^2Teeuu?«$e 3£erkbocle Van Diakonaat naar Wereld-Diakonaat PASEN V 20e JAARGANG No. 39 8 APRIL 1966 Jlk worstel en ontkom" OFFICIEEL ORGAAN TEN DIENSTE VAN DE GEREFORMEERDE KERKEN IN ZEELAND RedactieDs. W. H. Gispen, Terneuzen Ds. B. Wentsel, Brouwershaven Ds. G. van Wilgenburg, Middelburg. Correspondentie-adres Littooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg. Medewerkers J. A. van Bennekom, Middelburg Dr. A. J. Boom, Vlissingen Ds. J. Bosman, Vrouwenpolder Ds. M. V. J. de Craene, St. Laurens Ds. H. Eikelboom, Heinkenszand Drs. A. Elshout, Koudekerke Ds. W. Kats, Apeldoorn Ds. A. G. Kornet, Vlissingen Dr. P. C. Kraan, Vlissingen Ds. G. S. Oegema, ArnemuidenDs. D. Ringnalda, Middelburg Drs. J. Vlaardingerbroek, Ermelo. Abonnementsprijs 4,per halfjaar bij vooruitbetaling Advertenties 15 cent per mm. Bij abonnement lager Losse nummers 15 cent Drukkers-Uitgevers Littooij Olthoff Spanjaardstraat 47 Middelburg, tel. 24 38 Giro no. 4 22 80 (slot) Welke gever voor India heeft zich niet genomen gevoeld door de uit spraak van mevrouw Gandhi: ,,In India heerst wel een tekort, maar geen honger". Als wij dat geweten hadden... Onze argwaan tegenover alles wat er ,,in den vreemde" met ons geld ge beurt (en hoe vaak is die argwaan niet omgekeerd evenredig aan onze gulheid) pleegt door dit soort kom- mentaren een behoorlijke injectie te krijgen. Zijn we er in gelopen? De speelbal geworden voor de argumenten van anderen en de sentimenten van onszelf. Was de aktie ,,Eten voor India" tenslotte toch niet veel meer dan programmavulling voor de tele visie en reclame voor de N.O.V.I.B.? Wij kunnen aan de diepste wortels van deze ergernis niet voorbijgaan. Ook zelfonderzoek behoort tot het wezen van het diakonaat. Hoe is de verhouding tussen de linkerhand en de rechterhand (Matth. 6:5)? Zijn wij hierbij te links" of niet „rechts" ge noeg? Ik zou U enkele vragen willen voorleggen. 1. Hoe zou U het vinden, wanneer er enkele weken lang op alle winkel ruiten en kerkdeuren grote plakkaten hingen met het opschrift „Eten voor Jansen" en U heette niet alleen toe vallig ook Jansen maar U was ook de Jansen waarvoor zo massaal en luid ruchtig gekollekteerd werd? Wie kan zich dat permitteren? Wie vindt niet dat zijn naam zo ijdel gebruikt wordt? U zou niet meer op straat durven ko men omdat U het gevoel had dat U door iedereen zo niet nagewezen dan toch wel nagekeken werd. Aan de „helpende hand" zit meestal een enorm grote wijzende vinger. En wie wil er nu het slachtoffer worden van de wijsvinger van de ander? Wij verkiezen vaak de stille armoede bo ven de luidruchtige hulp. Wie zich eenmaal heeft laten helpen wordt door zijn helpers daarna vaak niet meer helemaal serieus genomen. Hij is ge doemd om de rest van zijn leven voortdurend „Dank je wel" te moeten zeggen. En het is heel stichtelijk om daarvoor wijselijk te bedanken. Het ambtsgeheim behoort daarom ook tot de eerste beginselen van het christelijk diakonaat. De namen van de onder steunden worden zorgvuldig verzwe gen. De tekorten van een broeder of zuster hoeven niet door een hele ge meente uit te lekken. De rechterhand die geeft wordt immers maar al te gauw tot een linkerhand, die slaat als wij, voor onszelf, alzo plegen te rea geren (en hoe gezond is die reaktie niet) wat moet een miljoenenvolk als India dan niet doen! Hoe kunnen wij hen ook het recht ontzeggen om zo te reageren? Onze verplichting om te ge ven wordt toch niet verminderd door hun recht om te weigeren. Het ene impliceert het andere... als het goed is. Het diakonaat houdt wel de plicht in om te offeren (voor ons) maar niet de plicht om aan te nemen (voor de an der). Hoe zou een heel volk er niet terecht voor kunnen bedanken om zich door de rijke man in de altijd nog on gelukkige positie van de arme Lazarus te laten manoeuvreren. Dat is natuur lijk een pijnlijke geschiedenis. Maar waar komt die pijn vandaan? Hoe ar rogant en veeleisend is niet de hou ding van het „graag of helemaal niet". Want uiteindelijk is dat de reaktie van de rijke man, die er voor zichzelf van overtuigd is, dat de arme Lazarus dankbaar moet zijn, dat hij nog altijd, in het voorportaal mag blijven liggen. 2. Geven wij wel voor de honger,, maar niet voor het tekort? Is het een minder erg dan het ander? Moet het echt eerst „zo erg" worden willen wij er wat aan gaan doen? Moet het de spuigaten uit gaan lopen, willen wij ge alarmeerd worden? En nu bedoel ik niet alleen dat volgens een oud hol lands spreekwoord „voorkomen beter is dan genezen", hoe waar dit ook is. Dat raakt tenslotte toch meer de me thode dan het principe. Nee ik bedoel: Gaat het U om gerechtigheid of om liefdadigheid. En dat is altijd weer een kernvraag. Is het wereldinkomen rechtvaardig verdeeld? En zo niet, moet daar dan niet in de eerste plaats wat aan gedaan worden. Moet een tekort uitgroeien tot een hongersnood willen wij dit als onrecht gaan beleven? Het verschil tussen de rijke man en de arme Lazarus moet verdwijnen. Dat 'is ontwikkelingshulp. Zodra er honger dreigt is het immers al te laat, zo lang er alleen nog maar een tekort ontstaat kan er misschien nog wat aan gedaan worden. Wie wel warm loopt voor hongerige uitgemergelde kinderen maar weigert zich druk te maken over de herstructu rering van de wereldeconomie, dreigt een hypokreet te worden, die zichzelf met zijn eigen gevoelens bedreigt. Hij geeft niet zolang „het niet erger is" en geeft wel opdat „het niet te erg" zal worden. Het probleem is juist dat tekort, met die honger. Want' dat tekort is blij vend (struktureel)die honger gaat' wel weer voorbij (incidenteel). Aan de honger van Lazarus werd elke dag wel wat gedaan, maar zijn positie verbeterde er daardoor niet op (in tegendeel zou ik haast zeggen). 3. Houdt de rijke man Lazarus niet kunstmatig arm? Neemt hij met de linkerhand niet terug wat hij met de rechter, geeft. Tegen welke hand moet Lazarus dan „dank je wel" zeggen? De gevers zijn tegelijk de nemers. De hel pers zijn die de hulpbehoevenden van de wal in de sloot helpen. Het diako naat van de rijke landen dreigt te ont aarden in een E(erste) H(ulp) B(ij) O(ngelukken) die de ander alleen wat langzamer laat doodbloeden. Mag ik een voorbeeld geven: De hoogontwikkelde landen (E.E.G., V.S.) beheersen de wereldmarkt. Zij stellen de prijzen vast. De minder ont wikkelde gebieden leveren de grond stoffen: koffie, cacao, bananen, rubber, tin, koper, etc. Deze produkten zijn echter allesbehalve waardevast. Zo daalden de cacaoprijzen van midden 1964 tot midden 1965 met 40 pCt. Men noemt dit verslechtering van de ruil voet. In „ruil" voor de aangeboden grondstoffen kunnen steeds minder in- dustrieprodukten terug gekocht wor den. Hierbij gaat het niet om kleine bedragen. In de periode van 1950 tot 1961 kwam een bedrag van 26.5 miljard gulden de ontwikkelingslanden ten goede. Hiervan ging echter tengevolge van verslechtering van de ruilvoet weer bijna 19.1 miljard verloren. De ontwikkelingslanden moeten dus de ruimte krijgen om industriële produk ten aan de markt te brengen. Die le veren immers veel meer deviezen op. Ze mogen niet langer doodgeconcu- reerd worden door een industrieel 'overmachtig West Europa of Noord Amerika. In deze drie vragen ging het nu ten slotte om één ding: ontwikkelingshulp is voor alles een politieke zaak. Wie de overheid er buiten laat, laat ook de gerechtigheid er buiten. Hij vervalt in 'een negentiende eeuws aandoende lief dadigheid. Want tenslotte moet onze wereld er anders uit gaan zien. Andere tariefbepalingen, andere handelsak koorden, een andere verdeling van de industrieën. Heeft het diakonaat daar nog iets jmee te maken. Ik zou de volgende MIJN STEEN IS WEG-GESCHOVEN Ik liep het grint-pad op, en langs de stenen en telkens weer dan bleef ik even staan, want elke steen die sprak mij even aan hoe onderscheiden ook, 't was hier een bont verénen een jonge bloem en een s'tok-oude naast elkaar, bekenden, vreemden, vrienden, ook eigen lieve panden één „stenen-symphonie" van tal-verbroken-banden. hier: een langdurig lijden, een plots verscheiden daar. ik dacht: die „stenen-brieven" zijn soms veel te klein er valt van hem of haar wel meer toch te vermelden. maar ach, wanneer ze nog veel meer vertelden, het zou toch steeds nog onvolledig zijn. Toen dacht ik: waar komt straks die steen van MIJ? en wat zal men van MIJ daarin graveren. als 't is om slechts mijzelf daarmee te eren dan is de ruimte veel te groot en zou 't mislukking zijn. doch, als in zulk een steen mijn ontrouw moest geschreven helaas, dan blijkt de steen toch veel te klein. wat moest de ruimte dan veel groter zijn. wat zou dan veel nog ongeschreven zijn gebleven. Maar, als, mijn God, Uw grote liefde, Uw Redder-zijn, Uw onbegrijpelijk geduld hier moest beschreven, dan waar de ruimte daarvoor hier gegeven, dan bleek de steen toch veel en veel te klein. want God, Uw Woord het is zo rijk, zo rijk, ik ben zo klein, ik weet niet Heer, wat ik er uit moet nemen. ik weet geen woorden voor m'n steen, ik weet er genen, voor zulk een rijkdom van vergeving is m'n steen te klein. doch, geef dat ze toch moge zijn een handwijzer naar BOVEN, die wijzen mag OMHOOG, niet in het graf beneên, dat ze ieder zeggen mag: niet hij, maar HIJ alleen! dan is mijn steen wel klein, doch niet te klein om U te loven. Toen zeide HIJ: Wees niet bezorgd, uw steen is groot genoeg, uw zorg, gelooft gij dat?, is immers toch MIJN zorg. ziet gij dan nu vandaag, 't is PASEN!, niet uw BORG? schrijf in uw steen maar: MIJN GENADE IS U GENOEG. ziet gij dan niet: MIJN STEEN IS WEG-GESCHOVEN! 't is PASEN nu, 't is alles nu, toch ook voor u?, volbracht. Mijn graf is leeg, straks vaar Ik op naar Boven, waar Vader wacht, waar Hij, gelooft gij dat?, ook u verwacht. Ik zal daar zijn, om aan Zijn rechterhand altijd te bidden, ook voor u, Ik doe Mijn woord gestand. uw steen blijft nu, beneden, nog naar boven wijzen, en straks zult gij, hierboven Mij gedurig prijzen, en eenmaal, als miljoenen graven opengaan wordt ook uw steen gelicht dan zult gij na 't bazuingeschal ook zijn mee-opgestaan, omstraald door hemel-licht Is dat voor mij, voor mij? Kom mij te hulp, mijn on-en-kleingeloof, en leer me aanbidden, danken Heer Y. A. S. stelling willen poneren. Het behoort tot het wezen van het moderne diakonaat de overheid aan te spreken op haar verplichtingen en tekortkomingen. Daarom bestaat ook het voorstel van de classis Goes uit 2 delen. Het eerste raakt de houding van de kerk naar binnen. Is zij bereid de hand in eigen boezem te steken voor zij de helpende hand uitsteekt naar de ander. Daar over hebben wij in de vorige artikelen samen nagedacht. Maar het tweede raakt de houding van de kerk naar buiten. Zij kan er niet onder uit om de „machten" aan te spreken op hun verantwoordelijkheid anders vervalt ze in een even goedbedoelde als weinig opleverende gezindheidsethiek. De kerk moet niet alleen haar eigen leden maar ook de maatschappij daar om heen serieus durven nemen, anders ontaardt haar verkondiging in het slaken van niets zeggende kreten, die langs onze voor een groot deel politiek gekleurde werkelijkheid heen gaan. Dr. A. Th. van Leeuwen heeft eens gezegd dat het kerkelijk diakonaat be gon te ontsporen toen het priesterlijke ambt werd losgemaakt van het konink lijke en het profetische. Zij gaf wel maar zij sprak niet. Zij wist meer van de liefde van Christus dan van het recht der armen. En wie kan die twee scheiden zonder ze allebei te vermin ken. De politieke struktuur van onze sa menleving wordt voor een groot deel bepaald door de aanwezigheid van de partijen. We kunnen dus ook niet bui ten schot blijven. Zeker niet de Chris telijke partijen. Zij hebben er recht op dat de kerk spreekt. Zij moeten weten wat vanuit het evangelie de prioritei ten van vandaag zijn. Een Chr. partij, die dat niet wil, tornt en twijfelt aan haar eigen bestaansrecht. Er zijn heel wat christenen met de doorbraak mee gegaan, omdat ze het gevoel hadden, dat de aanwezigheid van de confessio nele partijen voor de kerk niet meer te betekenen had dan funktieverlies. Ieder christen is een diaken. En daar om draagt hij ook politiek-sociale ver antwoordelijkheid. Wie zegt dat po litiek niets anders is dan „vuiligheid" vergeet dat een echte dienaar altijd te maken heeft met „vuil" van anderen. Hij ruimt het op, ook al dreigt hij dan zelf vuile handen te krijgen. Christe lijke politiek is geen kwestie van „nemen" maar van „geven". Niet voor het indienen van een verlanglijstje maar voor het brengen van offers. Terecht heeft ds Lammens in Utrecht tegen de Deputatenvergadering van de A.R. gezegd dat wie de jeugd wil heb ben moet durven vragen inplaats van te beloven. Dat lijkt mij een schot in de roos van het diakonaat, waar de doornen van de Heer aan zullen blij ven groeien tot op de jongste dag. Echte christelijke politiek is zo wijd als de wereld. En de wereld is een akker, die meer vraagt dan ze belooft. Zou daar ook niet het probleem van de 23e maart liggen? Gaat het bij elke verkiezing niet om de vraag of U een diaken wilt zijn of niet? Wat vindt U belangrijker: verlaging van de belas tingen of verhoging van de ontwikke lingshulp? H. E.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1966 | | pagina 1