WAT SAMENWERKING VERMAG Van alle voortbrengselen van de boerderij is de melk eigenlijk het lastigste product. Dat komt doordat melk zo snel bederft. Ze moet uiterlijk binnen 24 uur na de winning verwerkt zijn en, als het goed is, eigenlijk binnen 12 uur. Bij geen enkel andere product zitten we zo in tijdnood als Als derde punt willen we noemen, dat de coöpe ratieve zuivelfabriek altijd de dienaar van de boer is. Daarom geeft b.v. de coöperatieve fabriek, als de leden dat nodig hebben, ondermelk en karne melk (of in de kaasstreken wei) terug. Ook wordt wel in de zomer melkpoeder gemaakt om in de win ter aan de boeren terug te leveren. De particuliere fabriek doet dat bij voorkeur niet. Die verwerkt liefst het gehele product om aan zijn winst te komen en de boer moet maar zien hoe hij zijn var kens mest zonder ondermelk. De voordelen van de coöperatieve fabriek zijn dus: a. de zekerheid dat de melk altijd verwerkt zal worden en naar de hoogste marktwaarde zal wor den uitbetaald. b. de rechtvaardige prijs. c. de dienende taak van de fabriek. Dit verklaart dat reeds ruim 70 van alle melk, die in ons land aan zuivelfabrieken of melkinrich tingen wordt afgeleverd, naar coöperaties gaat, een percentage dat nog wel stijgen zal. Vele van die coöperaties werken weer samen in verkoopvereni gingen of centrale productenfabrieken, die condens, melkpoeder en dergelijke producten maken. De coöperatie blijft dus heus niet achter. En nu het tweede argument. Iedere boer wordt betaald voor het aantal kilo's melk dat hij levert. Nu levert de ene boer vette melk en de andere magere. Bij een particuliere fabriek deed dat er niets toe; die betaalde één prijs, onverschillig hoe hoog of hoe laag het vetgehalte was. Maar bij de coöperatie moest iedere boer zijn rechtmatig aandeel in de opbrengst hebben. Om dat uit te rekenen was het nodig de melk op vetgehalte te onderzoeken en daarnaar uit te betalen. Later heb ben de particuliere fabrieken dat overgenomen, hoewel daar van gelijkheid van prijs nog altijd geen sprake is. Willen ze b.v. een boer van de coöperatie afhalen, dan betalen ze hem tijdelijk een hogere prijs dan een andere. By de coöperatie krijgt ieder wat hem toekomt. Het waren de coöperaties, die krachtens hun be ginsel het systeem van betaling naar vetgehalte invoerden en daarmee de grondslag legden voor de algemene vee-verbetering. Was er geen zuivel- coöperatie, dan zou de prikkel daartoe verdwijnen. van het meikveehoudersbedrijf op hoger plan. bij de melk. Met akkerbouwproducten behoeven we zo'n haast niet te maken en met slachtvee ook niet. Maar melk, dat is iets aparts, daar moet dade lijk iets mee gedaan worden, anders is 't te laat. De lezer heeft er misschien nooit aan gedacht, dat in deze lastige eigenschap van de melk een der grootste oorzaken zit van het ontstaan van de coöperatieve zuivelindustrie. Dat zit n.l. zo: Toen het zelf boter en kaas maken van de boer derijen verdween (al dat werken-in-het-klein was niet meer rendabel) ontstonden er fabrieken. In het begin waren er veel meer particuliere dan coöperatieve fabrieken en waar geen coöperaties waren, hadden de eersten het voor het zeggen. De boeren moesten immers van hun melk af, anders bedierf ze. Op zelfverwerking waren ze niet meer ingericht en zo kon de particuliere zui- velfabrikant zelf de prijs bepalen van de melk. Ja, dat kon hij, zolang er geen andere zuivelfabriek in de buurt was. Wat een wonder, dat de particuliere industrie alles deed om te voorkomen, dat de boeren zelf fabrieken gingen stichten! Maar ze deden het toch, die boeren, als het hun al te gortig werd en de particuliere fabrikant hun niet voldoende voor de melk wilde betalen. De jongelui van vandaag kunnen zich het haast niet meer voorstellen maar het stichten van een coöperatief fa briekje was destijds geen gemak kelijke onderneming omdat men op dit gebied nog geen ervaring had en er nog geen organisaties waren om hen voor te lichten. Ook de boerenleenbanken waren, zo tussen 1890 en 1900, nog niet zo sterk en zo talrijk als op het Orro,-»hljk: zod^t er met zo gemak kelijk aan geld was te komen als tegenwooruig. En toch ligt dat zo voor de hand dat de boeren geen eigen fabrieken kunnen missen. Als een aantal boeren een eigen fa briek hebben, zijn ze met één slag beschermd tegen het gevaar, dat ze gedwongen door de geringe duurzaamheid van de melk met een te lage prijs genoegen moeten nemen, Dat is punt 1. Over het hele land zijn er ruim 420 coöperatieve fabrieken en 170 particuliere. Gewestelijk zijn de coöperaties verenigd in zuivelbonden, waarbij Zeeland samen doet met West-Brabant. Er zijn acht van deze bonden, die gezamenlijk een federatie vormen, de Koninklijke Nederlandse Zuivelbond, waarvan het Secretariaat in Den Haag is geves tigd. De vorige zomer heeft deze centrale zuivelorga- nisatie een film laten maken, waarin het werk van de zuivelcoöperaties wordt uitgebeeld. De film heet: „In Eigen Handen", omdat er in aangetoond wordt, dat de boer, om sterk te staan, de zuivel industrie in eigen handen moet houden. Het is een mooie speelfilm, één van de beste films, die ooit in Nederland zijn gemaakt. Als er een vertoning in Uw buurt komt, verzuim dan niet er heen te gaan. C. F. ROOSENSCHOON. pT SBPS ~r~i Nauwkeurig vetgehalte bepaling is de grondslag van een rechtvaardiger prijs. De coöperatieve zuivelindustrie is de voortzetting Geen zorg over dt verwerking van de melk,

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1951 | | pagina 4