Wij l&zen UIT DE PROVINCIE VOORD een lijvig uit ruim 450 bladzijden bestaand boek werk met de titel: De „vraagpunten" der Groninger Maatschappij van Landbouw 18521941, dat werd samengesteld door de heer N. G. Addens, die enige jaren geleden ook het Gedenkboek van deze Maatschappij ver zorgd heeft. Het boek is zeker niet geschikt om in één adem uit te lezen en het dan weg te leggen, doch veeleer is het een nasla-werk met rijke ervaringen, ver zameld in een negentigjarige periode. De Groninger Maatschappij van Landbouw komt ongetwijfeld de eer toe op dit gebied pionierswerk verricht te hebben, daar van de zusterorganisaties alleen de Veenkoloniale Boerenbond (1918), de Friesche Maatschappij van Landbouw (1919) en de Zeeuwsche Landbouw Maatschappij (1933), dit systeem van vraagpunten kennen, en het ook niet tot de jarenlange regelmaat van uitgifte als de Groninger Maatschappij gebracht hebben. Het doel wat men zich in het begin met deze vraagpunten stelde was vrij beperkt. Het systeem van de prijsvragen, waarbij dus individuele deel name op de voorgrond stond, voldeed niet door de geringe deelname, en is dan ook een aantal jaren na de invoering der vraagpunten geheel opge houden. Men zou het doel aldus kunnen omschrijven: Wanneer het bestuur zich op langere termijn ge steld zag voor beslissingen, legde het de vragen voor aan de afdelingen, die dan door het beant woorden hun mening kenbaar konden maken. Doch reeds vrij spoedig werd dit doel ruimer gesteld, en mede gericht op het verzamelen en openbaar maken van ervaringen en inzichten der leden t.a.v. actuele landbouwvraagstukken. Op deze manier werden de vraagpunten meer gemaakt tot voedsel om de afdelingen te steunen, in hun activiteit. Dat de betekenis hiervan ook wel duidelijk werd ingezien kan blijken uit het volgende antwoord op een in 1856 uitgeschreven prijsvraag: „Aan de leden ener landbouwvereniging, onder welken naam ook werkzaam, niets meer over te laten dan de verdienste van bij te dragen, hetgeen •het reglement voor het lidmaatschap heeft vast gesteld, is het zekerste middel tot haar spoedige ontbinding, terwijl in het op de ruimste wijze geven van het grootst mogelijke aandeel in de werkzaamheden aan de leden, die tot haar toe treden, het zekerste middel ligt opgesloten tot het ophelderen van inzicht en beschouwing, het aan wakkeren van den lust tot onderzoek, het ontwik kelen van zelfstandige kracht en het verzekeren van een gelukkige toekomst voor den landbouw." Tot zover deze aanhaling die als uitspraak ook voor onze tijd nog wel waarde heeft. In hoofdzaak kunnen de vraagpunten in de vol gende categorieën worden ingedeeld: A. Landbouwbedrijf. a. Bedrijfstechniek (Bodem en Bemesting, Plan tenteelt, Veeteelt, Werktuigen en Gebouwen), (b. Bedrijfseconomie (inrichting, beheer, con trole) B. Maatschappelijk leven (o.a. eigendom en pacht, waterstaat, onderwijs en voorlichting, landbouwindustrie, verkeer, verzekering, ar beidszaken). C. Wetgeving en bestuur (o.a. agrarisch recht, staatszorg voor de landbouw, belastingen, sociale wetgeving). Uit de honderden vraagpunten kozen we een aan tal om aan te tonen, dat wat wij actueel noemen ook wel eens 50100 jaar die naam droeg, en dat aan verschillende vraagstukken steeds opnieuw is ge werkt om ze tot een oplossing te brengen. In de jaren 1856 en 1867 kwam de vraag naar voren welke fabrieken voor landbouwproducten „met uitzicht op voordeel" zouden kunnen worden opgericht. Zou de geestdriftige stemming in de beantwoor ding hiervan ook niet mee hebben geholpen aan de de totstandkoming van de eerste strocartonfabriek in 1869? Enige tijd geleden schreef de heer Dorst in ons blad over de noodzaak meer aandacht te besteden aan de ploegdiepte. We vinden deze kwestie in de vraagpunten van de jaren 1857 en 1865, terwijl de kwestie in 1936 ook nog eens om de hoek komt kijken in het kader van de algemene grondbewer king. Uit de antwoorden blijkt echter wel dat concrete gegevens ontbreken, daar het al dan niet diep ploegen „wenselijk wordt geacht". In 1861 komt de drainage voor het eerst tel sprake en in 1865 de vraag hoe het toch komt dat gewassen op de drainreeks minder van droogte te lijden hebben, een kwestie die de laatste maan den in ons blad ook werd besproken. In 1892 wordt de wenselijkheid van een arbeiders pensioenfonds besproken, terwijl in 1904 de afde lingen gevraagd wordt de productiekosten van 1 kg melk te willen berekenen. Tegenwoordig zouden we die naar het L.E.I. verwijzennu kwam men tot de conclusie dat deze gemiddeld 4.62 cent bedroeg en schommelde tussen 3,79 en 5,70 cent per kg. Zou het niet aanbeveling verdienen een exploita- tLöwedstrijd uit te «ehrtfuen tussen verschillende bedrijven, »o vraajft men in 1907, en in 1922 wil men graag van de afdelingen vernemen of de onderlinge brandverzekeringsmaatschappijen aan de hieraan te stellen eisen voldoen. En helemaal in de tegenwoordige tijd komen we terecht wan neer in 1941 gevraagd wordt hoe de omvangrijke administratie die van overheidswege wordt opge legd vereenvoudigd kan worden. Met de publicatie der ingezonden rapporten was het in vele gevallen niet afgelopen. Vaak werden naar aanleiding van de rapporten besluiten geno men of conclusies getrokken, die dan ter kennis van de bevoegde autoriteiten werden gebracht; in verschillende gevallen met succes. Zo kwamen verschillende instellingen op land bouwgebied mede tot stand doordat de conclusies van de vraagpuntenrapporten ter kennis van de regering of andere instellingen werden gebracht. En de individuele landbouwer kon uit de rap porten aanwijzingen putten omtrent een zo ratio neel mogelijk gebruik van zijn 'bedrijf, wat in die tijd voor hen van groot belang was daar geen voor lichtingsdienst hem ter zijde stond. De grote veelzijdigheid van de vraagpunten moet dan ook in het licht van dien tijd gezien worden; een tijd waarin het toen nog niet zo omvangrijke technische werk nog practisch geheel door de land- Ibouwmaatschappijen werd behartigd. De levendige belangstelling welke de vraagpun ten der Z. L. M. de laatste jaren, getuige het be antwoordingsgetal, genieten, wijzen ongetwijfeld in dezelfde richting. Dit beantwoordingsgetal geeft de verhouding aan tussen het aantal inge zonden rapporten, en het aantal rapporten dat maximaal ingezonden zou kunnen worden en be draagt in het afgelopen jaar 57 en 61 Dat dit getal zeer bevredigend is kan blijken uit een vergelijking met dat van de Groninger Maat schappij over de periode 19181940, waarin 46 vraagpunten door de afdelingen werden behandeld. Dit beantwoordingsgetal 'bedraagt n.l. 46,9 Daar ook de vraagpunten in drie categorieën te weten A (landbouwbedrijf), B (maatschappelijk leven) en C (wetgeving en bestuur) verdeeld zijn, kunnen we dit ook doen met het beantwoordings getal. Het blijkt dan dat de op het landbouwbedrijf zelve betrekking hebbende vragen (A) de grootste belangstelling ontmoeten, welke belangstelling in de loop der jaren iets achteruit is gelopen en plaats maakt voor die van wetgeving en bestuur (C), waarschijnlijk tengevolge van de steeds verder gaan de overheidsbemoeiing. Opvallend is ook het eenvoudige karakter der vragen, zodat veel ruimte wordt gelaten aan het persoonlijke initiatief bij de beantwoording en men niet zo licht geneigd is de vragenstellers op de voet te volgen, met alle gevaren van dien. De belangrijkste betekenis van het voor ons lig gende boek dat een schat van gegevens bevat, is toch wel dat het ons nog eens overtuigd heeft van het grote belang dat voor individueel lid, commis sielid en afdeling gelegen is in een verantwoorde bestudering en beantwoording der vraagpunten. B. DINSDAG, 25 SEPTEMBER. dc dag, waarop de begrotingen van gedurende het winterhalfjaar te houden algemene land- en tuinbouw- cursussen bij het secretariaat der Z. L. M. moeten worden ingediend. GRAANREGELING OOGST 1952. Voor de broodgraanvoorziening is ons land in sterke mate aangewezen op de import van tarwe. Hierbij moet meer dan 80 in de dollargebieden worden aangekocht. Deze omstandigheden noodzaken om voor de oogst 1952 wederom een zodanige regeling te tref fen, dat de in eigen land verbouwde tarwe voor de broodgraanvoorziening beschikbaar komt. Voor tarwe zal dan ook een inleveringsplicht gehand haafd moeten blijven. De richtprijs voor tarwe van de oogst 1952 is inmiddels bekend gemaakt. De Minister van Landbouw, Visserij en Voedsel voorziening heeft voorts besloten, dat voor de oogst 1952 wederom een regeling zal moeten worden ge troffen ter voorkoming van verschuivingen in de verbouw van tarwe naar die van voedergranen. Het Bedrijfschap voor Granen, Zaden en Peulvruch ten heeft over de uitvoering van een dergelijke regeling nader overleg gepleegd met de Stichting voor de Landbouw. Als resultaat van dit overleg is besloten, voor de oogst 1952 een soortgelijke rege ling te treffen als de thans geldende. Dit betekent, dat gerst en haver niet behoeven te worden inge leverd, indien althans geen groter oppervlakte met deze gewassen wordt beteeld, dan met tarwe het geval is, in die gebieden, waar de tarweverbouw van belang is. Is dit niet het geval, dan zal over die oppervlakte gerst en haver, welke met deze pro ducten meer is ingezaaid dan met tarwe, een hoe veelheid van 2500 kg per ha verplicht ingeleverd moeten worden tegen een prijs, welke nu is vast gesteld, doch die in ieder geval lager is dan de prijs, die voor de tarwe gemaakt zal kunnen wor den. Inleveringsplicht voor voergranen geldt dus niet over een oppervlakte gelijk aan die, welke met tarwe op het desbetreffende bedrijf is bebouwd. Uitzonderingen. Deze regeling voor de voergranen geldt voor het gehele land, met uitzondering van de provincies Drenthe, Overijssel exclusief Noordoostpolder, Gel derland, Utrecht en Limburg, alsmede van de zand en veenkoloniale gebieden in de overige provin cies. Bovendien zijn gerst en gemengd gewas steeds van inlevering vrijgesteld, indien de met deze gewassen in totaal bebouwde oppervlakte niet meer dan 1 ha bedraagt. Ten aanzien van haver zal de eerste 2 ha zonder meer worden vrijgesteld en voorts, indien meer dan vier paarden op het bedrijf aanwezig zijn, voor ieder paard boven de vier, 50 are haver. Voor gemengd gewas waarin gerst en/of haver voorkomt, geldt dezelfde regeling als voor gerst. Voor gemengd gewas, waarin tarwe voorkomt, geldt de tarweregeling, terwijl voor dit gewas geen voergraan van inlevering wordt vrijgesteld. Voor die gerst, welke binnen het kader van deze regeling als brouwgerst zal worden bestemd, zal een nader vast te stellen brouwgerstpremie ge maakt kunnen worden. Van boerderij en organisatie SCHOUWEN EN DUIVELAND. In ons blad van vorige week hebben we de ver slagen van beide Zeeuwse consulentschappen over de wintertarwerassenproefvelden kunnen lezen. De lezer zal hebben geconstateerd dat er nog al wat verschil in beide rapporten aanwezig was d.w.z. in het ene rapport komt b.v. het ras Staring t. o. z. van Alba naar voren en in het andere is het verschil tussen Staring en Alba zeer gering. Vele landbouwers vragen zich thans af, welk ras ga ik uitzaaien. De ene voelt voor de Minister een ander voor Heine's VII en een derde houdt het bij de oude beproefde rassen. Het lijkt mij verstandig niet alles op één kaart te zetten, m.a.w. een gedeel te van de in te zaaien oppervlakte met een van de oudere rassen (Alba of Staring) en een gedeelte met een van de nieuwste aanwinsten, dus Heine's VII of Minister. Van de Heine's VII is bekend dat zij wintervast is, weinig gevoelig voor schot, het welk van de Minister niet gezegd kan worden. In verband met het matige tot slechte oogstweer, is het gewenst het uit te zaaien zaad op kiemkracht te onderzoeken. Dit voorkomt teleurstelling. De Zierikzeesche Nieuwsbode maakt de landbouwer er op attent, dat het zaad ontsmet dient te worden tegen kiemschimmels, etc. Dit willen wij gaarne onderschrijven. Geen korrel onontsmet in de grond. Vooral bjj niet al te beste kiemkracht is dit beslist noodzakeljjk. De gebouwde silo's, door de „Studiegroep" Schou wen en Duiveland, zijn op het bodemlakken na klaar. Er zijn er 96 gestort, voorwaar een mooi aantal. Naast deze gestorte zijn nog 50 platen silo's geplaatst. Voor a.s. najaar beschikken wij over circa 250275 silo's met een gezamenlijke in houd van 7000 m3. Wie had kunnen dromen, dat een dergelijk aantal binnen de twee jaar aan wezig zou zijn? Een mooi resultaat, doch we zijn er nog lang niet. Een volgend jaar gaan we op dezelfde voet verder. In het Z. Landbouwblad gelezen, dat wij eigenlijk met onze silo alleen nog niet klaar zijn. We moe ten er n.l. nog een opzetstuk bij aanschaffen. Het is net als bij de mechanisatie, men begint met een tractor en eindigt met een zelfrijdende combine. Ik hoor de opmerking al, ze kunnen het gemak kelijk schrijven doch wij moeten betalen. Inder daad is dit zo, doch aan de andere kant moet men bedenken, dat wij steeds verder moeten, stilstand betekent achteruitgang". Dus bestel tijdig uw opzetstuk. Van bevoegde zijde verneem ik, dat men reeds een opzetstuk, voor een 15 m3 silo, kan kopen voor circa 175, Gehoord dat er in Groningen een drainploeg is ontwikkeld die prima werk doet en geen al te grote trekkracht vraagt. In tegenstelling met de z.g.n. Spekhaak maakt zij een zeer smalle sleuf. De prijs van deze ploeg bedraagt 6000*Is dit iets voör ons SChduwse boeren?

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1951 | | pagina 4