Met jaar dat ging JJxelaria Weekblad van de Gereformeerde Kerken in Zeeland ZEEUWSE KERKBODE NEGENDE JAARGANG No. 28 Berichten en opgaven Predikbeur ten tot Dinsdagsmorgens te zenden aan de drukkers Littooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg. Hoofdredacteur: Dr C. Stam, Westwal 2, Goes, Telefoon 2563. Redacteuren: Ds D. J. Couvée, Ds J. H. van Halsema, Ds Y. J. Tiemersma, Drs A. Verschoor. Medewerker: Ds H. Veldkamp, Veldweg C 260i, Telefoon 884, Hattem. Drukkers: Littooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg, Telefoon 2438, Giro 42280 V R IJ D A G 8 JANUARI 1954 Abonnementsprijs: ƒ2,75 per half jaar (bij vooruitbetaling). Afzonderlijke nummers 12 cent. Advertentiën 10 cent per mm. Niemand zal het vreemd vinden, wan neer we, nauwelijks in 1954 aangeland, nog een terugblik werpen naar het voor bijgegane jaar. Om dan speciaal hierop te letten, wat het in kerkelijke zin ons bracht. Aan het begin van 1953 was nog altijd onze Generale Synode aan de gang, die na 14 dagen vergadertijd in Januari haar arbeid van drie volle maanden kon be ëindigen. De zittingsdruur werd té lang bevonden, enterecht. Maar, men kan vragen: aan wie de schuld? Waarom brengen vele kerken en per sonen telkens weer oude, en afgedane za ken op de Synodetafel terug, die dan soms weken van arbeid kosten, zonder dat er wezenlijk één enkel punt verschil met vroeger gedane uitspraken behoeft te ko men? Met name de Rotterdamse Synode heeft hieronder gebukt gegaan. Het heeft alléén dit goede resultaat, dat, hoe meer „anderen" in oude zaken gemengd wor den, des te meer wordt verstaan, hoe eer lijk in het verleden de uitspraken tot stand kwamen. Alléén een bepaald comité in ons vaderland uitgezonderd, dat alléén opgelucht zal worden, wanneer „hun" kijk op de dingen zonder meer wordt overge nomen, kan men zich moeilijk voorstellen, dat in de toekomst nieuwe revisie-aanvra gen zullen voorkomen. Daarnaast zouden we willen pleiten voor het meer afdoen van zaken op onze Particuliere Synodes. Alléén die dingen, die het algemeen belang der kerken ra ken, moeten worden doorgegeven. Verder" is het merkwaardig, waar in de kerken op decentralisatie wordt aangedrongen, en op het recht der plaatselijke kerk nadruk wordt gelegd, dat men zo spoedig de weg naar de Generale Synode bewandelt. Gematigd progressief, is de Synode la ter genoemd. Hierin zit veel goeds. Men heeft zich van de vraagstukken niet af gemaakt. Denk maar aan de subsidie kwestie, waarin het besluit ten gunste viel, niet door allen toegejuicht. Het zal goed zijn, deze zaak in verband met de voortschrijdende ontwikkeling van het leven te bekijken. Het „ligt" anders dan vroeger. Dat wijst de subsidie-aan vrage voor het jeugdwerk wel uit. Wan neer wij komen tot „stichtingen" voor al lerlei arbeid, dan kan hier metterdaad de vraag van de subsidie voorkomen, gezien wat in andere kerkelijke kringen voor komt. Of de voorbereiding van onderling dia conaal hulpbetoon al grote vorderingen maakte, valt nog niet te zeggen. Wél zijn er stappen ondernomen. Het is te hopen, dat geen enkele Diaconie dit ziet als een ingrijpen in haar rechten, maar dat allen dankbaar de gelegenheid aangrijpen, om dit ambtelijke werk, beter nog dan voor heen, tot zijn recht te doen komen, door samenbundeling van krachten. Vanuit dit oogpunt bezien, ligt in deze onderlinge hulpverlening een noodzakelijke eis voor deze tijd. Plet Vrouwenkiesrecht in de kerk werd toegestaan. In vele kerken is het, zonder rimpeling, toegepast. Bij anderen gaf het enige wrijving. Over het algemeen kun nen we zeggen, dat dit niet op verzet ge stuit is. Er schijnen hier en daar nog en kele mannen te wonen, die de patriarchale verhoudingen als ideaal voor ogen hou den. Intussen zijn in het politieke leven de stukken al verder opgeschoven. Daar kan de vrouw candidaat worden gesteld, voor raad of provincie. Niet, zoals ik het „toe gelicht" vond voor de Cnr. Gerei'. Man- nenverenigingen, dat n.l. die candiaatstel- ling geoorloofd wordt geacht, als de nood zó hoog gerezen is, dat er „geen man", althans „geen Anti-revolutionair man", meer in het land gevonden wordt. Zoals er b.v. in de dagen der Richteren geen smid was in Israël.Dus, met andere woorden, we moeten maar vurig hopen en ijverig bidden, dat we nooit van dit passieve kiesrecht voor de vrouw gebruik behoeven te maken. Zó kan men een besluit „kleuren", en de zaak zelf de nek omdraaien, zonder blikken of blozen. Als dit werkelijk „het meisje" is, dat de berg gebaard heeft, dan kunnen wij met elkaar wel lachen over zóveel onnozelheid. Natuurlijk is dit de bedoeling van het besluit niet geweest. De vrouw kan haar intrede doen in het practische politieke leven. We wachten maar af, wat er van Niet: moeder in de raad.kin dertjes op straat. Het is alles nog zo vreemd voor ons. Er kan zeker wat in zitten, dat van belang is. Waarom zullen wij de ontwikkeling niet in vertrouwen afwachten Grote, opzienbarende zaken, kwamen in 1953 in ons kerkelijk leven niet voor. De Geref. Oecumenische Synode te Edinburg heeft blijkbaar in ons land niet veel in druk gemaakt. Hoe meer men er van leest, des te meer vraagt men zich af, of een dergelijk oecumenisch samentreffen wel enig effect sorteert. Vooral, wanneer nog niet eens allen, die „Gereformeerd" in hun naam voeren, willen meedoen. Wij zullen hC.r mogelijk in de toekomst meer resul taten zien, maar tot heden kwamen we op dit punt nog weinig verder. Over de Chr. Geref. Synode schreven we enige tijd geleden. Het was een samen komst, die weinig of geen perspectief schonk. Het blijkt, dat men daar de wor steling met het leven van vandaag hoofd zakelijk wil voeren met- teruggrijpen naar het verleden. Een pogen, waarvan de mis lukking van te voren vaststaat. Misschien kan de Kerstrede van onze Koningin een belangrijke vingerwijzing geven. N.l. dat de „belasting" met traditie een „verschijnsel" is in ons land, en voor de ontwikkeling naar de toekomst niet van die grote waarde, welke sommigen in een zekere vasthoudendheid er aan toe kennen. Een belangrijk probleem werd ons hier voorgehouden, de moeite waard om in „inleidingen" te worden besproken. Hoe van verschillende zijde de vraag der kerkelijke splitsingen wordt onder zocht, bleek uit de brochure: Gods éne kerk en onze vele kerken. Overal, waar deze vraag ernstig aan de orde komt, moesten wij proberen, in het gesprek mee te doen. Want, er staat een jeugd achter ons, die om opheldering vraagt. En, waar een enkele poging tot benadering van el kander wordt gedaan, daar mogen wij kerkelijk Nederland wel toeroepen: ver derf het niet. Eén der laatste klanken uit kerkelijke kring kwam eind December uit Den Haag. Ook een roep om eenheid tussen de Chris tenen. Met als eerste phase op de weg: ieder in eigen kerkelijke kring „levend" lidmaat der gemeente. Dus: geen gefor ceerde verschuivingen, geen „overzetboot jes", maar een geestelijk reveil in elke kerkelijke kring. Het ging uit van Her vormden, Gereformeerden en Christelijk- Gereformeerden. Een bijzonder sympa thiek geluid. Het gaat hierbij nog niet zo zeer om grote sprongen voorwaarts, maar om bewustwording in eigen kring van de rijkdom in Christus. Op hoop, dat daaruit enige toenadering tot elkander zal komen. Hier kunnen wij zeker niet uit met een beroep op de traditie. Maar, met het ver- kregene uit het verleden moet hier de ernstige overtuiging worden gewekt, dat God een stap voorwaarts vraagt. Welke stap dit zal zijn, moet bij 't licht van Gods Woord blijken. Zo blijft de vraag aan de orde, wat we moeten met al die kerkelijke ge scheidenheid, die verder in de Christelijke levensarbeid zoveel afbreuk doet. Die vraag nemen we, als één der belangrijkste, in dit nieuwe jaar mee. Een zaak voor Mannen verenigingen en Vrouwenvereni gingen, om van gedachten over te wisse len. Een punt, dat de kerkelijke agenda niet mag passeren. Het zal moeten blijken, wie we zijn en wat we willen. Beginnen wij met het voornaamste. De verdieping van ons persoonlijk geestelijk leven. En de hulp aan elkander, om een trouw kerk-volk te zijn. Een belangrijke arbeid in 's Heren dienst. Deze zal veel voudige vrucht voortbrengen. Wie met dit ernstig voornemen inzet, die ziet zijn taak voor 't pas begonnen jaar. C. St. Gods laatste Woord. III. Wij zagen reeds hoe de profeten bij lange na de draagkracht hunner eigen pro - fetieën niet konden meten. Zie daartegen over de Christus! Hij peilt zijn eigen woord tot op de bodem, ja, kan ons aards- gezinden niet al de hemelse dingen zeg gen, die hij in de hemel hoorde. Hij „spreekt woorden van eeuwig leven, want God geeft hém de Geest niet met mate". Hij spreekt wat hij bij zijn Vader heeft gezien, en niemand heeft ooit God ge- los in het schallend loflied: Zingt de zien; de eniggeboren Zoon, die aan de .boezem des Vaders is, dié heeft Hem -doen kennen." En ook op aarde leeft hij altijd in de nauwste gemeenschap met de Vader. Terwijl de profeten slechts door hun roe ping en niet elk ogenblik van hun leven dragers van Gods Woord waren, is de Zoon het vlees geworden Woord Gods zelfWie kan het dan nog verwonderen, dat het spreken Gods in hem zoveel groot ser en duidelijker is dan in de profeten? Als zijn mond hun profetieën van eertijds aanroert, hoe worden ze dan eerst schoon Welk 'n vergezichten worden nü geopend De hemel zelf gaat open, want waar hij spreekt, daar is de hemel, daar daalt het koninkrijk van God. Hosea mag de liefde Gods bezongen hebben, schoner dan wie ook vóór hem, gezongen hebben van de Bruidegom hij zelf is de Bruidegom, die in onbegrijpe lijke liefde is gekomen om zijn ontrouwe Bruid voor zich te winnen. En wie zal zoeter woorden kennen dan de Bruidegom zelf? Daarom gaat zijn openbaring van Gods ontferming alles ver te boven. Wie spreekt zó innig als hij die zeggen kan: Ik ben de ware wijnstok en gij de ranken; Ik ben de goede herder die mijn leven stel voor u, mijn schapen? Hóéveel wijdser is zijn schildering van Gods koninkrijk, dat niet met uiterlijk gelaat komt, maar vóór alles geestelijk, bestaat uit hen, die aan zijn wil gehoor zamen. Hebben de ouden bovenal ge roemd in de komende eeuwige Koning, hij belooft ook alle inwoners eeuwig le ven. Dat kan hij, omdat hij van zijn eigen koninkrijk gewaagt, dat zijn Vader hem zal geven. Zietde schemer is geweken De Zon staat blinkend aan de hemel Het is nu volle dagHij! is -het licht der mensen. Daarom is er geen licht aan toe te voegen. Daarom staat na hem géén pro feet meer op. Zelfs de heilige Geest geeft geen meerder licht aan, maar brengt zijn licht in ons duister oog. God hééft in hem gesproken. Zich mY-gesproken. Hij is de laatste en hoogste Godsgezant. De profeten waren slechts dienstknechten. Déze is de erfgenaam, de Zoon, die God ten laatste zond; in wie God heeft ge sproken in het laatst der dagen. Dit toont dat met de Zoon, Gods open baring afgesloten werd. Het staat er in tegenstelling met het „eertijds" der pro feten. Het is de eindtijd, waarop geen verdere openbaring volgt, doch enkel het gericht. Het omvat dus de gehele tijd van Christus' geboorte tot aan zijn weder komst. En dit spreken in het laatst der dagen is dan geschied tot „óns". In tegenstelling met het spreken „tot de vaders", bedoelt „ons" dus: de nieuw testamentische gemeente, de Christenheid, alle gelovigen der nieuwe bedeling. Want, ofschoon de lezers, evenals de schrijver, niet zelf met eigen oor Jezus hebben gehoord, zo is toch „op betrouw bare wijze het woord overgeleverd door hen, die het gehoord hebben". Zo zijn ook wij, mensen van de 20ste eeuw, die niet Jezus zelf op aarde hebben gezien, bevoorrechten, tot wie God in zijn Zoon gesproken heeft. Ook wij delen in het licht, dat zoveel heerlijker scheen in de Zoon van God dan in de wisselende openbaringen der profe ten. Doch, wij hebben niet slechts meer licht dan de profeten ten deel viel, maar zelfs meer dan die eerste Christenen uit de Hebreeën. Immers bezaten zij niet zoals wij, elk voor zich, vier Evangeliën, waar in zóveel woorden van Jezus bijeen! Wat is óns Licht dan niet groter! En daar blijven wij dan soms nog koel bij. Gedoopt en toch zo doods. En evenwel, hoezeer bevoorrecht, wij, die in één der laatste dagen van deze eind tijd leven. Bevoorrecht boven millioenen, die van Christus nog nooit hoorden of wie 't echte Kerstfeest door het ongeloof der ouders op de Kerstdag werd ont roofd Ik denk hierbij ook aan de nieuwe He breeën in 't heroverd Israël. Zelfs de „vromen" onder hen zien uit naar 'n Messias die nog altijd niet zou gekomen zijn. Is niet droef dit „herstel" van Israël, dit heroverd heilig land, dit zoeken zelfs van Isrels God in Sion, terwijl Sions Heer reeds eeuwen geleden verscheen? Zij zoeken in te gaan langs 'n andere dan de enige Deur. Zij zoeken zaligheid buiten, tegen de enige Naam die onder de hemel gegeven is. Terwijl het Licht schijnt in volle luis ter, ook in het nog niet heroverd, begeer lijk Jeroesjolajim, ja, terwijl ook het oog van hun rabbi's iets van zijn glans moet hebben opgevangen, tasten zij nog in dicht duister voort, waar valse hoop en valse fantasie heel ver 'n onwezenlijk schijnsel doet gloren. Zie, zij weten niet dat God in de Zoon gesproken hééft, ook, ja éérst tot hén! Ja, wij vergeten niet, dat het rijk waarnaar Chaim Weizmann, Ben Goerion en zovele andere van hun „vorsten" uit zien, aards is en van déze wereld. Maar hun vurig streven, hun volharding moest óns jaloers maken en beschamen tevens. Het is wel zéér snode ondank baarheid om bij zó rijke Godsopenbaring in zijn Zoon, zo weinig hém ter eer te leven en te werken, zo weinig heilig Kerst verlangen te kennen Hoe moest héél ons leven, van seconde tot seconde, één danklied zijn, ademen in zijn reine sfeerWaar schuilt ons gevoel Wel zwaar is onze verantwoordelijkheid bij zo luisterrijke openbaring! Wat dóén wij er mee? Hoe zal de Kerstdag ons vinden? Mét de wereld wedijveren we soms om de Christelijke feestdagen tot de allerge- noegelijkstete verlagen. Alsof zulk 'n dag van genoegen niet dikwijls de dood was voor 'n dag, voor 'n uur van leven met God Nog eens: hoe zal Kerstdag óns vin den? Wanneer het kind Jezus als voor onze ogen in de schamele krib wordt gelegd en engelen zingen en herders en koningen komen om te aanbidden, omdat God in zijn Zoon gesproken hééft? Wij moeten dat nü wéten! De Hebreeën zagen, Christus' beteke nis onderschattend en daardoor teleurge steld, naar Mozes terug. Maar naar wie zullen wij terugzien, indien wij Christus loslaten Doch léven wij wel in het laatst der dagen? Gods dagen duren wel lang! spot de wereld. Ja, wél duren Gods dagen van lank- moedigheid lang! Maar toch zijn wij reeds 'n heel eind opgeschoten en leven wij in het allerlaatst der dagen, die duidelijk to nen dat Christus gesproken hééft. Of hééft hij niet gewaarschuwd om trent al verder om zich heen grijpende oorlogen? Wij hóórden er niet maar van, maar beleefden ze zó groot en fel als géén vroeger geslacht. En reeds be reiden wij ons op nog gigantischer oorlog voor. Wij willen hem niet. En hij kómt Wat wist Jezus' tijd van aardbevingen af Maar naar zijn woord komen ze tel kens groter. Ondanks dat er geen afstan den meer zijn, en er thans weer 'n over-

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1954 | | pagina 1