^^eeuwóe
HET a.s. NEDERLANDSE CONCILIE
ZIEKTE en GENEZING
MIJN COLLEGA
OFFICIEEL ORGAAN TEN DIENSTE VAN DE GEREFORMEERDE KERKEN IN ZEELAND
Redactie: Ds. W. H. Gispen, Terneuzen Ds. B. Wentsel, Brouwershaven; Ds. G. van Wilgenburg, Middelburg.
Correspondentie-adres Littooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg.
Medewerkers J. A. van Bennekom, Middelburg Dr. A. Boom, Vlissingen Ds. J. Bosman, Vrouwenpolder
Ds. M. V. J. de Craene, St. Laurens Ds. H. Eikelboom, Heinkenszand Drs. A. Elshout, Koudekerke
Ds. W. Kats, Apeldoorn Ds. A. G. Kornet, Vlissingen Dr. P. C. Kraan, Vlissingen
Ds. G. S. Oegema, Arnemuiden Ds. D. Ringnalda, Middelburg Drs. J. Vlaardingerbroek, Ermelo.
18 AUGUSTUS 1966
21e JAARGANG No. 7
„Ik worstel
en ontkom"
r
Abonnementsprijs
4,per halfjaar
bij vooruitbetaling
Advertenties
15 cent per mm.
Bij abonnement lager
Losse nummers 15 cent
Drukkers-Uitgevers
Littooij Olthoff
Spanjaardstraat 47
Middelburg, tel. 24 38
Giro no. 4 22 80
v.j
Op 27 november a.s., eerste zondag
van de advent, zal in alle r.k. kerken
van Nederland 'n gemeenschappelijke
bisschoppelijke brief worden voorgele
zen, die 'n plm. twee jaar durend Ne
derlands concilie zal inluiden.
Het is duidelijk, dat dit concilie geen
dogmatische veranderingen in de leer
van de rooms-katholieke kerk zal aan
brengen. ,,Doel", aldus mgr. de Vet,
bisschop van Breda, „van dit concilie
is, een stuk verkondiging om meer ruim
te te geven aan de zoekende mens en
de kerkgemeenschap. Dit doel zal wor
den nagestreefd niet geïsoleerd van de
wereldkerk." Het doel van dit concilie
ligt dan ook voor alles op het praktische
vlak.
Ook zullen, aldus de Willebrodver-
eniging, die, zoals bekend, een mandaat
heeft gekregen van het r.k. episcopaat
voor onderhandelingen met andere ker
ken, vertegenwoordigers van andere
kerken worden uitgenodigd om zitting
te nemen in de centrale commissie.
Door juristen (van het r.k. kerkelijk
recht) is er echter reeds op gewezen
dat er naar aanleiding van dit concilie
waarschijnlijk moeilijkheden zullen ont
staan tussen Rome en Nederland. Deze
zullen in de loop van dit concilie dan
ook in overleg met elkaar moeten wor
den opgelost.
Als reformatorische christenen heb
ben we respect voor het initiatief van
de r.k. kerkgemeenschap. Het is immers
het eerste concilie van dien aard die
gehouden wordt. Aller ogen zullen dan
ook op Nederland gericht zijn en mo
gelijk zullen vele landen nadien profi
teren van wat hier is gebeurd.
Daarom willen we ook pogen enkele
wensen naar voren te brengen. Aller
eerst zal dit concilie zekere desiderata
tegenover Rome moeten formuleren.
We denken, om mede praktisch te den
ken, in de eerste plaats aan de gemengd
gehuwden, waar èn reformatorische
kerken èn de rooms-katholieke kerk el
kaar in de praktijk ontmoeten. Zou het
niet mogelijk zijn dat het concilie de
wensen van pater J. van Klisdonk c.s.
tot de hare maakt In oekumenische
leergang, derde cyclus nr 10/11 vraagt
van Kilsdonk of de r.k. kerk niet zou
terugkeren naar de eerste eeuwen waar
in de jonge christelijke kerk het huwe
lijk aanvaardde zoals zij het aantrof,
nl. als 'n maatschappelijke verandering
voor de partijen in kwestie. Het huwe
lijk werd gesloten voor de burgerlijke
stand en dat huwelijk werd ook door de
kerk erkend. Met het aldus gesloten
huwelijk kon men tot de bisschop gaan
om de huwelijkszegen over het huwelijk
te vragen. Als nu, aldus van Kilsdonk,
het burgerlijk huwelijk voor iedereen
weer de grondslag van het huwelijk zou
worden, dan zou 'n kerkelijke inzege
ning niets meer zijn dan 'n afsmeken
van Gods zegen over 'n reeds bestaand
huwelijk en dan zou de kerk geen en
kel huwelijk ongeldig kunnen maken,
zoals ze het nu doet wanneer de niet
r.k. partij weigert te beloven dat hij of
zij zijn kinderen r.k. zal opvoeden.
'n Ander praktisch punt voor het ver
keer tussen de kerken over en weer is
het al of niet erkennen van eikaars
doopsbediening. Nu is in de praktijk de
erkenning van de doop, toegediend in
de r.k. kerk, door de reformatorische
kerken, 'n vaststaand feit. Omgekeerd
wordt wel eens, of liever, meestal, maar
in de laatste jaren in Nederland geluk
kig veel minder, de doop onder voor
waarde toegediend aan hem of haar die
protestant geweest is en rooms katho
liek is geworden. Er is op 't ogenblik
over de doop 'n gesprek aan de gang
tussen de 'r.k. kerk (het episcopaat) en
de hervormde kerk, en ook, zij het meer
op officieus dan op officiéél vlak, tus
sen de rooms-katholieke kerkgemeen
schap van Nederland en de deputaten
Reformatie-Rome" van de Gerefor
meerde Kerken in Nederland. Het zou
prachtig zijn wanneer hier 'n weder
zijdse erkenning zou worden uitgespro
ken, maar het zou m.i. nog mooier zijn
om dit besluit mede voor te leggen aan
Rome, opdat dit vraagstuk in wereld
perspectief zou worden aangepakt.
'n Derde punt, misschien wel een van
de moeilijkste opgaven, die we dan ook
als reformatorische christenen met de
meest welwillendheid willen benaderen,
is de vraag of men Rome niet zou kun
nen voorleggen om de andere kerken,
niet alleen te behandelen als „gemeen
schappen en kerken, die zich niet kun
nen verheugen in de eenheid, die Chris
tus gewild heeft, omdat zij de gehele
volheid van de heilsmiddelen niet zou
bezitten" (decreet over het oecumenis-
me), maar als volledige kerken, die al
len op zoek zijn naar de door Christus
gewilde eenheid.
In dit verband komt ook de vraag
aan de orde, of men, nu men toch bezig
is het kerkelijk wetboek te herzien, ook
can. 2314 niet uit het wetboek zou
schrappen, waar alle ketters en scheur
makers (die eens r.k. geweest zijn) zo
maar excommuniceerd en als eerloos het
bos worden ingestuurd. Niet dat dit op
(2)
DE GAVE DER GENEZING.
In de serie artikelen „Ziekte en Gene
zing" wil ik graag enkele aanvullingen en
correcties geven op de artikelen, die ver
leden jaar in de reeks „Gaven van Gene
zing" zijn verschenen.
Een enkele maal zult u in een artikel
een stukje aantreffen, dat vorig jaar ook
reeds werd afgedrukt. Ik heb zoveel mo
gelijk gewaakt voor herhalingen, maar zo
nu en dan moest volledigheidshalve wel
eens iets herhaald worden.
Dat is bijvoorbeeld in het eerste artikel
het geval. Ondanks het feit, dat de hele
serie gepubliceerd werd onder de titel
„Gaven der Genezing" leek het mij ge
wenst op dit charisme nog wat dieper in
te gaan.
Reeds in de evangeliën komen we
deze gave tegen voor het eerst bij de
uitzending van de discipelen. Jezus zond
hen uit, „en gaf hun macht over onreine
geesten om die uit te drijven en om alle
ziekte en alle kwaal te genezen"
(Matth. 10: 1).
Verder komen we in aanraking met
deze gave in Hand. 5:12.
Uit geen van deze teksten mogen
vérstrekkende conclusies worden ge
trokken. In de uitzending van de disci
pelen zien we duidelijk een opdracht en
toezegging van de Heer voor een be
paalde groep van Zijn volgelingen, ter
wijl ook uit de andere plaatsen in het
geheel niet blijkt, dat het charisma van
de genezing overal en voortdurend in
de Kerk aanwezig moet zijn. Evenmin
wordt ons beloofd, dat altijd alle zieken
genezen zullen worden.
In het gesprek met de pinksterbewe
ging komt vooral 1 Cor. 12:9 en 28
aan de orde, waar onder de gaven van
de éne Geest ook „gaven van genezing"
worden genoemd. Op grond van deze
teksten wordt dikwijls het verwijt tot
de kerk gericht, dat zij de haar ge
schonken gaven niet gebruikt. Men is
namelijk van mening, dat alle charis
mata, dus óók dat van de genezing, in
alle perioden van het bestaan der Kerk
geschonken en dus ook gebruikt moet
worden. Sommige menen zelfs, dat aan
ieder, die met de Heilige Geest gedoopt
is, alle gaven van de Geest ter beschik
king staan. Ieder zou dus ook de gave
van genezing moeten gebruiken. En
daarmee weer houdt de opvatting ver
band, dat een gelovige niet ziek be
hoeft te zijn. Zoals ieder, die de gees-
deze mensen veel effect maakt, maar
vooral in onderlinge verhouding is het
van belang dat men iemand die van
r.k. b.v. protestant geworden is, volle
dig als zodanig behandeld. Ook de r.k.
kerk moet in deze leren dat haar we
reldomvattendheid niet zover gaat dat
ze iemand tegen wil en dank in haar
kerk vasthouden, wat ze eigenlijk met
deze sanctie pretendeerd. Ik weet wel,
dat dit alles steunt op de grondpeiler
van het voor haar vaststaand feit van
de éne, ware kerk te zijn, maar in deze
oecumenische tijd is het van belang ook
dit alles eens onder de loep te nemen.
Behalve deze punten zijn er nog wel
andere, maar ik geloof dat deze drie
punten het perspectief van het voorge
nomen Nederlandse concilie niet te bo
ven gaat. Misschien zou iemand kun
nen zeggen dat ik toch telkens spreek
van 'n voorleggeii aan Rome^ en dat ik
daarmee het concilie óf te hoog óf on
derschat. Niets is van dit alles waar.
Ik ben mij er echter van bewust, dat het
in deze zaken gaat om dingen die de
ganse r.k. kerk raken. Het zou echter
wel van belang zijn dat de rooms-katho
lieke kerk in ons land alvast in deze en
in andere punten naar 'n praktische
oplossing zoeken.
We wensen dan ook het Nederlands
concilie veel heil toe en hopen het zo
goed mogelijk op de voet te volgen.
M. V. J. DE CRAENE.
tesdoop heeft ontvangen, het charisma
mag gebruiken om een genezing tot
stand te brengen, zo mag ook iedere
gelovige zieke van de aan anderen ge
schonken gaven gebruik maken om van
zijn ziekte verlost te worden.
Er bestaat een zekere rangorde in de
gaven, die in 1 Cor. 12 28 tot uitdruk
king wordt gebracht. De gaven van ge
nezing worden afzonderlijk genoemd,
na de ambten, die op de eerste plaats
staan, voorafgegaan door „krachten",
en bovendien nog ingeleid door de
woorden „verder" en „daarna".
We hebben in héél deze opsomming
te maken met door God geschonken
gaven, maar dat betekent niet, dat van
de gaven, die na „verder" en „daarna"
genoemd worden in alle opzichten het
zelfde gezegd kan worden als van de
ambten, die op de eerste plaats staan.
Bij de laatsten hebben we te maken met
een zekere continuïteit. Niet allen be
kleden een ambt (1 Cor. 13 28), maar
steeds weer worden er mensen toe ge
roepen, en ze hebben in dat ambt een
bepaalde opdracht.
Maar „verder" zijn er ook krachten,
en „daarna" ook nog gaven van gene
zing, en reeds uit hun plaats in de door
Paulus gegeven opsomming blijkt, dat
het daarmee enigszins anders gesteld
is. „Want den één wordt door den
Geest gegeven met wijsheid te spreken,
en den ander met kennis te spreken
krachtens denzelfden Geest den één
geloof door denzelfden Geest en den
ander gaven van genezingen door dien
énen Geest(1 Cor. 12:8). De
Heilige Geest schenkt die gaven aan
mensen, die Hij daarvoor uitkiest. Na
tuurlijk weten wij niet waarom juist aan
dié mensen, maar dit is wel duidelijk,
dat het verlenen van charismata ver
band houdt met de situatie van de Kerk
op dat ogenblik. Daaruit is te verklaren,
dat niet alle charismata in elke periode
geschonken worden, en dat het beslist
niet aan nalatigheid of ingezonkenheid
van de Kerk behoeft te liggen als de
gave van genezing gedurende langer of
korter tijd niet openbaar wordt.
Verder dienen wij er op te letten, dat
ook de gave der genezing in het belang
van de gemeente gegeven wordt. Dat
wil natuurlijk niet zeggen, dat de enke
ling daarbij verwaarloosd wordt. Maar
vóórop staat het belang van de ge
meente.
Wij hebben de indruk, dat in de
pinkstergroepen hiermee dikwijls te wei
nig gerekend wordt, vooral wanneer
men zo stellig beweert (niet allen doen
XIII.
„Beter één goed boek tien keer lezen
dan tien middelmatige boeken één keer
lezen." Bij dat principe leeft mijn buur
man-collega. Voor mijn bibliotheek, die
wel wat groter is dan de zijne, heeft hij
niet veel aandacht. Wel maakt hij de
opmerking „Ik ben nooit een verzame
laar geweest". Och, dan schiet hij toch
ook echt weer in de roos. We hebben
immers ook van Prof. Ridderbos Jan,
niet Herman te horen gekregen
„Heren, als een boek pas verschenen is,
moet U het direct niet kopen. Niet op
elk nieuw boek direct af-vliegen. Elk
boek moet de tijd hebben om z'n waarde
te bewijzen". Van de professor zelf
was toen pas verschenen „Abraham,
de vriend Gods". Er was dan ook vlot
de vraag „En uw Abraham dan, pro
fessor Maar ook prof. Ridderbos Snv
was nooit om een antwoord verlegen.
„Mijnheer, als U enkele jaren mijn
Bazuin-artikelen over Abraham gelezen
hebt, kunt U weten, wat dit boek waard
is".
Och, bij welke dominee niet eens de
verzuchting dat en dat boek staat
nu jaar en dag in mijn kast, en wat heb
ik er aan gehad Het van de hand
doen Juist zo'n boek kun je niet kwijt
aan de op-kopers. Die willen altijd boe
ken wegprikken, welke je niet kunt
missen. Een boek-opkoper heeft wel
eens een andere recensie dan een boek
verkoper. Wat je als on-misbaar in je
kast gekregen hebt, mag je enkele jaren
later als on-bruikbaar heus wel houden.
Nu dan naar de boekenkast van mijn
buurman-collega. Nog niet eens naar
zijn kast. Enkele boeken liggen altijd
op zijn bureau. Als hij mij aan een ca
techismus-preek ziet zwoegen, wel tien
boeken om mij heen, is zijn blik vol
medelijden. „Arme jongen, zou je er
nog niet een paar boeken bij-leggen
Mijn collega heeft enkele lijf-boeken.
Die ik mag wel zeggen vlees en
bloed bij hem geworden zijn. En wat
hij daar niet uit haalt. Nu zal ik toch
maar één boek noemen. Ik voel zelf wel,
dat er niet veel schot in mijn artikelen
zit. Laat er ook eens iets zijn, dat niet
tempo-besmet is. Maar ook uw geduld
heeft een grens. Naar ik wel zeker weet
niet velen van U, en niet velen van
mijn collega's zullen het boek kennen,
dat voor mijn buurman zo'n onuitput
telijke bron mocht worden. En niet al
leen voor hem, maar voor heel wat do's
uit die dagen. Het boek van Proff. van
Oosterzee Het jaar onzes heils.
G. S. O.
dat overigens), dat een gelovige op
herstel kan rekenen. De Heilige Geest
schenkt gaven ten bate van de gehele
gemeente. Vaak is het zo, dat de enke
ling daarvan profiteren kan. Die kan
dan persoonlijk belijden, dat de Here
hem genadig geweest is.
In de derde plaats merken we op, dat
het allereerst de apostelen waren, die
door de kracht van de Geest genezingen
tot stand konden brengen. Het charisma
van de genezing hoorde blijkbaar in de
eerste plaats bij het apostolaat. Het is
duidelijk, dat we hier met een ambtelijk
charisma te maken hebben.
En tenslotte is het charisma van de
genezing onlosmakelijk verbonden met
het werk van de verhoogde Christus.
Wanneer het in een prediking of tijdens
een campagne (zoals die reeds meer
malen door rondreizende predikers ge
houden zijn) zou worden losgemaakt
van dat werk, zouden we in zo'n geval
beslist niet met een charisma van de
Geest te maken hebben.
Wij belijden, dat Christus, zittende
ter rechterhand des Vaders, in ons Zijn
hemelse gaven uitgiet (Heid. Cat. Zon
dag 19, antw. 51). Tot die gaven kan
de genezing uit ziekte behoren. En wan
neer de verhoogde Heiland die teweeg
brengt kan Hij daarbij een mens in
schakelen, die Hij daartoe een bijzonder
charisma schenkt.
j