Rijkslandbouwonderwijs HERDACHT I Bereikt Bereikte productieverhoging maakt de betekenis van het Landbouwonderwijs duidelijk JAAR IN NEDERLAND samenstelling vqn de besturen, de afbakening van het werkterrein, mede ten opzichte van de in te stellen verticale Productschappen en de toekom stige verhouding tussen de eigen standsorganisatie en het P.B.O. BEREAU BEROEPSKEUZE. Naar vernomen is, bestaan er in Zeeland plannen om te komen tot een Bureau voor Beroepskeuze. Mede gezien het grote belang, dat juist de Land bouwsector bij dit vraagstuk heeft, daar vele zoons van landbouwers voor de moeilijke keuze gesteld worden van het kiezen van een ander beroep, acht de vergadering een eventuele deelname van de Z. L. M. ten zeerste gewenst. De nodige stappen dienen hiertoe te worden ondernomen. VERZEKERINGSKWESTIE. Het rapport van de commissie ter bestudering van verzekeringskwestie wordt besproken. Alge meen acht men het juist om over te gaan tot het geven van voorlichting op dit moeilijke terrein aan die leden, die dit wensen. Deï plannen die de com missie heeft opgesteld zullen nader worden uitge- Minister S. L. Mansholt, die op de officiële her denkingsdag, Vrijdag 14 September 1951, op een plechtige herdenkingsbijeenkomst in de Wagening- se stadsschouwburg ...Tunushoff" het woord voer de, bezag de resultaten van de arbeid van de moderne, Nederlandse, Tryptolemos: „Het is sléchts te beseffen, wat het landbouwonderwijs voor ons land heeft betekend, als wij zien naar de bereikte productieverhoging in de landbouw, die ons in staat heeft gesteld gelijke tred te houden, ja, zelfs vóór te blijven op de steeds groter eisen, die een snelgroeiende bevolking ~voo~ haar voeding stelt. In de 75-jarige periode van 18761951 is de opbrengst van de tarwe per hectare toegenomen van 1750 kg tot 3500 kg, van de rogge van 1250 kg tot 2600 kg en de opbrengst der aardappelen is ver drievoudigd. Slechts door deze productieverhoging zijn wij in staat meer dan 10 millioen mensen te voeden op 2 V2 millioen hectare en bovendien nog voor honderden millioenen guldens jaarlijks te exporteren. Indien onze landbouw op het peil zou zijn gebleven van ons omringende landen, zou de voeding van het Nederlandse volk een zware last betekenen en zou het welvaartsniveau belangrijk lager zijn". Wijs en constructief. De bewindsman had zijn rede aangevangen met te herinneren aan de tachtiger jaren van de vorige eeuw, toen de Nederlandse landbouw door een dynamische ontwikkeling in de landbouw zware slagen kreeg. In die jaren zijn de eerste stekjes van het landbouwonderwijs geplant. Het getuigde van grote wijsheid om de moeilijkheden in de land- bouw op deze wijze tegemoet te treden. Onze land bouw was ten achter, hetgeen door het opkomen van nieuwe productiegebieden tot uiting kwam. Alleen door het versterken van de landbouw zelf, door het vermeerderen van de kennis van de boer zou een nieuwe basis kunnen worc-en gelegd. Het was constructief gedacht, dat verbetering van onze landbouwtechniek en verschuiving en verhoging van onze productie slechts zouden kunnen worden bereikt doo*- onderzoek en onderwijs en voorlich ting, een drie-eenheid, die de kennis tot de boer moet brengen. De oude Rijkslandbouwschool in Wageningen is uitgegroeid tot de tegenwpordige Landbouwhoge school, het centrum van onderzoek, dat de grote stimulans voor verbetering van onze landbouw is en niet alleen voor Nederland. Naast de Land bouwhogeschool en enkele middelbare scholen, is het lager en middelbaar onderwijs uitgebreid van 1 school met 40 leerlingen in 1876 tot 257 lagere land- en tuinbouwscholen, 2100 cursussen en 50 winterscholen, met een totaal van jaarlijks circa 55.000 leerlingen. Veel is te danken aan de een voudige landbouwonderwijzer, die de kennis tot de boer bracht. De landbouwvoorlichting steunt op „Wageningen". Door grotere specialisatie dreigt er evenwel scheiding te komen tussen onderwijs en voorlichting en dat is verkeerd. Wij moeten zor gen, dat onderwijs en voorlichting gedragen wor den door één gedachte, zodat de ontwikkeling in goede banen moet worden geleid en wijziging in w*rkt. In het Landbouwblad zullen, zodra moge lijk, de nodige publicaties worden geplaatst. RAPPORT LANDBOUWVOORLICHTING. Een commissie, ingesteld door de landelijke Stich ting voor de Landbouw, heeft een uitvoerig rap port uitgebracht over de werkwijze van de land- bouwvoorlichtingsdienst en eventueel hierin aan te brengen wijzigingen. Een der belangrijkste pun ten is wel het streven naar meerdere decentralisa tie en het hierdoor nader brengen van theorie en praktijk. Mede-zeggenschap van de boer lijkt zeker gewenst. De vergadering spreekt haar mening over een en ander uit en geeft aan de vertegenwoordigers in het K.N.L.C. enkele punten mede, die deze in de vergadering van het K.N.L.C. naar voren zullen brengen. BOERENWERKEN. De Rijkscultuurconsulent, de heer Ir Franke, geeft een overzicht van de nieuwe regeling van de boerenwerken en beantwoordt de hem gestelde vra gen. Op verzoek van de Voorzitter zal de heer Franke in een artikel een en ander publiceren. de opleiding te overwegen valt. De ontwikkeling moet weerslag vinden in de programma's der scholen, met meer aandacht ook voor de opleiding der landarbeiders en vooral: geen verstarring. Hoger productie. De snelle toeneming der wereldbevolkin 7 nood zaakt tot productieverhoging, want als oe land bouw niet meer weet op te brengen dan in verhou ding tot de groei van de bevolking nodig is, zullen spanningen ontstaan, die gevaar opleveren voor een duurzame wereldvrede. De bevolking van grotere productiegebieden zal tot hogere ontwik- H. JE ontwikkelingsgang van „Wageningen" ver- der volgende, zien we, dat in 1879 een bijzon dere cursus in tropische landbouw aan het onderwijs werd toegevoegd en fn 1883 een defini tieve regeling van het onderwijs in houtteelt (bos bouw) zowel met betrekking tot Indië als Nederland zelf tot stand kwam. In 1896 werd als vierde afdeling een 2-jarige tuin bouwschool gesticht. De vier afdelingen kregen nu elk een eigen directeur. Directeur van „A" werd de heer J. van Dam en van „B" de heer L. Broe- kema, welke laatste aan de universiteit van Halle (Duitsland) in de landbouwkunde had gestudeerd en reeds sinds 1877 als leraar aan de school ver bonden was. De heer Broekema werd bovendien als hoofddirecteur aangewezen, daar de 4 afdelin gen administratief één geheel bleven vormen. De afdeling B stelde voortaan als eis van toelating: diploma 5-jarige H.B.S. Ze kreeg in verband met de bredere basis van haar programma de naam „Hogere Land- en Bosbouwschool". In haar waren nu het hoogste land- en bosbouwonderwijs, zowel voor de tropen als voor Nederland zelf verenigd. De tuinbouwschool bleef voorlopig nog een vak school van lagere rang en eerst bij de reorganisatie van 1904 zou ook het tuinbouwonderwijs op het plan van hoger onderwijs kome». In genoemd jaar 1904 werd de school gesplitst in 4 zelfstandige afdelingen. Zo ontstonden: a. de „Rijks Hogere Land-, Tuin- en Bosbouw school" (dus voortgesproten uit de afdeling B.) keling moeten worden gebracht en wij zullen moe ten mede helpen. Zestig procent der wereldbevol king werkt in de landbouw en dat is de helft te veel. Daardoor staat de landbouw in grote gebie den op laag peil met roofbouw en uitmergeling van de grond, met onvoldoende welvaart als gevolg. De oplossing kan, naast de industrialisatie, gevon den worden bij het onderwijs en wel in de eerste plaats landbouwonderwijs in die gebieden. Ook daar de landbouwonderwijzer, die ook voor Neder land een zegen is'geweest. Vijf en zeventig jaar landbouwonderwijs in Nederland kan de wereld tonen, wat hiermede bereikt kan worden, Zo be zien heeft het jubileum ook internationaal beteke nis. Aan het slot van zijn rede wendde de Minister zich in het bijzonder tot Dr. Ir. D. S. Huizinga, president-curator van de Landbouwhogeschool, die zijn leven in dienst heeft gesteld van het landbouw onderwijs en wien de bewindsman de bevordering tot commandeur in de orde van Oranje Nassau bekend maakte. Ook tijdige beroepskeuze nodig voor agrarische Jongeren. „De begrensde opname-capaciteit van de land bouwbedrijven betekent, dat vele jongeren, zowel zoons van landbouwers als landarbeiders, naar andere beroepen zullen moeten overgaan of emi greren". Aldus Ir. N. van Vliet, Directeur van het Landbouwonderwijs in zijn rede ter herdenking van het 75-jarig jubileum van het Rijkslandbouw- onderwijs, welk jubileum Vrijdag 14 September '51 te Wageningen officieel werd herdacht met een herdenkingsbijeenkomst in de schouwburg „Junus- hoff". Ir. Van Vliet bezag de historische ontwikkeling van het landbouwonderwijs, sprak over de beteke nis van het landbouwonderwijs en beantwoordde de vraag of het landbouwonderwijs aan de gestelde taak heeft voldaan, bevestigend, namelijk of het landbouwonderwijs zijn bijdrage heeft geleverd om de resultaten van het landbouwkundig onderzoek snel te brengen binnen het bereik van allen, die aan de bodemproductie medewerken; zowel ter wille van die bodemgebruikers zelve, als ten be hoeve van de gemeenschap, waarvoor- zij in een zó primaire behoefte voorzien. Bij de behandeling van de vraag of onze land bouwscholen een onvoldoende capaciteit zouden bezitten om in de toekomst die categorieën op te vangen, dié thans nog zonder voldoende vakonder wijs zijn gebleven, kwam Ir. Van Vliet tot zijn in de aanhef aangehaalde uitspraak. Voor de emigran ten, die elders in de landbouw werkzaam willen zijn, zal landbouwonderwijs minstens even nodig zijn. Hun aantal is echter nog betrekkelijk gering. Het overgrote deel dergenen, voor wie een ratio neel gevoerd landbouwbedrijf geen plaats meer biedt, zal zijn toekomst moeten vinden in d? in dustrie. Maar daartoe is het nodig, dat de nijver heidsscholen deze jongeren kunnen opvangen, op dat zij niet als ongeschoolden hun weg moeten zoeken. Hiertoe zal samenwerking, geen concur rentie, tussen landbouw- en nijverheidsonderwijs nodig zijn. Doch bovenal zal het vraagstuk van een tijdige beroepskeuze voor deze jongeren gron dig moeten worden aangepakt in samenwerking met landbouworganisaties, -scholen en -onderwijs. b. de „Rijks Landbouwschool" voortgekomen uit A.) c. de Rijks Tuinbouwschool, d. de Rijks H.B.S. (inmiddels met 5-jarige cursus). De Rijks Tuinbouwschool bleef niet voortbestaan en haar gebouw en terrein kwamen ter beschik king van de R. H. L. T. B. S. Tenslotte stonden dus twee landbouwonderwijs- instellingen te Wageningen naast elkaar. De hoog ste inrichting, de Rijks Hogere Land-, Tuin- en Bos bouwschool, had het karakter van een hoge school gekregen. Ze werd kortweg aangeduid als de „H. L.". Er werd „college gelopen" en men kende er de „vrije" studie. Schoon geen hoge school nog krachtens de wet, noemden de leerlingen zich toch student. In dit verband is het niet onaardig te memoreren hoe Prof. Pitsch op de hem eigen wijze zo typisch zeggen kon: „de heren noemen zich wel student, maar ze zijn geen student". Het onderwijsprogramma sloot aan op de 5-jarige H.B.S. Na een cursus van 3 jaren kon behaald worden het diploma van: Nederlands of Indisch landbouwkundige, tuinbouwkundige, Nederlands of Indisch bosbouwkundige en landbouwscheikun- dige. Er waren dus 6 studie-richtingen. Op deze 3-jarige cursus sloot aan de studie voor de akten land-, tuin- en bosbouwkunde M.O.. Hier waren mede gemoeid: één jaar practijk en één jaar spe ciale studie, al naar de richting. Aan deze school vonden o.m. de toenmalige rijkslandbouwleraren, houtvesters, rentmeesters, landbouwscheikundigen en Indische hoofdemployé's voor de cultures hun 75 jUR ter gelegenheid van het 75-jarig jubileum van het Rijksland bouwonderwijs uitgegeven jubileum tegel vergelijkt in het rand schrift het landbouwonderwijs met Tryptolemos, die als pupil van Demeter, de godin van de landbouw, naar de aarde werd gezon den om de mensen in de landbouw te onderwijzen: „Ik ben als Tryp tolemos, uitgezonden om de mensen de landbouw te leren". ai*Jl»ou«»cnJ«ra)ajs

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1951 | | pagina 2