eeuwóe
3£erkbocle
Politieke terugblik
MUN COLLEGA
„Veranderende moraal
bij Rome?"
21e JAARGANG No. 33
23 FEBRUARI 1967.
,.Ik worstel
en ontkom"
OFFICIEEL ORGAAN TEN DIENSTE VAN DE GEREFORMEERDE KERKEN IN ZEELAND
Redactie Ds. W. H. Gispen, Terneuzen Ds. B. Wentsel, Brouwershaven Ds. G. van Wilgenburg, Middelburg.
Correspondentie-adres Littooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg.
Medewerkers J. A. van Bennekom, Middelburg Dr. A. J. Boom, Vlissingen Ds. J. Bosman, Vrouwenpolder
Ds. M. V. J. de Craene, St. Laurens Ds. H. Eikelboom, Heinkenszand Drs. A. Elshout, Koudekerke
Ds. W. Kats, Apeldoorn Ds. A. G. Kornet, Vlissingen Dr. P. C. Kraan, Vlissingen
Ds. G. S. Oegema, Arnemuiden Ds. D. Ringnalda, Middelburg Drs. J. Vlaardingerbroek, Ermelo.
Abonnementsprijs
4,per halfjaar
bij vooruitbetaling
Advertenties
15 cent per mm.
Bij abonnement lager
Losse nummers 15 cent
Drukkers-Uitgevers
Littooij Olthoff
Spanjaardstraat 47
Middelburg, tel. 24 38
Giro no. 4 22 80
I. De uitslag.
De met spanning tegemoetgeziene verkiezingen zijn achter de rug. De resul
taten waren in sommige opzichten niet, maar in bepaalde facetten wel ver
rassend.
Dat de K.V.P. terug zou lopen werd wel verwacht. Na de „nacht van
Schmelzer" was er een openlijke ontevredenheid te constateren. Toch was in
politieke debatten, b.v. voor de televisie, deze zelfde Schmelzer behoorlijk sterk
en overtuigend, met name in zijn dispuut met Den Uijl. En dan nu toch een
fors verlies, dat te denken geeft.
De Anti-Revolutionaire partij heeft twee zetels gewonnen. In de Nederlandse
verhoudingen is dat veel. Men kan dit succes natuurlijk toeschrijven aan een
..Jelle-effect", maar dit behoeft het niet alleen te zijn. Het bleek me uit ge
sprekken, dat de frisse aanpak vanuit een evangelische visie mensen aansprak.
De uitslag is een bewijs dat men niet zeggen kan, dat „confessionele" partijen
zonder meer uit de tijd zijn. De wens is bij sommigen de vader van de gedachte.
Maar we zijn dankbaar, dat deze verkiezingen op dit punt een positieve taal
spreken. Ook in Zeeland
Jammer, dat de C.H.U. een zetel verloor. Misschien was het vertrouwen op
eigen stabiliteit daar wel eens wat te groot. En kan deze uitslag in die kring
tot een nieuwe oriëntatie leiden, en een stimulans zijn tot wat meer samen
werking.
De Partij van de Arbeid komt met heel wat zetels minder terug in de Kamer.
Het bevreemdt mij niet helemaal. De wijze, waarop de laatste tijd oppositie
werd bedreven, vond ik bepaald niet prettig en opbouwend. De karavaan was
een vondst, maar de debat-methode Den Uijl deed het voor mijn gevoel niet.
Denigrerend sprekend over „mooie volzinnen van Meneer Schmelzer", en het
stellen van „ik heb hem voorlichting gegeven" bereiken het tegengestelde van
wat men beoogt. De „ruk naar links" baatte ook niet. Ik betreur het dat de
P.v.d.A. zich zo agressief heeft opgesteld. Gaarne zag ik eéh mogelijkheid tot
samenwerking van progressief-sociale partijen en mensen, nationaal en inter
nationaal. Maar dan moet men het niet te moeilijk maken.
Dat de V.V.D. iets vooruit zou gaan was wel te verwachten. Toxopeus is
een gladde vogel en weet de zaak wel te verkopen. Hier heeft de oppositie dus
blijkbaar enige, zij het kleine, winst opgeleverd. Wat er mee bereikt kan wor
den, zie ik echter niet. Dat geldt ook voor D 66, een nieuwe partij die een ver
rassend aantal zetels krijgt (7). Weer een uiting van onbehagen? Maar zal
dit het functioneren van de parlementaire democratie bevorderen Ik betwijfel
het. Hetzelfde is het geval met de zetelwinst van de Boerenpartij.
Genoeg over de uitslagen. We mogen wel wijsheid toewensen aan de man,
die nu een weg naar een nieuw kabinet moet zoeken. Het zal niet meevallen.
Terugblik II. Vereenzelviging.
In een verkiezingsstrijd worden veel opmerkingen gemaakt, die je met een
korrel zout moet nemen. En met de nodige humor. Zoals die opmerking van
Biesheuvel tegenover Den Uijl „In een zwak moment vind ik U aardig En
even later „Nu is mijn zwakke moment voorbij, want dat is nonsens Niet
onduidelijk, maar de toon maakte de muziek.
De uitdrukking waar ik het meest van geschrokken ben en waar ook een
benadering met humor onmogelijk is, kwam van Hans van den Doel. Ik bedoel
zijn uitspraak, gedaan voor de televisie, en ook neergeschreven in een blad
(„In de tussentijd"): „God is niet dood, maar God is rood".
Dat is erg. Men heeft vaak gesproken over het euvel van de vereenzelviging.
Men waarschuwde tegen het gebruik van het woord christelijk, of van evan
gelisch, en ik kan daar iets van aanvoelen, al deel ik de bezwaren tenslotte niet.
Als je vanuit een christelijk beginsel wilt denken en handelen, dan is dat geen
vereenzelviging, geen claim leggen op het christen-zijn, maar een opdracht, die
je stimuleert. Ik zou niet graag zeggen Christus is A.R., of C.H., omdat ik
dat ongepast vind, in de buurt van profanie. Met een verbinding „evangelische
politiek" ligt dat anders. Ik heb al eerder getracht de bedoeling er van te ver
klaren.
Maar nu die ontzettende uitdrukking God is rood. Ik kan mij voorstellen,
dat Bruins Slot reageerde met„Dat is nu een opmerking, waarvan ik gruw".
Inderdaad, hier is de grens overschreden. Ik kan respecteren als een christen
meent socialist te moeten zijn, al heb ik grote bezwaren. Maar op deze wijze
kun je God niet voor je karretje spannen. Dit is „beeldendienst", het eigen
machtig maken van een godsbeeld, waarbij je dan meent dat een ander dit nog
moet aanvaarden ook. Met zo veel klem werd het wel gezegd. Degene, die de
inhoudsopgave van het januarinummer van „In de tussentijd" verzorgt, heeft wel
gevoeld dat het wat ver ging door „rood" tussen aanhalingstekens te zetten.
In het artikel zelf staan ze niet. „Het lijdt geen twijfel God is niet dood, maar
God is rood" (pag. 3).
De argumentatie, waar dit op rust, noemt de lofzang van Maria en de Berg
rede. Bijbelgedeelten, die ik in een vorig artikel citeerde om de noodzaak van
evangelische politiek te adstrueren. Maar de conclusie „God is rood" is een
m.i. ontoelaatbare vereenzelviging vanuit het socialisme. Laten we wat voor
zichtiger over God spreken. Laten we zuinig zijn met woordspelingen, waarbij
Hij betrokken is. De term „God is dood" heeft voor een gelovige iets Gods
lasterlijks. En de daarop volgende rijmende zin zit er voor mijn gevoel ook niet
ver af.
Als dit nu de steun van een christen aan het socialisme moet zijnIk
kan mij voorstellen, dat ongelovige socialisten het een prachtige vondst achten.
Op een P.v.d.A.-vergadering die ik eens meemaakte, zei de voorzitter „Ik
begrijp niets van het geloof, maar u hebt gehoord, het steunt het socialisme"
(Scheps had gesproken).
De P.v.d.A. waardeert het in haar leden, zo zegt het program (art. 53),
als ze het verband tussen levensovertuiging en politiek inzicht in hun politieke
arbeid duidelijk doen blijken. Dat zal wel waar zijn. Als de socialistische ge
dachte maar verrijkt wordt. Dat is al een onaanvaardbare probleemstelling.
Maar als het dan ook nog gebeurt met een proclamatie God is rood, dan is
dit helemaal verwerpelijk.
Veel christenen zullen zich hieraan hebben gestoten en zich wellicht van de
P.v.d.A. hebben afgewend.
Ik hoop, dat, als er christenen in de P.v.d.A. blijven, zij een betere inbreng
zullen hebben. En zich niet verder vervreemden van hun mede-christenen, b.v.
in de „confessionele" partijen. Er is veel wat ons verbindt. De roep om sociale
gerechtigheid spreekt ons aan. Architectonische critiek blijft nodig, in maat
schappij en samenleving. Maar laat het dan verantwoord worden gebracht,
verdedigd en gestimuleerd. Het would-be-extreme werkt afstotend.
Ook in dit verband zou ik de opmerking van Ds. Ruitenberg in „Tijd en Taak"
(31 dec. 1966) een plaats kunnen geven „Doorbraak wil niet zeggen, dat wij
ons zindelijk tegenover alle geloven en ongeloven gedragen (dat ook), maar
dat we de diepere gezichtspunten meeverdisconteren in het gehele denken en
bewegen en handelen van een niet-sectarische P.v.d.A. De vergissing om Patijn
(met „C.H.U. mentaliteit") niet te kandideren is een ernstige, die zich, als bij
alle fouten op geestelijk vlak, pas na verloop van tijd zal wreken".
Jammer voor Patijn.
Jammer, dat woord van v. d. Doel.
Jammer voor de P.v.d.A.
W. KATS.
Br. Schoolland draagt de predikanten
een goed hart toe. Daar is hij ook
ouderling voor. Maar door het klate
rend verslag van Ds. Arent de Graaf
voelt hij zich pijnlijk in de wiek gescho
ten. Zelf gebruikt hij voor zijn onbe
hagen een ander beeld „Ik kreeg een
kil gevoel om mij heen. Zo ongeveer,
als je op een hete dag plotseling een
koelkamer binnenstapt". Hij bekogelt
Ds. De Graaf met een serie vragen.
Ie. Op welk vlak wordt een dominee
verheven Een dominee's-kaste
2e. Zijn ouderlingen nog wel in staat
met de predikanten de kerk te re
geren
3e. Kan een dominee zich „happy"
gevoelen, wanneer hij geen vrien
den in zijn kerk mag hebben, bij
wie hij zijn problemen eens kan
uitspreken Moet hij daarmee be
slist wachten tot de volgende „Mi
nisters Conference".
Hij wil Ds. De Graaf er aan herin
neren, dat vele grote geesten in hun
leven steun ondervonden hebben van
eenvoudige zielen, die groot waren in
het geloof in hun Heiland. Had ook
Christus Zelf niet zijn intieme vrienden
in Johannes, Jacobus en Petrus
In z'n reactie op de reactie erkent
Ds. De Graaf, dat hij de pap misschien
wat te heet op de tafel gebracht heeft.
Hij is nog maar vijf jaar in het ambt
en constateert met dankbaarheid, dat
de gemeente zo heel veel van hem „ge
nomen" heeft. „En het is om de ge
meente, dat hij geen aparte vrienden
kring om zich heen kan hebben. Dan
zouden anderen het gevoel kunnen krij
gen „er maar bij te hangen". Kameraad
schap van collega's onderling en de ver
houding van een predikant tot zijn ge
meente zijn grootheden van verschil
lende soort en niet met elkaar te ver
gelijken. Van één ding kan br. School
land zeker zijn „Als het er om gaat
wat in het hart van een predikant de
grootste plaats inneemt de kame
raadschap op gelijke voet met collega's
of de liefde voor de gemeente, dan is
het laatste zonder meer het sterkst".
Och, we kunnen uit deze discussie
concluderen, dat de presbyter en de
pastor het roerend met elkaar eens zijn.
Als twee hetzelfde zeggen, is het vaak
ongelijk. Maar men kan ook tegen el
kaar in schrijven of spreken, en toch
ten diepste van één gevoelen zijn. De
presbyter wil, dat de pastor z'n „hap
piness" in de gemeente zal vinden. En
al wil de ouderling z'n predikant niet
op een ivoren toren plaatsen, toch moet
de dominee „er boven blijven". Wat
echter niet betekent, dat hij in zijn
ambts-eenzaamheid op geen enkele
wijze steun en mee-leven, vermaning en
terechtwijzing van kerkeraad en ge
meente begeert te ontvangen.
D.V. meer hierover in een volgend
artikel. Het kan even op zich laten
wachten, want de kleine trek naar de
nieuwe Wehme is begonnen. Weet U
nog, wat o m op deze trek mee-gaat
Als ik het van U hoor, stuur ik een
attentie.
G. S. O.
Onder deze titel hield ik, op uitno
diging van de kerk van Boechout en
kele weken geleden, 'n spreekbeurt. Het
wil mij voorkomen dat de vragen die
daar leefden ook wellicht hier en daar
van belang zijn en daarom besloot ik
ook er in ons blad enkele beschouwin
gen aan te wijden.
Het is duidelijk voor wie de veran
deringen bij Rome gadeslaat, dat er ook
op moraalgebied (ethiek) heel wat aan
het veranderen is. Zaken die vroeger
zonder meer vaststonden, zijn nu op de
helling geraakt, en de rooms-katholiek
zelf vraagt zich af waar zijn kerk naar
toe gaat. Het is immers duidelijk, dat
b.v. na het opheffen van het vleesder-
ven, om maar iets te noemen, menigeen
zich als r.k. de vraag stelt waarom
ging men vroeger als men vlees at op
vrijdag, terwijl men niet onder de uit
zonderingen viel, zonder daarover be
rouw te hebben, naar de hel, terwijl het
nu zonder meer wordt afgeschaft De
zelfde vraag zou men kunnen stellen
naar voor wat aangaat het communi
ceren (vroeger nuchter zijn niets
meer gegeten hebben sinds middernacht,
nu 'n uur voor men ter communie gaat)
Ook het weigeren van de sacramenten
aan de uit de echt gescheidenen heeft
'n verandering ondergaan. Vroeger
werd immers aan deze mensen ieder
sacrament geweigerd, op grond van het
feit, dat het huwelijk onverbreekbaar
was en dat er geen enkele reden be
stond om scheiding aan te vragen (wel
die van tafel en bed, dus van samen-
leven), terwijl nu deze mensen onder
zekere voorwaarden wel kunnen biech
ten en communiceren, terwijl ze bur
gerlijk gescheiden zijnZeker, ook
op huwelijksgebied gaven in de jaren 40
al heel wat theologen toe dat de on
verbreekbaarheid van het huwelijk on
der alle omstandigheden slechts 'n po
sitieve kerkelijke wet was, maar ze
meenden toch nog vol te moeten hou
den, dat dit bindend was voor ieder
huwelijk en dat huwelijksontrouw geen
reden tot scheiding kon inhouden. Ze
verlegden dus wel het accent (van po
sitieve goddelijke wet naar positieve
kerkelijke wet), maar de conclusie bleef
dezelfde.
Nu zou ons iemand kunnen vragen
of we niet blij zijn met al deze verande
ringen Zeker zijn wij daar blij mee,
en wij zijn er dubbel gelukkig mee, om
dat deze veranderingen wellicht voort
komen uit 'n beter lezen van de Bijbel.
We hebben echter wel een vraag aan
Rome nl. deze, zou het niet veel beter
zijn dat Rome in deze, definitief afstapt
van het feit, dat zij als kerk het recht
heeft om zo maar, zonder meer, te er
kennen dat ze in aan haar binden van
de gelovige aan kerkelijke wetten, met
'n zodanige draagwijdte, fout is ge
weest
Nu weet ik wel, dat dit geen gemak
kelijke zaak is. Men zou zelf kunnen
zeggen dat het veel beter is dat ze dit
in de praktijk toegeeft door de zaken
successievelijk af te schaffen, dan dat
ze dit officiéél erkend. Toch geloof ik,