vloeibare middelen vcrst-
vrij, daar door koude de werkzaamheid van het
middel sterk kan verminderen.
D.D.T. emulsie is minder goed te bewaren dan
D.D.T. olie.
Poedeivormige middelen dienen droog bewaard
te worden.
Verpakking.
Parathion mag alleen verkocht* en vervoerd wor
den in de originele verpakking. Andere middelen
mogen uitsluitend door-verkocht of verhandeld
worden, indien zij voorzien zijn van een etiket,
waarop de naam van het middel en het werkzaam
bestanddeel vermeld zijn.
Aanraking met de huid, ogen of inademing:
Vermijd aanraking zoveel mogelijk. Vooral Pa
rathion is zeer gevaarlijk. Indien men een bestrij
ding met Parathion uitgevoerd heeft, mag direct
na de bestrijding geen melk gebruikt worden. Bij
Parathionvergiftiging wordt atropine als tegengif
gebruikt. Komt men in aanraking met onverdun
de Parathion, dan zo snel mogelijk met veel water
afspoelen.
Bij inademing van D.D.T. de eerste boterham
men zonder boter of vet opeten, ook geen, melk
gebruiken.
Bij T.E.P. middelen oppassen voor de ogen.
Ook bij het gebruik van de andere middelen is
voorzichtigheid gewenst.
Voorzorgen bij bestrijding.
Gebruik géén alcohol vóór, tijdens en vlak na
een bestrijding. Jeugdige personen en niet-rokers
mogen geen bestrijding met nicotine uitvoeren.
Zorg dat bij het schoonmaken of vullen van de
tank geen drinkwater verontreinigd wordt. Doe
In de Groninger Landbouwberichten van 19
Maart j.l. stond een verslag van een vergadering
van de Provinciale Paardencommissie.
Op deze vergadering kwam onder meer ter spra
ke of het gewenst is de vakbekwaamheid van de
paardeknechts te stimuleren door het instellen
van een diploma. De commissie kwam tot de con
clusie, dat het instellen van een diploma kan lei
den tot een vergroting van de belangstelling van
de werknemers voor het werken met paarden, en
alleen reeds daarom nuttig kan zijn. De eventuele
hogere beloning voor gediplomeerde paardeknech-
ten blijft, naar het oordeel der commissie, een
moeilijk punt.
Voorts kwam ter sprake de vervaardiging van
een instructiefilm voor paardengebruik. Er be
staat stellig behoefte aan een systematisch opge
stelde film over de juiste wijze van gebruik van
onze edele viervoeters. In provinciaal (Gronings)
verband zal men nu overgaan tot het vervaardigen
van een filmstrip.
Tevens besteedde de commissie uitgebreid aan
dacht aan de mogelijkheid om in 1953 het paarden
gebruik op demonstraties naar voren te brengen.
Ook de mogelijke verbetering aan bestaande werk
tuigen kwam aan de orde.
Voor het bestuderen van de aanspanning werd
een aparte commissie ingesteld.
Zo, dit was in korte trekken het belangrijkste
uit dit verslag. Daar in Groningen gebeurt iets!
Kan dit hier nu in Zeeland ook niet? Laten we er
eens met elkaar over praten, maar vooral niet te
lang! Laten we iets gaan doen! Gebrek aan paarde-
knechten, vooral in de nabije toekomst, komt er
zeker. Het is er al, maar we merken het niet, want
wie er mee te kampen heeft, schaft gauw zijn
paarden af en koopt een trekker. Het is helemaal
geen anti-paard-actie, die zich hier voltrekt. Is het
zo'n wonder, dat een jonge arbeider liever trekker
chauffeur dan paardeknecht wordt? Wat zouden
U en ik in zijn geval doen? Hij verdient meer, hij
behoeft 's morgensvroeg zijn trekker niet een uur
eerder te gaan voeren, Zaterdagmiddag en Zondag
vrij en hij kan zittend zijn werk doen!
Liggen hier niet zeer vele problemen voor de
paardenmensen? Hoe kunnen we het paardenge
bruik op peil houden? We moeten er zelf ernstig
over gaan denken en dit niet overlaten aan ande
ren. De problemen over de aanspanning zijn in
Groningen alleen al heel anders dan bij ons. Daar
om ook in Zeeland een paardencommissiemet
spoed!
TOONTREDER.
dit nooit op weiland of bij drinkputten. Verleden
jaar is er op enkele plaatsen vee vergiftigd door
dat het drinkwater verontreinigd was met een
middel.
Gaat men andere middelen sproeien, maak de
tank dan goed schoon. De tanks kan men het best
reinigen door 1 huishoudammonia (1 liter huis-
houdammonia op 100 liter water) in de tank te
doen, dit wat in de tank te laten staan en deze
daarna goed door te spoelen.
Gaat men weilanden bespuiten, overtuig U er
dan eerst van, dat de tank absoluut vrij is van
eerder gebruikte, voor vee vergiftige middelen.
Vernietig ledige bussen of verpakking.
Laat bussen, waarmee men de middelen afmeet
of weegt, niet achteloos slingeren. Hierdoor zijn
verleden jaar enkele kinderen gestorven.
Mengen van middelen.
Bij de fabricatie van de middelen gaat men van
het standpunt uit, dat ze onvermengd worden ge
bruikt.
Door vermenging kunnen soms nadelen ontstaan,
zoals b.v. vermindering van het zweefvermogen
en beschadiging van het gewas.
Enkele middelen kunnen wel gemengd worden.
Toegestaan is D.D.T. met koperoxychloriden,
koperoxyduul, colloïdale. Koper of carbamaten
voor gelijktijdige bestrijding van Coloradokever en
Phytophthora.
Menging van Parathion met koperoxychloriden,
koperoxyduul en carbamaten voor bestrijding van
bladluizen en Phytophthora is ook mogelijk.
Vernevelen.
Het vernevelen, d.w.z. sproeien met zeer weinig
water, kan in de meeste gevallen het spuiten ver
vangen.
Men moet er voor zorgen, dat men evenveel
werkzame stof per ha gebruikt als bij spuiten.
Het middel moet geschikt zijn voor vernevelen
(fijn) daar anders verstoppingen optreden. Men
gebruikt zuiver en zoet water.
Zorg dat de sproeibanen elkaar niet overlappen
en dat de sproeikegels goed samenkomen.
Denk aan het gevaar van overwaaien op aan
grenzende percelen. Dit gevaar is bij vernevelen
groot, waardoor er kans bestaat op gewasbescha
diging of vergiftiging van het vee.
Middelen, die verneveld kunnen worden:
Opgemerkt wordt, dat er tussen de merken on
derling nog veel verschil bestaat in de mate, waar
voor zij geschikt zijn voor vernevelen.
Koperoxychloriden, koperoxyduul, carbamaten en
colloïdale koper:
Bij vernevelen tegen de Phytophthora moet men
minstens 150 liter water p*»r ha gebruiken. Bij ge
bruik van minder water neemt het effect der be
strijding af.
Groeistoffen.
Zijn goed te vernevelen tegen wortelonkruiden
in weiland en granen; voorzichtigheid is geboden
in verband met het overwaaien naar bieten, vlas,
erwten en andere gewassen.
D.D.T.-middelen.
Zijn te vernevelen tegen de Coloradokever,
thrips, knopmade, bladrandkever enz. Vooral
D.D.T. in olie de zogenaamde emulsies lenen zich
goed voor vernevelen.
H. C. H.-middelen.
De H.C.H. spuitmiddelen en de H.C.H. mengolie
zijn goed te vernevelen tegen de thrips, koolzaad
insecten enz.
Parathion.
Deze is te vernevelen, doch het is zeer gevaar
lijk in verband met overwaaien.
D. N. B. P.
De D. N. B. P.-houdende middelen, als Aatox,
Sevtox enz., zijn niet te vernevelen.
D. N. C.
De poedervormige D.N.C. is niet te vernevelen.
De vloeibare D.N.C., welke thans ook in de handel
is, kan wel verneveld worden.
2.4.5. T.
De 2.4.5. T. middelen, welke voor de bestrijding
van brandnetels en bramen gebruikt worden, zijn
ook te vernevelen Men dient er voor te waken,
dat het niet overwaait op aangrenzende percelen.
Stuiven.
Er zijn ook D.D.T. en H.C.H. preparaten, welke
verstoven kunnen worden. Bij het verstuiven moet
meestal gebruik gemaakt worden van 25 kg per
ha. De werking van het stuiven is van korter
duur, dan die van sproeien of vernevelen. De
D.D.T. of H.C.H. stuifmiddelen kunnen niet ge
sproeid of verneveld worden.
Stuiven met Parathion is zeer gevaarlijk en
alleen toegestaan in kassen.
Voor loonsproeiers, handelaren in bestrijdings
middelen en landbouwers, die veel met de chemi
sche bestrijding te maken hebben, is het aan te
bevelen een Receptenboek aan te schaffen. Hierin
zijn alle chemische middelen uitvoerig beschreven.
Bestellingen kunnen bij de Assistenten van de
Voorlichtingsdienst worden opgegeven.
R. C. C. DE BRUYCKERE.
Axel, 24 Maart 1953.
(III.)
5. Het waardeprobleem als centraal punt der
bedrijfseconomie.
Economisch handelen is gebaseerd op waar
deren, op een waarde-oordeel. Dit is ook het geval
in de bedrijfseconomie. Ook hier staat steeds de
waarde als het probleem in het middelpunt.
Daar het streven der bedrijfshuishouding er op
gericht is een inkomen te vormen (zie schets 2, 4c)
zijn er twee tijdstippen, waarin dit waardeprobleem
zeer scherp naar voren komt, n.l.
a. dat van de ruil (het ruilmoment);
b. dat van de periodieke vaststelling van het in
komen.
a. Het ruilmoment.
Bij elke ruil gaat het voor de ruilende partijen
om de vraag „Wat verkrijg ik, en wat moet ik af
staan." Tegen elkaar worden dus afgewogen het
offer, dat men brengen moet om het begeerde te
verkrijgen en dit begeerde goed. Steeds is het
daarbij te pas komende waarde-oordeel gericht op
het doel der bedrijfshuishouding, de vorming van
een inkomen.
De offers, welke bij de ruil moeten worden ge
bracht, duidt men aan met de naam kosten.
b. Het moment der inkomensvaststelling.
In elke bedrijfshuishouding moet periodiek wor
den vastgesteld of het doel, de vorming van een
inkomen bereikt is. Verder, hoe groot dit inkomen
is en welk gedeelte in aanmerking komt °m te
worden uitgekeerd.
Ook op dit moment zitten we weer midden in
het waardeprobleem. Immers, bij de winstbepa
ling moeten wij vaststellen, welke waarde aan de
goederen der bedrijfshuishouding moet worden
toegekend, teneinde het aanwezige vermogen te
kunnen bepalen.
Vergelijk van dit vermogen met dat aan het
eind der voorgaande periode, moet aantonen of er
een overschot (surplus) is, dat voor uitkering in
aanmerking kan komen.
6. Het financieringsprobleem.
Boven merkten we reeds op, dat het bij de ruil
gaat om het tegen elkaar afwegen van offer en
resultaat. Hoe verkrijgen we het begeerde doel
met de geringste opoffering, met de minste kos
ten? We kunnen óók zeggen: „Hoe financieren
we zo voordelig mogelijk?"
Dit vraagstuk beheerst de onderneming vanaf
de eerste stappen, welke tot haar oprichting leiden,
tot haar verdwijnen.
Financieren gaat in feite over de vraag: „Hoe
verkrijgen wij de nodige middelen en hoe wenden
wij deze aan?"
Meestal wordt het kapitaal voor een onderne
ming in geld verkregen, welk geld de onderne
ming dan weer investeert in die kapitaal-goederen,
welke voor haar productieproces nodig zijn.
Gedurende de levensduur der onderneming wordt
dit probleem principieel niet anders. Steeds blijft
het een afwegen tegen elkaar van offers en resul
taten.
Het woord „financieren" heeft in de bedrijfs
economie meer dan één betekenis.
Zo wordt onderscheid gemaakt tussen actieve
en passieve financiering. Geld vorkrijgen valt dan
onder het begrip passieve financiering, geld geven
onder het begrip actieve financiering.
Als boer A. zegt: „Ik moet een combine kopen
van 16.000,maar ik weet niet hoe ik dit moet
financieren," bedoelt hij: „Ik weet niet hoe ik het
nodige geld moet verkrijgen." (Passieve financie
ring).
Leent hij nu echter van de Boerenleenbank deze
16.000,dan kan men zeggen, dat deze Boeren
leenbank de transactie financiert. (Actieve finan
ciering.)
Voor welke problemen dit punt d-^ ondernemin
gen stelt, hopen we in volgende schetsen nader
aan te tonen.
M.