Jeugdrubriek De Portemonnaie I er wel voldoende aandacht aan besteed wordt dat de velerlei defecten in de gezinnen, ontstaan door maat schappelijke, sociale en geestelijke achteruitgang, wor den verholpen. Men kan natuurlijk verschillen over de vraag, of de bedoelde gezinszorg ligt op het terrein van de drie ambten gemeenschappelijk, of uitsluitend op dat der diaconieën, of voor rekening komt voor het ambt der gelovigen. Beantwoording van die vragen zal ook weer nauw samenhangen met de aard der noden die te lenigen zijn. Dat er in dezen een taak ligt voor onze kerk, zal wel moeilijk te ontkennen zijn. Uw commissie wenst daarbij uit te spreken, dat het haar gewenst voorkomt, deze arbeid daadwerkelijk en liefst zo spoedig mogelijk krachtig ter hand te nemen, om daardoor te voorkomen, dat op andere wijze hierin voorzien wordt, waarbij de kerken dan de controle op een goede gezinszorg zouden kunnen verliezen. Reeds nu poogt in verschillende plaatsen de ouer- heid de gezinszorg te organiseren, en de mogelijkheid is niet uitgesloten, dat zij verder zal ingrijpen en deze arbeid ter hand zal nemen ook voor onze gezinnen, indien onze kerken in gebreke blijven. Het moge waar zijn, dat de gezinszorg voor een deel ligt op een terrein (economisch en sociaal) waar ook de overheid grote belangen heeft, zodat er ook in bepaalde gevallen voor het aanvaarden van subsidies geen bezwaar behoeft te bestaan, maar het zal ieder duidelijk zijn, dat de gezinszorg in haar geheel geen taak der overheid behoort te zijn. Zo zij deze taak aanvat, zal ook de garantie ontbreken, dat er positief- christelijke meisjes in onze gezinnen komen. Het is Uw commissie bekend, dat er naast dit even tuele overheidsingrijpen ook een voortschrijdende or ganisatie bestaat van andere kerken of organisaties, door welke, bleven wij in gebreke, de structuur der provincie bepaald zou worden voor, over en zonder ons. Bedoeld zijn het Zeeuws Katholiek centrum voor maatschappelijk en cultureel werkde gelijksoortige organisatie van de commissie van bijstand van het provinciaal Kerkbestuur der Ned. Herv. Kerk in Zee land de provinciale afdeling van „Humanitas", die alle reeds een grote activiteit ontwikkelen. Waar de R.K. en N.H. samen reeds 71,2 dei- bevolking in Zeeland uitmaken (resp. 25,7 en 45,5 zouden deze terreinen gemakkelijk kunnen worden overvleugeld door deze groepen, zonder dat onze Geref. volksgroep van 11,6 der bevolking daarop iets te zeggen had. Indien het voor ons vaststaat, dat deze arbeid ter hand genomen moet worden, komt in de tweede plaats de vraag naar de organisatie aan de orde, en dient te worden overwogen op welke wijze de gezinszorgarbeid het beste ter hand genomen kan worden. Het zal misschien niet ondienstig zijn, hier zeer in 't kort te vermelden, wat o.i. de gezinszorg bedoelt. Het reeds genoemde rapport der studiecommissie der diaconale conferentie omschrijft deze taak aldus „Onder gezinsverzorging moet worden verstaan de daadwerkelijke verzorging van gezinnen door deskun dige (zo mogelijk daartoe opgeleide) toegewijde vrou welijke krachten, in dienst van een organisatie staande, onder deskundige leiding ter vervanging of ter hulp en voorlichting van de vrouw des huizes, die door lichamelijke of geestelijke oorzaken niet in staat is haar taak in het gezin naar behoren te verrichten, en welke verzorging beoogt een gezond gezinsleven naar christelijke beginselen in stand te houden of te her stellen". Uit deze definitie blijkt o.a. dat dit rapport op rui mere schaal de aangeboren gave der vrouw benut wil zien voor de gezinsverzorging, voor wier opleiding en arbeid in de gezinnen het rapport van deputaten aan de Generale Synode ook de grootste waardering uit spreekt. Het rapport spreekt dan verder van drieërlei soort van arbeidsters n.l. van de kerkelijk-maatschappelijke werkster (de z.g.n. diaconale assistente), de gezins- verzorgster en de gezinshelpster. Het kan nuttig zijn, deze onderscheiding even vast te houden, omdat hiermee nauw samenhangt de drieër lei onderscheiding in de aard der hulpverlening, het geen dan weer van belang is voor de organisatie van het gehele werk. 1De kerkelijk-maatschappelijke werkster wordt gedacht als de figuur, die optreedt bij bijzondere moei lijkheden als daar zijn huwelijksmoeilijkheden en jeugd- vraagstukken (opvoeding). Het betreft hier een gees telijk-opbouwende taak in de gezinnen, zodat zij eigen lijk beschouwd dient te worden als behulpsel van het ambt. Zij werkt dus enerzijds ten nauwste met de drie ambten samen, terwijl anderzijds bij haar de draden samenlopen van heel de arbeid der gezinszorg, die door de gezinsverzorgsters en gezinshelpsters wordt verricht. 2. De gezinsverzorgster is gedacht als de aange wezen hulp om in bepaalde gevallen de taak van de moeder in het gezin over te nemen, zowel in de z.g.n. a-sociale gezinnen, als daar waar de moeder door ziekte of andere oorzaken haar taak niet verrichten kan. Voor een deel rust dus ook de taak der opvoe ding op haar schouders, en haar arbeid bedoelt een gezond gezinsleven in stand te houden of te herstellen. Een en ander ligt dus ook in de geestelijke sfeer en vraagt deskundige en opgeleide krachten. 3. De gezinshelpster dient uitsluitend ter assistentie van de huisvrouw, waarbij laatstgenoemde zelf de lei ding van het gezin in handen houdt. Zij verleent dus alleen technisch-huishoudelijke hulp, en al kan de dia conie hier stimulerend of activerend optreden, behoort deze tak van arbeid niet overtuigend tot de diaconale taak. Waar evenwel materiële noden in vele gevallen hun oorzaak vinden in geestelijke noden, is hulp bieden op „neutrale" wijze in vele gevallen ook volstrekt on mogelijk, en valt ook deze „technische" hulp in de belangensfeer der kerken. Een niet onbelangrijke vraag die ons hier moet be zig houden is deze van wie moet de gezinszorg uit gaan In het meergeciteerde rapport (in 't vervolg kort heidshalve rapport Hofman genoemd) wordt reeds gesproken van een bonte verscheidenheid van organi satievormen, die zich ontwikkeld heeft. Reeds de de finitie van dit rapport Hofman noemt niet speciaal de kerk als instituut of de diaconie, maar spreekt van een „organisatie" in wier dienst de gezinsverzorgsters be horen te staan. Voor het geval sub. 3, de gezinshulp, wordt zeer nadrukkelijk het ambt der gelovigen als uitvoerend orgaan genoemd, terwijl voor het geval sub. 2, de gezinsverzorgster de mogelijkheid wordt open gelaten, dat de practische uitvoering wordt opgedra gen aan een vereniging of stichting, terwijl voor het geval sub. 1 het rapport Hofman er sterk op staat, dat de kerkelijk-maatschappelijke werkster speciaal staat in dienst van de kerk. Een tweede vraag, die hier nauw mee samenhangt, is, of deze taak, hetzij ambtelijk, hetzij via het ambt der gelovigen uitsluitend gereformeerd kerkelijk of ook wel interkerkelijk kan worden gezien. In dat gedeelte van het rapport-Hofman, waar zeer resoluut de mening wordt afgewezen, dat gezinsver zorging alleen bestaanrecht zou hebben in de steden en niet op het platteland, en waar het advies wordt gegeven provinciaal of classicaal over te gaan tot aan stelling van gezinsverzorgsters, waar dit locaal niet mogelijk is, dan kan getracht worden tot interkerke lijke samenwerking te komen. Of deze mogelijk zal zijn, hangt geheel af van de plaatselijke omstandighe den. Een conditie sine qua non is echter, dat bij sa menwerking de garantie bestaat, dat in onze gezinnen slechts positief-christelijke meisjes te werk worden ge steld zulks met het oog op de opvoeding der kinderen, en het geven van leiding in de gezinnen". Uw commissie kan hier volkomen mee instemmen. Op deze wijze wordt bovendien voorkomen, dat vele kleine groepen, die ieder voor zich niet in staat zijn haar taak op verantwoordelijke wijze te vervullen, dit werk toch kunnen entameren. Hierbij komt nog dat door het stichten van een niet- ambtelijk, inter-kerkelijk orgaan, te beter kan worden voldaan aan de voorschriften, die verbonden zijn aan het verkrijgen van subsidie van overheidswege. Wat deze subsidies betreft, kan Uw commissie zich conformeren aan de gedachtengang, gelijk die in het rapport-Hofman op blz. 15 en 16 zijn ontwikkeld. De keuze ligt hier slechts tussen de aanvaarding dezer subsidies of de stopzetting van deze zo noodzakelijke arbeid. Uw commissie meent Uw vergadering er op te moe ten wijzen, dat in die ressorten waar interkerkelijke samenwerking mogelijk is, geparticipeerd kan worden aan een eventuele „Stichting voor christelijke gezins zorg". Als bijlage van dit rapport is ter nadere kennis neming aan alle leden Uwe Synode toegezonden een „ontwerporganisatie voor de maatschappelijke zorg op het platteland van Walcheren", hetgeen voor an dere delen van onze provincie kan worden uitgebreid, of althans enige richtlijnen kan aangeven. Uw com missie spreekt hierbij uitdrukkelijk uit, dat zij niet met alles wat in dit rapport wordt gezegd zonder meer accoord gaat. Zij wil de kerken zelfs nadrukkelijk ad viseren dat in geval een dergelijke vorm van samen werking gezocht wordt, zodanige afspraken te maken dat de kerkelijk-maatschappelijke werkster in elk ge val verantwoording schuldig is en rapport van haar werkzaamheid uitbrengt aan de kerk(en). Samenvattende stelt Uw commissie Uw vergadering de volgende conclusies voor 1. Uit te spreken, dat voor de welstand van het kerkelijk leven en in verband met de vele acute moei lijkheden, de gezinsverzorging alle aandacht der ker ken verdient. 2. Dat het gewenst is, dat deze arbeid daadwerke lijk en met spoed ter hand te nemen, om te voorkomen dat op andere wijze hierin wordt voorzien, waarbij de kerken een goede controle op de gezinszorg zouden kunnen verliezen. 3. De kerken te adviseren ter voorkoming van ver snippering van krachten, daar waar het in verband met de geestelijke structuur der bevolking mogelijk is, de arbeid der gezinsverzorging interkerkelijk ter hand te nemen. 4. In verband met eventueel te aanvaarden subsi dies de kerken te wijzen op de mogelijkheid van het participeren aan een eventueel op te richten „stichting voor christelijke gezinszorg". 5. De kerken te adviseren een dergelijke vorm van samenwerking te zoeken, dat de kerkelijk-maatschap pelijke werkster in elk geval verantwoording schuldig is en rapport van haar arbeid uitbrengt aan de kerk(en). 6. Daar waar interkerkelijke samenwerking niet mogelijk of gewenst is, de kerken te adviseren hetzij locaal of interlocaal (classicaal) de taak der gezins zorg ter hand te nemen. Namens de commissie, de rapportèur, H. VELDKAMP. Dat is een ding, dat hoe langer hoe meer betekenis in je leven gaat krijgen. Als je zo'n jaar of drie, •vier bent, krijg je van een oom of tante zo'n aardig heidje present, als ze eens komen logeren. Mag je voor 't eerst mee naar de kerk, dan is de portemon naie een van de belangrijkste dingen naast het peper muntje en 't Psalmboekje, waar je weliswaar nog geen letter in lezen kunt, maar dat er toch bij hoort. De portemonnaie dient om de „kerkcenten" in te bewaren tot je ze uit je warme kinderhand laat rollen in de collectezak, dat onmisbare bestanddeel van onze kerk diensten. Een gewichtig moment is het als je munt stukje in de collectezak verdwijnt. Je hebt dan echt het gevoel, dat je toch qpk meedoet in de kerk. Anders wordt het met de portemonnaie, als er je zakcenten inglijden. Het kerkgeld ontving je alleen maar om het weg te geven. Maar met je zakgeld mag je binnen zekere grenzen zelf weten wat je er mee doet. Daarin komt al spoedig uit het verschil in karakter en houding t.o.v. het geld. De één is er zuinig mee en maakt zijn portemonnaie tegelijk tot spaarpot. Wat er in komt, gaat er maar heel moeilijk weer uit. 't Wordt sparen en nog eens sparen. Met een bepaald doel en zonder dat doel. De ander geeft het even gemakkelijk uit als 't ontvangen is onder het paroolgeld moet rollen. 'k Geloof, dat de laatste categorie onder 't menselijk geslacht van deze tijd 't meest vertegenwoordigd is. Je ziet ze tenminste allerwege op de straat rond de ijskarren of met een zakje patates frites hun best doen om van de zakcentjes af te komen. De snoeplust is in onze dagen nog steeds groot. Of dat nog altijd een compensatie moet heten van de magere oorlogsjaren, toen er niets te krijgen was, waag ik te betwijfelen. Wel houd ik mijn hart vast wat er straks van de huisgezinnen terecht moet ko men, waardoor de snoeplustige jongens en meisjes van nu, dan als huisvaders en -moeders het bestuur zullen hebben. Want dan eerst krijgt de portemonnaie volle betekenis. Tot het huwelijk of enige tijd daarvoor, wanneer er noodzakelijk gespaard moet worden, om toch over stoelen, tafel en bed te kunnen beschikken is de portemonnaie meer een speelding. Daarna wordt hij een ernstige werkelijkheid, die in vele opzichten het leven gaat beheersen. En dan opeens overdreven gaat beheersen. Wat wordt er met de portemonnaie dan een rekening gehouden 't Is vaak alsof er geen andere machten meer in de wereld zijn. De stand van de portemonnaie beheerst bij menigeen het levensgeluk en de levensrust. Dan komt de portemonnaie in con flict met het geloof. Want niet de portemonnaie, maar het geloof moet ons leven beheersen. Geloof dan in de zin van Gods kijk op ons leven, zoals wij daar in de Bijbel mee in aanraking komen. Dat gaat ons maar moeilijk af. Immers als de rekensom van de portemonnaie niet klopt, menen wij, dat wij verkouden zijn. Dan is alle uitkomst onmogelijk geworden, 't Is een duistere zaak, waarin geen licht meer te bespeuren is. Dat God boven de portemonnaie staat zijn wij ons niet meer bewust. Dat alles van Hem is en Hij met een enkel gebaar ons kan toeschikken (ook langs middellijke wegen) zoveel als wij nodig hebben, is ons ontgaan. Wij leven bij de portemonnaie en niet meer bij Gods zorg over ons leven. De portemonnaie komt in de plaats van God. Dan is 't fout. En is het zo niet fout in ons leven Ik meen, dat het nog altijd waar is wat God zegt, dat onze zorgen voor Hem zijn. Dat wij van het geld noch eten noch leven kunnen, maar dat alleen Gods zegen rijk maakt. Hoeveel ik verdien beslist dus niet over mijn levensgeluk, maar of God wat ik verdien, zegent. Dat wil niet zeggen, dat ik dus maar luieren kan. Dat ik niet alle middelen, ook de portemonnaie, gebruiken moet. Maar wij zijn daarvan niet afhan kelijk. Daarom moeten wij ook niet aan onze portemonnaie en deszelfs inhoud hangen. Dat zijn maar middelen om te kunnen leven en God te kunnen dienen. Ja, ook dat laatste. Daarom moeten wij vaak wat afstaan van het onze voor Gods dienst. En altijd weer blijkt de waarheid van het woord, dat ik onlangs, 'k weet niet meer waar, las de bekering is pas echt als die door gedrongen is tot de portemonnaie, maar als wij voor God en voor Zijn zaak graag onze beurs ontsluiten en dan niet denken met hoe weinig kan ik volstaan, maar hoeveel mag ik geven, zö dat onze blijmoedig heid uit de gave zelf openbaar wordt. 'k Geloof, dat op dat punt nog wel een beetje be kering nodig is onder ons. Onze houding tegenover de portemonnaie is vaak meer werelds, dan gelovig. Meer berekend dan vertrouwend. Want in de reken kunst zijn wij verder gevorderd dan in 't vertrouwen. En toch kunnen wij nooit zo rekenen, dat de som helemaal uitkomt. Maar in 't vertrouwen komt de som altijd uit. En toch altijd maar weer rekenen Dwazen, die wij zijn Zullen wij 't dan nooit leren te leven bij Gods Woord Met Zijn rijke beloften ook t.o.v. de portemonnaie zorgen Meer liefde tot God en minder tot de portemonnaie zal ons geen kwaad doen. Daartoe zullen wij God en de portemon naie weer ieder op hun eigen plaats moeten laten. Dat zal evenwicht brengen in ons doorgeslagen leven. Z. G.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1949 | | pagina 2